Les 14 – Genesis

Les 14 – GENESIS

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 14)

  1. Maak een lijst van de dingen, instellingen, enz, die in Genesis hun begin hebben. 
  2. Wat was de morele toestand van Adam en Eva vóór de zondeval?
  3. Wat was hun positie op de aarde?
  4. Werd de Wet der Tien Geboden aan hen gegeven?
  5. Welke zonde begingen zij?
  6. Wie zette hen daartoe aan?
  7. Welk bewijs hebben wij in het Nieuwe Testament dat de satan de verleider was?
  8. Hoe trachtten zij zich geschikt te maken om voor Gods aangezicht te verschijnen?
  9. Welk bewijs gaf Adam van zaligmakend geloof? (Zie Genesis 3:20).
  10. Op welke wijze beeldde God Zijn verlossingsplan aan Adam en Eva uit?
  11. Waarom werd Abels offer aangenomen en Kaïns offer verworpen? (Hebreeën 11:4).
  12. Kent de Schrift bloedeloze offers?
  13. Hoe kan het boek Genesis worden ingedeeld?
  14. Geef twee verzen die wijzen op de persoonlijkheid van God.
  15. Geef twee verzen die Zijn heerlijkheid bewijzen.
  16. Geef twee verzen die Zijn liefde voor de zondaar tonen.
  17. Wat was het eerste “algemene oordeel”?
  18. Waarom kwam dat oordeel?
  19. Welk verbond maakte God met Noach?
  20. Wat was het tweede algemene oordeel?
  21. Welk verbond maakte God met Abraham?
  22. Wie was Abrahams eerstgeborene?
  23. Wie was Abrahams erfgenaam?
  24. In welk opzicht waren deze twee kinderen typen?
  25. In welke opzichten is Izak een type van Christus?
  26. Vermeld het onderscheid tussen het aardse en hemelse zaad van Abraham.
  27. Tot welk van deze twee zaden behoort Izak?
  28. Tot welk van deze twee zaden behoort Paulus?
  29. Welke twee klassen van typen en profetieën betreffende Christus vinden wij in het Oude Testament?
  30. In welk opzicht is de zon een type van Christus?
  31. In welk opzicht is Adam een type van Christus?
  32. Geef de voornaamste oudtestamentische voorbeelden van het lam als een type.
  33. Hoe was de ark een type van Christus?
  34. Wie was Melchizedek?
  35. In welke opzichten was Jozef een type van Christus?

IN DEN BEGINNE (Genesis 1:1)

Het boek “Genesis” is het boek van het begin. Het woord zelf duidt dat al aan, want “genesis” betekent “wording” of “oorsprong”. Dit woord geeft de verhouding aan van het eerste Bijbelboek tot de andere Bijbelboeken. 

In Genesis worden alle dingen, zowel de stoffelijke als de morele, door directe openbaring, door illustratie of door typen tot hun oorsprong teruggevoerd. Genesis wordt wel eens de “Kiem van de Bijbel” genoemd, omdat alle belangrijke heilswaarheden daarin “in kiem-vorm” te vinden zijn. In de rest van de Bijbel komen de “kiem-waarheden” van Genesis tot verdere wasdom en bloei. Daarom is dit boek zo uitermate belangrijk!

In Genesis vinden wij niet alleen het begin van de schepping en van het plantaardig, dierlijk en menselijk leven, maar ook het begin van alle instellingen en verhoudingen in de menselijke samenleving. Zoals daar zijn:

  1. Het begin van het geschapen heelal – Genesis 1:1
  2. Het begin van de mens – Genesis 1:27
  3. Het begin van de sabbat – Genesis 2:2-3
  4. Het begin van het huwelijk – Genesis 2:22-24
  5. Het begin van de zonde – Genesis 2:16, 17 en 3:6, vgl. 1 Johannes 3:4 
  6. Het begin van offerande en verlossing – Genesis 3:21; Jesaja 61:10
  7. Het begin van profetie – Genesis 3:15
  8. Het begin van menselijke heerschappij – Genesis 9:1-6
  9. Het begin van de naties – Genesis 11
  10. Het begin van Israël (het uitverkoren volk) – Genesis 12:1-3

I. HISTORISCH

Het boek Genesis begint met het verslag over de schepping van het heelal, en de schrijver heeft voor dit verslag maar één enkele zin nodig: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde”. Eenvoudiger en korter kan het al niet! Hoe en wanneer God hemel en aarde geschapen heeft, wordt ons niet geopenbaard. We vinden slechts de vermelding van het blote feit dat God alle dingen geschapen heeft, hoe lang dat overigens ook geleden mag zijn.

Genesis 1:1 heeft betrekking op de oorspronkelijke schepping, die wij “oerschepping” noemen. Deze “oerschepping” werd door God tot stand gebracht in een ver verwijderd datumloos verleden, dat eventueel voldoende ruimte biedt voor al de geologische eeuwen, die volgens de moderne wetenschap gepasseerd zouden moeten zijn.

De hemel en de aarde van de oer-schepping zijn ten onder gegaan. Tussen de oer-schepping van Genesis 1:1 en de “woeste en ledige en duistere” aarde van vers 2 ligt een periode van onbekende lengte. De uitdrukking (letterlijk) “de aarde nu was (werd) woestheid en ledigheid en duisternis” is geen beschrijving van het voltooide scheppingswerk van vers 1.

Wij moeten ook op grond van o.a, 2 Petrus 3:5-7 concluderen, dat tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 een of andere grote pré-Adamitische catastrofe heeft plaats gehad, die de wereld in de verschrikkelijke chaotische toestand gebracht heeft, welke beschreven wordt door de woorden “woestheid en ledigheid en duisternis”.

Er zijn enkele aanwijzingen in de Schrift dat de ondergang van de oerschepping van Genesis 1:1 verband houdt met de morele val van de duivel en zijn engelen. Zie Ezechiël 28:1215 en Jesaja 14:9-14.

Deze ondergang wordt als oordeel door God in het Nieuwe Testament aangeduid als “de nederwerping der wereld”, volkomen ten onrechte vertaald met “grondlegging der wereld” (Mattheüs 13:35; 25:34; Lukas 11:50; Johannes 17:24; Efeze 1:4; Hebreeën 4:3; 9:26; 1 Petrus 1:20; Openbaring 13:8; 17:8).

Hoe het ook zij, het is ons wellicht niet toegestaan om in het verre, mysterieuze verleden dieper door te dringen. Wel wordt ons medegedeeld hoe God deze oude wereld – na die grote catastrofe – herstelde en in gereedheid bracht tot woonplaats voor de mens, en hoe Hij de mens schiep en hem op aarde stelde om zijn Maker te verheerlijken.

Vanaf vers 3 hebben wij een verslag van Gods werkzaamheid in “de zes dagen” om de “woeste, ledige en duistere” aarde te herstellen, te vernieuwen en bewoonbaar te maken voor de mens.

De geschiedenis begint met de komst en de verschijning van de mens op het wereldtoneel. In deze zin omvat het boek Genesis een periode van ongeveer 2500 jaren van menselijke geschiedenis. 

De tijd-indeling is als volgt:

  • Van Adam tot de Zondvloed – 1656 jaren
  • Van de Zondvloed tot de roeping van Abraham – 427 jaren
  • Van de roeping van Abraham tot de dood van Jozef – 286 jaren

De belangrijkste historische gebeurtenissen zijn:

  • De toebereiding van de woeste en ledige aarde voor organisch leven 
  • De schepping van de mens
  • Zijn val uit de staat van onschuld
  • Zijn verlossing door offers
  • Het Verbond met Adam
  • De zondvloed van Noach
  • Het Verbond met Noach
  • De roeping van Abraham
  • Gods verbond met Abram, Izak en Jakob
  • Het vertrek van de gehele Hebreeuwse familie naar Egypte.

    De moraal van deze lange geschiedenis is het droevig en hopeloos falen van de mens, onder welke omstandigheid hij ook leefde en onder welke verantwoordelijkheid God hem ook stelde. Het boek begint met de vermelding van de schepping van de mens in een paradijs van ongekende schoonheid en het eindigt met de veelbetekenende woorden: “een (lijk)kist in Egypte”.

II. BIOGRAFISCH

Van het grote aantal levensbeschrijvingen, die in dit boek voorkomen, zijn die van de volgende personen de belangrijkste: Adam, Eva, Kaïn, Abel, Henoch, Noach, Abraham, Sara, Izak, Ismaël, Jakob, Ezau en Jozef. U dient de geschiedenissen van deze aartsvaders en alle vermelde bijzonderheden en gebeurtenissen in hun levens zo nauwkeurig te bestuderen, dat u in staat bent om uit uw hoofd een uitvoerige levensbeschrijving van deze mensen te geven.

III. ANALYTISCH

Wij kunnen het boek Genesis verdelen in vijf delen:

  1. De schepping – 1:1-2:25
  2. De val, het oordeel en de verlossing – 3:1-4:7
  3. De geschiedenis der twee zaden, Kaïn en Seth, tot de zondvloed – 4:8-7:24 
  4. Van de zondvloed tot Babel – 8:1-11:9
  5. Van de roeping van Abraham tot de dood van Jozef – 11:10-50:26

IV. GEESTELIJK

We treffen weinig expliciete leerstellige waarheden in het boek Genesis aan. De waarheid Gods wordt ons geopenbaard in typen, beloften en handelingen.

  1. U dient bijzondere aandacht te schenken aan die gedeelten die de persoonlijkheid van God illustreren. Zijn eeuwigheid, heiligheid, macht, weldadigheid, wil, haat jegens de zonde, liefde voor de zondaar.
  2. Volg nauwkeurig de lijn van de Messiaanse beloften: Genesis 3:15; 12:3; 17:15, 16; 21:12; 22:18; 25:23; 28:13,14; 49:10.
  3. Bestudeer zorgvuldig het Abrahamitisch Verbond, dat bevestigd werd aan Izak en Jakob. Genesis 12:1-3; 13:14-17; 15:1-6; 17:2-22; 22:15-18; 28:10-14.

In dit verband vinden wij de volgende beloften:

  1. Aardse zegeningen – een land, rijkdom, beschaving, enz.
  2. Een aards zaad, even talrijk als het “stof der aarde” (13:16; Johannes 8:33, 37).
  3. Een hemels zaad, even talrijk als “de sterren des hemels” (15:5).
    Vervuld in alle tegenwoordige gelovigen
    (Romeinen 2:28, 29; 4:16; Romeinen 9:6-8; Galaten 3:29).
  4. Geestelijke beloften, zoals “Ik zal u zegenen … en tot een zegen stellen”.
  5. De belofte van de Messias, die volgens andere Schriftgedeelten in een bijzondere verhouding zal staan, enerzijds tot het aardse zaad van Abraham en anderzijds tot zijn geestelijk zaad.

Opmerking:
De algemeen voorkomende leer dat Israël voor eeuwig is terzijde gezet, omdat zij hun Messias verworpen hebben, en dat de Christenen sindsdien en voor eeuwig de erfgenamen van de Joodse beloften zijn, mist elke Bijbelse grond. Israël heeft als volk een geheel eigen plaats in Gods heilsplan en gaat als zodanig nog een grote en wonderbare toekomst tegemoet.

De Christenen, als het hemels zaad van Abraham, mogen aanspraak maken op de geestelijke zegeningen die God aan Abraham heeft beloofd. De Gemeente heeft, als het lichaam van Christus, ook haar eigen positie in Gods heilsplan en daarom tevens haar eigen beloften en toekomst. Ze wordt in de oudtestamentische geschriften niet expliciet gevonden, en was voor die mensen en in die eeuwen verborgen in God (Efeze 3:5, 9, 10; Romeinen 16:25; Kolossenzen 1:26, 27).

V. TYPOLOGISCH

Het boek Genesis is zeer rijk aan “typen”. Wij geven hieronder een lijst van de voornaamste typen.

1. Typologische personen

Adam – type van Christus
Eva – type van de Gemeente uit Christus
Kaïn en Abel – vleselijk tegenover geestelijk = religie tegenover geloof 
Henoch – type van de komende opname en verheerlijking van de Gemeente 
Noach – type van het toekomstige overblijfsel van Israël
Lot – type van een wereldsgezinde gelovige
Melchizedek – type van Christus als Priester-Koning
Hagar en Sara – Wet tegenover Genade
Ismaël en Izak – Vlees tegenover Geest = slavernij tegenover vrijheid 
Abraham – type van de Vader
Izak – type van de Zoon
Eliëzer – type van de Heilige Geest
Rebekka – type van de bruid
Jozef – type van Christus in Zijn vernedering en verhoging

2. Typologische zaken en gebeurtenissen

De Zon – type van Christus
De Maan – type van de Gemeente/Israël
De Sterren – typen van de heiligen
De Zeven – dagen typen van de bedelingen
De Sabbat – type van geestelijke rust
Rokken van vellen – type van toegerekende gerechtigheid 
Abels Lam – type van Golgotha
De Zondvloed – type van oordeel
De Zondvloed – type van wedergeboorte (1 Petrus 3:21)
De Ark – type van Christus en de Gemeente
De Raaf – type van de oude natuur
De Duif – type van de nieuwe natuur = Heilige Geest 
Vuur van Sodom – type van het laatste oordeel
De Ram (22) – type van Christus als Plaatsvervanger 
Egypte – type van de wereld

In al deze typen liggen waarheden verborgen, die u nauwkeurig dient te bestuderen. Wij willen hier slechts volstaan met te wijzen op enkele opvallende typen van Christus.

IV. TYPEN VAN CHRISTUS

Onze Heer Zelf heeft ons de sleutel gegeven voor alle Christologie (leer over de Persoon van Christus) in het Oude Testament. In Zijn gesprek met de Emmaüsgangers (Lukas 24:27-44) verdeelde Hij “hetgeen over Hem geschreven was” in twee groepen:

  1. wat geschreven was over Zijn lijden;
  2. wat geschreven was over Zijn heerlijkheid.

De apostel Petrus zegt ons dat de Geest van Christus in de oudtestamentische schrijvers “getuigde van (1) het lijden, dat op Christus komen zou en (2) de heerlijkheid daarna volgende” (1 Petrus 1:11). Wij mogen dus verwachten in “al de Schriften” zowel een lijdende Christus als een verheerlijkte Christus te zullen vinden; een Christus, vernederd en verworpen, en een Christus, verhoogd en verheerlijkt.

De typen van Christus zullen wij behandelen in de volgorde, zoals zij in Genesis voorkomen; u dient daarbij zelf uit te maken, tot welke van bovengenoemde groepen zij behoren. Tevens dient u de daarbij behorende nieuwtestamentische Schriftplaatsen zelf op te zoeken.

1. Christus, het Licht der Wereld – Genesis 1:3

2. Christus, de Zon der gerechtigheid – Genesis 1:16; vgl. Maleachi 4:2.

Opmerking:
Christus zal als de “Zon der gerechtigheid” verschijnen in Zijn wederkomst. Moreel bevindt de wereld zich thans in de toestand tussen Genesis 1:3 en Genesis 1:16. De zon werd nog niet gezien, maar het licht was er. Ook Christus wordt in deze tijd niet gezien, maar het licht is er door het Evangelie. Het “kleine licht”, de maan, is een duidelijk type van de Gemeente, want zoals de maan in de nacht het licht van de zon weerkaatst, zo weerkaatst de Gemeente in de nacht van deze wereld het licht van Christus.

De “sterren” zijn typen van de persoonlijke heiligen, die gesteld zijn tot “lichten in de wereld” (Filippenzen 2:15, 16). In de wereld is het vandaag nacht. Maar in die nacht laten de gelovigen hun licht schijnen door hun getuigenis.

3. Christus, de laatste Adam, de Tweede Mens, voorafgeschaduwd in de eerste mens, Adam – Genesis 1:27-28; 2:7-15

Zoals Adam het hoofd van de oude schepping is, zo is Christus het Hoofd van de nieuwe schepping. Alle mensen zijn óf “in Adam” óf “in Christus” – 1 Korinthe 15:22, 45-477; Romeinen 5:12-19.

4. Christus, de Gerechtigheid Gods – Genesis 3:21

In de Schrift is een “kleed” telkens weer een symbool van “toegerekende gerechtigheid” – Jesaja 61:10; 64:6; Job 29:14; Openbaring 19:7, 8, enz. Eer de schuldige naaktheid van Adam en Eva bekleed kon worden met “rokken van vellen”, moest eerst het leven van een onschuldig dier geofferd worden.Wij hebben hier een duidelijke heenwijzing naar het plaatsvervangend lijden en sterven van Christus als Losser.

Een andere heenwijzing naar het lijden van Christus vinden wij in de Messiaanse belofte, de zogeheten moederbelofte: “Gij zult het de hiel vermorzelen” – Genesis 3:15.

5. Christus, het Lam Gods – Genesis 4:4

Dit is het steeds weer terugkerende type van het plaatsvervangend lijden en sterven van de Messias. In de volgende Bijbelboeken zullen wij voortdurend het lam vinden als een type van “het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt” (Johannes 1:29). Een lam is een passend symbool voor de onschuld en de zondeloosheid van de Heere Jezus (Jesaja 53:7; Lukas 23:9; 1 Petrus 1:19; Openbaring 5:12, 13).

6. Christus, de Ark des Behouds voor Zijn volk – Genesis 6:1-8:16; Hebreeën 11:7

Strikt genomen spreekt dat Schriftgedeelte over de bewaring in de “Grote Verdrukking” (Mattheüs 24:21, 22) van het overblijfsel van Israël, dat zich tot de Heere bekeren zal, nadat de Gemeente (waarvan Henoch een type is), opgenomen is, om de Heer tegemoet te gaan. Zoals Henoch vóór de zondvloed werd opgenomen, zo zal ook de Gemeente vóór “de Grote Verdrukking” worden opgenomen (Genesis 5:22-24; 1 Thessalonicenzen 4:15-17; Hebreeën 11:5; Jesaja 2:10, 11; 26:20, 21).

Maar de ark is als type ook van toepassing op de tegenwoordige positie van de gelovige “in Christus” (Efeze 1 en 2). Wij vestigen er uw aandacht op dat het woord, vertaald door “bepekken” in Genesis 6:14 hetzelfde woord is, dat in Leviticus 17:11 vertaald is door “verzoenen”. Het Hebreeuwse woord is “kafar” en betekent letterlijk “bedekken”. Het is door verzoening dat wij bewaard worden voor de wateren des oordeels en dat onze positie “in Christus” zo veilig en zeker is.

7. Christus, Priester naar de ordening van Melchizedek – Genesis 14:18-20; Hebreeën 7

Dit type is alleen van toepassing op het priesterlijk werk van Christus in de opstanding, omdat Melchizedek “na het slaan der koningen” de beelden van nieuw leven voortbrengt: brood en wijn.

De uitdrukking “naar de ordening van Melchizedek” (Hebreeën 6:20, enz.) wijst op de onveranderlijkheid en onvergankelijkheid van Christus’ priesterschap. Het Aäronitische priesterschap werd telkens weer onderbroken door de dood van een hogepriester. Christus is Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, wat betreft de onvergankelijkheid van Zijn priesterschap; maar Hij is Hogepriester naar het voorbeeld van Aaron, wat betreft Zijn tegenwoordig priesterlijk werk “in het ware heiligdom” (d.i. de hemel zowel als het Nieuwe Verbond – Hebreeën 9) ten behoeve van Zijn volk. Bovendien was Melchizedek zowel Priester als Koning en derhalve een passend type voor de grote Priester-Koning Jezus Christus.

Dat Melchizedek niemand anders was dan de Heer Zelf, blijkt in elk geval uit wat over Hem gezegd wordt in Hebreeën 7. Maar het is natuurlijk ook de enige verklaring voor het feit dat Abraham Hem tienden gaf (Genesis 14:20) en zich daarmee aan Hem onderwierp.

8. Christus, de gehoorzame Zoon, voorafgeschaduwd in Izak – Genesis 21 en 22.

Nimmer lezen wij van Izak dat hij iets deed uit eigen wil of op eigen initiatief. Het was zijn vader, Abraham, die zijn levensloop bepaalde. Zie Johannes 5:30; 6:38. De belangrijkste kenmerken van dat type zijn:

1) In zijn geboorte was Izak een type van Christus

  1. Hij was lang tevoren beloofd. 
  2. Hij werd lang en vurig verwacht. 
  3. Hij werd op bovennatuurlijke wijze geboren (uit de onvruchtbare).
  4. Hij was de eniggeboren Zoon der belofte.
  5. Zijn naam werd reeds vóór zijn geboorte bepaald. 

2) In zijn offer was Izak een type van Christus

  1. De vader offerde zijn enige zoon (vgl. Jesaja 53:10). 
  2. Izak was evenals de Heere Jezus gehoorzaam tot de dood. 
  3. Izak droeg evenals de Heere Jezus het hout naar de plaats van het offer.

3) Izak werd (bij gelijkenis) zoals Jezus uit de doden opgewekt – Hebreeën 11:19

4) Beiden verwierven zich een bruid – Genesis 24

9. Jozef als beeld van Christus

Dat Jozef een type van buitengewone schoonheid is, dat heen wijst naar de vernederde en de verhoogde Heiland, wordt door iedere Bijbelkenner erkend.

1) Jozef, de geliefde zoon

  1. Geliefd door de vader – Genesis 37:3 vgl. Mattheüs 3:17; Kolossenzen 1:13 
  2. Geëerd door de vader – Genesis 37:3 vgl. Johannes 5:37; 3:35 
  3. Neemt de eerste plaats in Gods plannen in – Genesis 37:5-11; Hebreeën 1:2; Efeze 1:9-10
  4. Boodschapper van de vader – Genesis 37:13-14; vgl. Jesaja 42:1; Lukas 4:18; Hebreeën 1:1-2

2) Jozef, de verworpen slaaf 

  1. Gehaat door zijn broers – Genesis 37:4. vgl. Johannes 15:25 
  2. Verkocht door zijn broers voor 20 zilverlingen – Genesis 37:27-28; vgl. Mattheüs 27:9 
  3. Lijden en beproeving – Genesis 37:23, 24; 42:21; Genesis 39:7, 12, 20 
  4. Dood (in voornemen en in beeld). Jozef werd als dood beschouwd – Genesis 37:31-34; 42:13,18; 44:20 Zo stierf Christus in werkelijkheid voor ons.

(3) Jozef, de verheerlijkte Redder 

  1. Verheerlijkt als de wijsheid en de kracht Gods tot behoud.
    Zie Genesis 41:38, 39 en Jozefs nieuwe naam (41:45).
    Hij voorziet de wereld van brood (41:57).
    Hij regeert het land (41:40; 47:14-26).
    Zo ook Christus (1 Korinthe 1 :24; Hand.5:31; Johannes 6:51; 5:22). 
  2. Verheerlijkt aan de rechterhand van de Troon;
    Zie Genesis 41:39-44; Vgl. Efeze 1:20; Hebreeën 1:3). 
  3. Verheerlijkt onder zijn broers – zie Genesis 42:6; 43:26.
    Hij wordt de behouder van Israël (47:11, 12).
    Hij vervult Gods wonderbaar plan (45:5-19)
    Dit alles is van toepassing op Christus (Openbaring 1:7; Jeremia 23:5, 6; Efeze 1:9, 10).

IV. AUTEURSCHAP

De uitdrukking “ele toldoth” komt in Genesis 11 maal voor, en wordt vertaald met “dit zijn de geboorten”; “dit is … geslacht” (5:1); “dit zijn de geschiedenissen” (37:2).

De handboeken geven als betekenis van “toldoth”: geschiedenis of voortbrengsel. In onze Bijbels wordt de uitdrukking beschouwd als het opschrift boven wat volgt, maar in werkelijkheid is het de onderschrijving of ondertekening van het voorafgaande. Genesis 37:2 zegt: “Dit zijn de geschiedenissen van Jakob”, maar wat volgt is de geschiedenis van Jozef! De uitdrukking “ele toldoth van Jakob” is daarom de afsluiting van de geschiedenissen, zoals opgetekend onder de verantwoordelijkheid van Jakob. Daardoor ontstaat een natuurlijke indeling van het boek, volgens onderstaand schema:

DEEL 1: de Heer zelf 1:1-2:4a

Het “1e scheppingsverhaal”.
De Godsnaam Elohim. Wegens afwezigheid van de Naam is de afsluiting blijkbaar geschreven of geciteerd door de Heer Zelf. Zon en Maan hebben nog geen namen.

DEEL 2: Adam 2:4b-5:1a
Begint met noemen van de “afstammelingen” van God.
Begint met het “2e scheppingsverhaal”, waarin de dingen benoemd worden.
De Godsnaam Jehovah. Besluit met de achtste generatie: Jabal, Jubal, Tubal Kaïn.
Deze generatie leefde kort voor Adams dood!

DEEL 3: Noach: 5:1b-6:9a
Begint met afstammelingen van Adam; dood van Adam. 
Eindigt met de geboorten van Sem, Cham en Jafeth: 5:32 
Eindigt met noemen van de verwording van de mens.

DEEL 4: Zonen van Noach: 6:9b-10:1
Begint met afstammelingen van Noach.
Begint met herhaling laatste zin van deel 3 (6:8, 9). 
Zondvloed-geschiedenis. Eindigt met de dood van Noach.

DEEL 5: Sem: 10:2-11:10a
Begint met de afstammelingen der zonen van Noach tot de 5e generatie.
Sem overleefde de laatst genoemde generatie (zonen van Joktan).
Eindigt met de torenbouw van Babel en verwording van de mens.
(Let ook op 10:19: Sodom en Gomorra waren in de dagen van Mozes al verwoest!)

DEEL 6: Terah: 11:10b-27a
Begint met afstammelingen van Sem.
Dood van Sem. Eindigt met geboorte van Abram, Nahor en Haran.
Terah leefde tot Abram 75 jaar oud was (11:32; 12:4).
Indien hij 11 jaar langer geleefd had, zou hij Ismaëls geboorte beschreven kunnen hebben. Nu echter niet. Dit deel eindigt dus kort voor de dood van Terah!

DEEL 7: Ismaël: 11:27b-25:12 

Begint met afstammelingen van Terah (11:27b); dood van Terah. Volledige geschiedenis van Abraham. Eindigt met de plaats van afsluiting 25:11. Let op: 

14:2 – Bela, dat is Zoar 
14:3 – Het dal Siddim, dat is de Zoutzee 
14:7 – En-Mispat dat is Kades 14:8 Bela, dat is Zoar 
14:15 – Hoba, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus 
14:17 – Het dal Schave, dat is het Koningsdal 
16:14 – Lachai-Roi.. tussen Kades en Bered 
23:2 – Kirjath-Arba, dat is Hebron in Kanaän (Wist Israël niet dat Hebron in Kanaän lag?) 
23:19 – Machpela-Mamre-Hebron-Kanaan (Zie commentaar 23:2) 

Deze toevoegingen moeten dus buiten Kanaän geschreven zijn. De eerstgenoemde oude namen komen alleen hier voor! De nieuwere namen als commentaar van Mozes.

DEEL 8: Izak: 25:13-19a
Begint met afstammelingen van Ismaël (25:13).
Dood van Ismaël (57 jaar voor de dood van Izak!). Izak leefde lang genoeg om de genoemde afstammelingen van Ismaël geboren te zien worden. Eindigt dus kort voor de dood van Izak.

DEEL 9: Ezau: 25:19b-36:1 
Begint met afstammelingen van Izak; Geschiedenis van Jakob; Eindigt met dood van Izak (35:29). Let op: 35:19 Efrath, dat is Bethlehem.

DEEL 10: Ezau: 36:3-9 
Kort Postscriptum van Ezau en verdere geschiedenis van Ezau. Eindigt met “Ezau is Edom” en plaats van afsluiting.

DEEL 11: Jakob: 36:10-37:2a
Bevat de afstammelingen van Ezau en verdere geschiedenis van Ezau door Jakob. Eindigt net als deel 10 met Ezau = Edom en met plaats van afsluiting.

DEEL 12: Mozes?: 37:2-Eind. 
Geschiedenis van Jozef.

Hoewel het boek de sporen draagt van redactioneel werk, dat moet worden toegeschreven aan Jozef en Mozes, en wellicht in laatste instantie aan Ezra, is Genesis dus oorspronkelijk geschreven door tijdgenoten die schreven uit persoonlijke ervaring en uit de eerste hand. Alle delen eindigen inderdaad vóór de dood van de genoemde personen.



Naar Les 15 – Exodus