Les 21 – De Richteren en Ruth

Les 21 – DE RICHTEREN EN RUTH

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 21)

  1. Hoelang duurde de derde periode van Israëls geschiedenis? 
  2. Welke regeringsvorm was er onder Israël gedurende deze periode? 
  3. Wanneer zal deze regeringsvorm hersteld worden? 
  4. Wanneer begonnen “de tijden der heidenen” en wanneer zullen zij eindigen? 
  5. Wat was de algemene toestand van Israël gedurende de derde periode? 
  6. Wat was de eerste oorzaak van die toestand? 
  7. Waarmee correspondeert dit in onze christelijke ervaring? 
  8. Wat zijn de geschiedenisbronnen van deze tijd? 
  9. Wat is het sleutelvers van het boek Richteren? 
  10. Noem de namen van de Richteren. 
  11. In welk opzicht is Samgar een type van Christus? 
  12. Welke typologische elementen bevat het lied van Debora? 
  13. Waarvan is Abimelech een type en in welke opzichten? 
  14. Wat is het sleutelvers van het boek Ruth? 
  15. In hoeverre is Simson een type van Christus? 
  16. Waarvan zijn Boaz en Ruth een type? 
  17. Waarvan zijn “Zulk Een” en Orpa een type?

DERDE PERIODE – DE RICHTEREN

Deze periode begint bij de dood van Jozua en eindigt bij de verkiezing van Saul tot koning over Israël en omvat ongeveer 450 jaren. De apostel Paulus, sprekend in de Joodse synagoge te Antiochië, zinspeelt op dit richteren-tijdperk met de volgende woorden: “En zeven volken uitgeroeid hebbende in het land Kanaän, heeft Hij hun door het lot het land derzelve uitgedeeld. En daarna omtrent vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij hun rechters, tot op Samuël, de profeet” (Handelingen 13:19, 20).

Het regeringskarakter tijdens deze periode wordt het duidelijkst omschreven in 1 Samuël 8:7; 10:18, 19. Vanaf de “Exodus” uit Egypte tot aan koning Saul was de regeringsvorm van Israël een theocratie (d.i. Godsregering). Jehovah was de Koning van Zijn volk. Hij oefende Zijn gezag over het volk uit door Mozes, Jozua en de Richteren, van wie de laatsten een bijzonder karakter droegen: Eli was een priester-richter en Samuël een profeet-richter.

Na de richterentijd zette de Heer Zijn theocratische regering over Israël voort door middel van koningen. Gedurende het toekomstige duizendjarige Rijk zullen de richteren over Israël weer worden hersteld (vergelijk Jesaja 1:26; Mattheüs 19:27, 28), hoewel de Heere Jezus als de Zoon van David, dan een zichtbaar Koning zal zijn. Hosea 3:4, 5; Ezechiël 37:21-28; Lukas 1:32, 33; Handelingen 15:14-17.

Met de Babylonische ballingschap verdween de theocratie over Israël (het volk werd verbannen en Jeruzalem verwoest) en begonnen “de tijden der heidenen” (de heerschappij van heidense wereldmachten, waarbij Jeruzalem “door de heidenen vertreden” wordt). Deze “tijden der heidenen” (Lukas 21:24) zullen voortduren tot aan de wederkomst van Christus op aarde. Gedurende deze tijd van heidense overheersing bestaat de regering van God op aarde slechts uit de voorzienige besturing van bepaalde gebeurtenissen, heerschappijen en overheden. 

Dit wordt het duidelijkst geïllustreerd in het boek Esther. God wordt niet éénmaal in dat merkwaardige boek genoemd, maar werkt niettemin achter de schermen voor de bewaring en het behoud van Zijn volk in ballingschap. Deze bedekte werkzaamheid van God is karakteristiek voor de tegenwoordige bedeling. Zie ook Daniël 2:37, 38; Romeinen 13:1-7.

Deze derde periode wordt gekenmerkt door onenigheid, verdeeldheid en verwarring. De kwade gevolgen van hun ongehoorzaamheid, om de inwoners van Kanaän uit te roeien en te verdrijven, werden openbaar zodra de sterke hand van Jozua niet meer werd gevoeld.

De stammen vervielen tot afgoderij en werden daarvoor gestraft door onderwerping aan vreemde machten. Hun bevrijdingen kwamen tot stand door de “richteren”, die God uit het volk verwekte. Voor zover wij kunnen nagaan, heeft tot aan Eli niet één richter over het gehele volk geheerst. De enig-mogelijke uitzondering is misschien Debora (Richteren 4:5).

De bronnen van de geschiedenis van deze periode zijn de boeken Richteren, Ruth en 1 Samuël 1-12.

A. HET BOEK RICHTEREN

Dit boek is het droevig verslag van het falen van het verbondsvolk van God in het beloofde land. Het beschrijft de afval en de gevolgen van Israëls afval van Jehovah, hun God. Het schildert ons de donkere middeleeuwen van Israël en het doet ons het verband zien tussen de afval van God en de ellende, die daaruit noodzakelijkerwijs voortvloeit.

Het sleutelwoord is: “kwaad” (14 maal). 

Het sleutelvers is Richteren 17:6 “Ieder deed wat recht was in zijn ogen”. Het boek dankt zijn naam aan de personen, genaamd “richteren”, wiens grote daden daarin worden vermeld.

I. HISTORISCH

U dient wel te bedenken dat in het boek Richteren geen ordelijke en aaneengesloten geschiedenis van het volk te lezen is. Gedurende de gehele periode die het boek beschrijft, treden veeleer de afzonderlijke stammen dan het gehele volk op de voorgrond. Niettemin is het evenals het boek Jozua, een betrouwbaar verslag van een reeks historische gebeurtenissen.

II. BIOGRAFISCH

Vanzelfsprekend zijn het de “richteren” die in dit Bijbelboek bijzonder op de voorgrond treden. Wij kunnen hen misschien het beste beschouwen als “stamhoofden”, op wie de Heere de nood van Israëls afval en verdrukking heeft gelegd. Zij waren in zekere zin de geestelijke voorvaders van de latere profeten, d.w.z. in de eerste plaats patriotten en verder godsdienstige hervormers, omdat nationale welvaart en veiligheid direct afhankelijk waren van getrouwheid en gehoorzaamheid aan de Heer.

Geschiedenis der richteren
Er worden in totaal 13 richteren genoemd, maar de indringer Abimelech, die niet door God verwekt was, telt niet mee, zodat er dus 12 richteren overblijven – evenveel richteren dus als er stammen in Israël waren. Van deze twaalf schijnen er vijf geregeerd te hebben in tijden van vrede; de overblijvende zeven waren zowel bevrijders als richters, die Israël bevrijd hebben van de zeven grote verdrukkingen door hun vijanden.

In het boek Richteren is sprake van: zeven afvallen, zeven verdrukkingen door zeven vijanden en zeven bevrijdingen door zeven richteren.

OVERZICHT DER RICHTEREN

Nr.NaamBijzonderhedenVijandTijd/jaarRichteren
1OthniëlBloedverwant van Kaleb Mesopotamië83:7-11
2EhudLinkshandig Moabieten183:12-30
3SamgarGebruikte een ossenstokFilistijnen
3:31
4DeboraEnige vrouwelijke richterKanaänieten204 en 5
5GideonVroeg om een tekenMidianieten76 t/m 8

Abimelech(broedermoordenaar9
6Thola10:1, 2
7Jaïr30 zonen, 30 steden10:3-5
8JefthaVoorbarige belofteAmmonieten1811
9Ebzan12:8-10
10Elon12:11, 12
11Abdon12:13-15
12SimsonSterkste man, NazireeërFilistijnen4013 t/m 16

III. INDELING

  1. Inleiding- Nalatigheid en oordeel Richteren  1 en 2 
  2. De geschiedenis van de twaalf richteren Richteren  3 t/m 16
  3. Dubbel aanhangsel Richteren 17 t/m 21
    Afgoderij (Dan) Richteren 17 en 18
    Immoraliteit en burgeroorlog (Benjamin) Richteren 19 t/m 21

IV. GEESTELIJK 

Het is een somber refrein, dat ons in het eerste hoofdstuk in de oren klinkt:

“Manasse heeft de inwoners van Beth-Sean niet verdreven” (vs. 27). 
“Zebulon heeft de inwoners van Kitron niet verdreven” (vs. 30). 
“Aser heeft de inwoners van Acco niet verdreven” (vs. 31).
“Naftali heeft de inwoners van Beth-Semes niet verdreven” (vs. 33).

Een bittere historie van zonden uit nalatigheid. Israël was ongehoorzaam aan Gods bevel; want God had hen nadrukkelijk en herhaaldelijk bevolen om de inwoners van het land uit te roeien. Zie Exodus 23:32, 33; 34:12-15; Deuteronomium 7:2; Jozua 23:12. Hij had hen tevens gewezen op de ernstige gevolgen, die de gespaarde vijanden voor Israël zouden hebben en het groot gevaar dat ze zouden opleveren.

“Maar indien gij de inwoners des lands niet voor uw aangezicht uit de bezitting zult verdrijven, zo zal het geschieden, dat, die gij van hen zult laten overblijven, tot doornen zullen zijn in uw ogen en tot prikkelen in uw zijden en u zullen benauwen op het land, waarin gij woont.” – Numeri 33:55.

Op die waarschuwingen van God heeft Israël niet gelet en daarom heeft God Zijn bedreigingen vervuld.

1. We zien in hoofdstuk 1:27-36 de toenemende verachting en afval beschreven:

  1. De Kanaänieten slaagden erin om in die streek te blijven wonen (vs. 27). De Kanaänieten moesten dood zijn en dus geen plaats meer hebben. 
  2. De Kanaänieten werden “niet verdreven” (vs. 28). 
  3. De Kanaänieten werden “cijnsbaar” gemaakt (vs. 30). Een dode kan geen cijns betalen. 
  4. De Kanaänieten woonden in het midden van Efraïm en Zebulon (vs. 29, 30). 
  5. De Aserieten woonden te midden der Kanaänieten, Naftali eveneens (vs. 32, 33). 
  6. Dan werd reeds door de Amorieten teruggedreven in het gebergte, en mocht zelfs in het dal niet meer komen (vs. 34). Spaar de vijand en hij zal u weldra in het woeste gebergte terugdrijven.

2. Wij zien hier de eigen-willige godsdienst afgebeeld. God had van het ten dele uitroeien, het terugdrijven en de cijns niets gezegd. De eigen-willige godsdienst wil altijd schipperen met Gods wil en tornen aan Zijn Woord. Het zal wel bijzonder strelend voor het Israëlitisch gemoed geweest zijn, om de vijand te doen dienen onder schatting en een flinke tol van hem te trekken. Voordelig ook trouwens! Maar dit was niet naar de geopenbaarde wil van God.

3. De jammerlijke gevolgen van de ongehoorzaamheid aan Gods Woord blijven nimmer uit. Langzaam maar zeker overvleugelde de gespaarde vijand Israël. Maar dat is nog het ergste niet. De toorn Gods ontsteekt steeds over de ongehoorzaamheid en de zonde van het compromis.

In de hoofdstukken 2 en 3 zien wij de geleidelijke achteruitgang van het volk van Israël:

  1. Israël sluit verbonden met de Kanaänieten (Richteren 2:2)
  2. Gemengde huwelijken (Richteren 3:5, 6)
  3. Israël dient de afgoden der heidenen (Richteren 2:13; 3:7)
  4. Gevolg: vernederende onderdrukking en slavernij (Richteren 2:14, enz.)
    De geestelijke toepassing van dat alles voor ons vinden wij in 2 Korinthe 6:17, 18.

Boven het boek Richteren zou als leidraad voor zijn geestelijke betekenis geschreven kunnen worden het bekende woord van Zacharia: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de Heere der heirscharen”” (Zacharia 4:6).

Niet één van de gekozen bevrijders had iets waardoor hij in het vlees kon roemen. De komaf en positie van de richteren was over het algemeen niet erg hoog en vooraanstaand. Elk van de klassen – genoemd in 1 Korinthe 1:27-28 – vinden wij onder de richteren. Wij denken hierbij nog aan het woord van Christus tot Paulus: “Want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.” (2 Korinthe 12:9).

V. TYPOLOGISCH

Niet weinig zijn de schaduwbeelden van dit merkwaardige boek. Elke richter, die tevens verlosser is, is in meerdere of mindere mate een type van de komende Rechter en Verlosser Jezus Christus. Als wij dit bij de bestudering van dit boek voor ogen houden, dan begint in dit sombere geschrift voor ons alles te ritselen van de toekomstige Verlosser, Die uit Sion zal komen om de goddeloosheid af te wenden van Jakob (Romeinen 11:26).

Wij kunnen hier niet bij elke richter stilstaan om de typologische lering vast te stellen. leder kan dat voor zichzelf doen. Wij beperken ons hier tot de volgenden:

1. Othniël – Richteren 1:12-15; 3:7-11
Othniël was de eerste richter en een wonderbaar type van Christus.

  1. Zijn naam betekent “mijn kracht is God”, of “leeuw Gods”. Verder wordt hij in het derde hoofdstuk “verlosser” genoemd. Hij was de leeuw Gods uit Juda’s stam. Dit alles is eveneens waar van de volkomen Verlosser, onze Heer Jezus Christus.
  2. Hij was een man van buitengewone moed en dapperheid. De oude Kaleb was zeer dapper en zelfs voor de reuzen van Enak niet bang; maar de stad Kirjath-Sefer, de boekenstad of stad der geleerden, was hem te machtig.
    De wereldwijsheid zat daar opgehoopt en die is soms nog sterker en altijd gevaarlijker dan de wereldmacht. Bovendien was Kaleb een bejaard man, zodat hij zijn dochter belooft aan de man die deze stad inneemt. Christus overwint beide, de wereldmacht en de wereldwijsheid.
  3. De leeuw Gods, Othniël, een neef van Kaleb, verricht deze heldendaad. En dus verwierf hij zich langs de weg van onverschrokken strijd en overwinning een vrouw. Zo zal ook Christus door strijd en lijden zich een vrouw verwerven.

2. Samgar – Richteren 3:31
Het was een verschrikkelijke tijd in de dagen van Samgar. Debora zingt ervan en zegt dat de wegen ophielden: “En wie op weg moesten zijn, gingen kronkelende zijpaden” (Richteren 5:6). De reizigers waren vanwege de vijanden lang niet veilig op de heirbanen en maakten uit vrees voor de vijand een lange omweg langs kronkelende wegen, maar Samgar sloeg 600 Filistijnen met een ossenstok en verloste Israël. Wij hebben hier een duidelijk type van de enige Verlosser, als wij letten op het volgende:

  1. Christus vond een ellendig volk, dat door de vijand benauwd en belaagd werd, en dat op kronkelende paden wandelde. Israël werd verdrukt door de Romeinen en deze waren niet minder wreed dan de Filistijnen.
  2. Christus zal in Zijn toekomst alle antisemitische vijanden verslaan en Zijn volk verlossing, rust en veiligheid geven.
  3. Samgar was blijkbaar een ossenhoeder, een man van weinig aanzien en ook de grote Verlosser is arm geworden, maar zal door Zijn armoede Israël eenmaal rijk en gelukkig maken.
  4. Samgar versloeg de vijand met een stok. Deze stok was wellicht afgesneden en dood, maar levend en krachtig in de hand van de richter. Juist door middel van deze dode stok gaf hij Israël verlossing en leven. Stok en staf kennen wij uit Psalm 23:4: “Uw stok en Uw staf die vertroosten mij. Zij zijn een beeld van levenskracht en daarmee ook van opstanding uit de dood. Denk ook aan de bloeiende staf van Aäron, en natuurlijk de staf van Mozes. Een verwant begrip is overigens de scepter, de stok of staf van de koning!

3. Het lied van Debora – Richteren 5
Barak wordt dikwijls als een lafaard beschouwd, maar dat is on-Bijbels, want God heeft hem een ereplaats gegeven onder de geloofshelden van Hebreeën 11, en niet Debora. De strijd en overwinning, die door Debora worden bezongen, zijn typologisch voor de toekomst des Heeren tot vernietiging van al Zijn vijanden. Let slechts op de volgende punten, die toespelingen zijn op de toekomstige overwinning en zege van Christus bij Zijn wederkomst, waarvan de profeten telkens weer spreken:

  1. De komst des Heeren zal een “wreken der wraken” zijn in Israël (vs. 2).
  2. Het volk bood zich hier “gewillig” aan tot de strijd. Vgl. Psalm 110:3.
  3. De Heer openbaarde Zich hier op een verheven wijze en kwam van Edom (vs. 4).
    In de beschrijving van de komst des Heeren in Jesaja 63:1-6 komt Hij ook van Edom. 
  4. De aarde beefde hier en tal van natuurverschijnselen hadden plaats (vs. 5).
    Dat zal ook het geval zijn in Zijn toekomst. Vgl. Jesaja 64:1-3.
  5. Christus zal, evenals hier, komen om Israël op te beuren uit zijn diepe val en smadelijke vernedering. Vgl. Romeinen 11:26.Er waren hier saamverbonden koningen. Die zullen er ook zijn in de tijd van de wederkomst van Israëls grote Koning.
  6. Er werd hier oorlog gevoerd van de hemel. Dat zal ook plaats hebben in de slag van Armageddon. Vgl. Openbaring 16.
  7. Een vloek werd uitgesproken over Meroz (vs. 23), omdat haar inwoners niet waren aan de zijde des Heeren. In de dag des Heeren zal de onpartijdigheid, zoals Meroz die openbaarde, eveneens onmogelijk zijn. De vloek tegen al de vijanden van Israël zal uitgesproken worden.
  8. De Heer streed hier en was gekomen met de helden. De Heer Jezus zal komen tot Israëls verlossing met al Zijn heiligen. Vgl. Judas 14 en Openbaring 19:14.
  9. De ondergang van een grote vijand wordt bezongen (Sisera). Dat wordt in de toekomst gedaan ten opzichte van de aanvoerder van al Gods vijanden, de satan.
  10. Uiteindelijk wordt de bedrogen verwachting der wereldgroten bezongen, en tevens wordt in de laatste verzen van dit schone lied bezongen hoe de wereld de nood van het menselijk hart probeert weg te nemen door een hoop, die beschaamd maakt.

4. Gideon – Richteren 6, 7 en 8
Israël verkeerde andermaal in de grootste ellende. Als sprinkhanen in menigte waren de Midianieten over hen gekomen. Men kroop van benauwdheid in de holen en spelonken der bergen, wat zich in de toekomst herhalen zal (Openbaring 6). In zijn ellende en benauwdheid riep Israël tot God en Hij redde het afkerig volk en wel door middel van Gideon, die weer een duidelijk voorbeeld is van de grote Redder en Verlosser.

  1. Gideon werd voorafgegaan door een profeet als voorloper (vs. 8). Christus zal eens in Elia Zijn voorloper hebben. Vgl. Maleachi 4:5.
  2. Gideon had met God gesproken en Gods tekenen aanschouwd. Onze Heiland sprak hetgeen Hij van de Vader gehoord had en deed vele tekenen.
  3. Gideon offerde een geitenbokje en een ongezuurd spijsoffer. Gideon kon zichzelf niet offeren, maar hij offerde bloed als een heenwijzing naar Christus’ dierbaar bloed. Het spijsoffer was een zinnebeeld van Christus’ volmaakte mensheid.
  4. Het vuur verteerde Gideons offer. Het vuur van Gods toorn heeft Christus verteerd, en daarna is Christus van ons heengegaan, gelijk de Engel dat deed.
  5. “De Heere is vrede” (Richteren 6:24) heette het altaar dat Gideon bouwde. De Heer is onze vrede en heeft ons vrede aangebracht door het bloed des kruises.
  6. Gideon verbrak de afgoden (vs. 25) en herstelde de ware dienst des Heeren. Dat zal Christus eveneens doen in Zijn toekomst.
  7. “De Geest des Heeren vervulde Gideon” (vs. 34). Het was dezelfde Geest Die onze Heiland voor Zijn mensheid heeft toegerust.
  8. Gideon zond boden uit (vs. 35). Christus heeft dit ook gedaan en zal dit doen. Vgl. 2 Korinthe 5:20.
  9. Gideon bracht een wonderlijke verlossing teweeg. Het behoeft geen betoog dat onze Verlosser dit heeft gedaan en nog zal doen.
  10. Gideon blies de bazuin op het beslissende moment van de strijd. Christus zal ook met bazuingeschal wederkomen om Zijn vijanden te verslaan.
  11. De vijand bracht in de grote verwarring zichzelf om (Richteren 7:22). Dit zal zich volgens het woord der profeten op groter schaal herhalen in verband met de wederkomst des Heeren.
  12. Zij doodden Zeëb, één van de twee koningen der Midianieten, in de perskuip (Richteren 7:25). Christus zal de wijnpers van Gods toorn alleen treden. Vergelijk Openbaring 14:19, 20; 19:15.
  13. Gideon handelde naar de wet der wedervergelding aan de lieden van Sukkoth (Richteren 8:14-16), “oog om oog en tand om tand”. Dat zal de Heere Jezus ook doen in Zijn toekomst.

5. Abimelech – type van de wet en alle heidense religie – Richteren 9
Deze zwarte bladzijde in Israëls geschiedenis heeft parallellen in de geschiedenissen van Saul en Absalom, die zich beiden geliefd maakten bij het volk. Zij zijn uitbeeldingen van wet of religie in het algemeen en van de religie in de dagen van de antichrist.

  1. Abimelech wilde door vleierij de heerschappij over Israël bemachtigen (vs.1-3). Dat deed ook Absalom en zal de antichrist ook doen bij het begin van zijn optreden.
  2. Abimelech is de volkomen tegenstelling van Gideon (type van Christus), die geen koning wilde zijn. In de gelijkenis van Jotham (vs. 8-15) laat deze duidelijk uitkomen dat de vette olijfboom en de zoete vijgeboom en de mostgevende wijnstok geen koning wilden zijn, maar de doornstruik Abimelech wel. Heerschappij van de doornstruik is een beeld van heerschappij van wet, uitlopend op de doornenkroon van de Heere Jezus Christus.
  3. In vers 15 onthult Jotham de dwaze eerzucht en hoogmoed van Abimelech, eveneens te vinden bij Saul en Absalom en alle religie, en is kenmerkend ook voor de antichrist. 
  4. Abimelech was drie jaar koning over Israël en toen kwam er een boze geest. Het begon schijnbaar goed, ook met Saul en Absalom, en zal zich herhalen met de antichrist in de dagen van de Grote Verdrukking.
  5. Abimelech wordt eindelijk op een smadelijke wijze omgebracht door een steen, die van boven komt (vs. 53). Ook het einde van Saul en Absalom was smadelijk. Christus zal als een steen afrollen van de bergen Gods en de antichrist en zijn rijk vernietigen (Vgl. Daniël 2:45; Mattheüs 21:44, 45).

6. Jeftha – Richteren 11 en 12

  1. Hij was een strijdbare held. Dat kan ook van Christus worden gezegd.
  2. Jeftha was verworpen door zijn broeders. Christus eveneens.
  3. Jeftha ging voor een tijd lang weg van zijn broeders (vs. 3). Met de hemelvaart is Christus ook weggegaan van Zijn broeders.
  4. Israël kwam na de verwerping van Jeftha in grote verdrukking. Na de verwerping van Christus kwam Israël in de verdrukking van Jeruzalems verwoesting, en eens zal het volk in de Grote Verdrukking komen.
  5. Toen Israël in benauwdheid zat, begon men Jeftha terug te roepen (vs. 6). Zo zal het ook met Israël gaan in de Grote Verdrukking. De Psalmen staan vol met gebeden die Israël tot de Messias zal opzenden.
  6. Jeftha keerde op de gebeden van zijn broeders tot hen terug (vs. 9-11), om hen uit hun benauwdheden te redden. Dat geldt ook van Christus, Die tot Israël zal wederkeren als antwoord op hun gebeden.
  7. Jeftha werd na zijn terugkeer tot hoofd en overste aangesteld. Als Jezus komt, zal het Joodse volk Hem als Koning erkennen.
  8. Let nog op het feit dat Jeftha terugkeerde met het leger, dat hij rondom zich verzameld had gedurende de tijd van zijn verwerping. Christus vergadert ook nu, tijdens Zijn verwerping door Israël, een Gemeente, die straks met Hem in heerlijkheid zal verschijnen.

7. Simson – Richteren 13-16
Simson is, evenals Jeftha, opgenomen in de rij van geloofshelden in Hebreeën 11. Ook hij is niet alleen een geloofsheld, maar tevens in vele opzichten een type van Christus.

  1. Zijn geboorte was tevoren aangekondigd door een engel, evenals die van Christus Jezus. Vgl. Richteren 13:5 met Lukas 1:31.
  2. Zijn geboorte was evenals die van Jezus een wonder van Gods hand. Simson werd uit de onvruchtbare geboren, en Jezus uit de maagd.
  3. Simson was evenals de Heere Jezus een Nazireeër Gods, d.w.z. een streng afgescheidene. Zie les 17.
  4. Simson had de Geest in bijzondere mate, de Heer Jezus Christus eveneens. Simson ontving zijn kracht van de Heilige Geest, de Heere Jezus deed Zijn wonderen door de Geest.
  5. Simson behaalde grote overwinningen voor Israël. Christus behaalde de zege voor Zijn volk op Golgotha over de satan, en zal die straks behalen in de eindslag van Armageddon.
  6. In zijn sterven heeft Simson meer vijanden omgebracht dan in zijn leven. Van de Heere Jezus lezen wij dat Hij “door het kruis de vijandschap” heeft gedood (Efeze 2:15, 16), en “de overheden en machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld en … over hen getriomfeerd” (Kolossenzen 2:14 en 15).

8. Geen Koning in Israël – Richteren 17-20
Herhaaldelijk wordt in deze hoofdstukken opgemerkt dat er geen Koning was in Israël. Dit is het sleutelwoord. Het geeft de diepste oorzaak aan van de jammervolle toestanden van die dagen. Een ieder deed wat recht was in zijn ogen. Dit woord reikt veel verder dan voor die dagen en voor Israël alleen. Dit woord geeft de grondoorzaak aan van al de verwildering en verwarring van onze dagen.

  1. Er was diefstal, beeldendienst, simonie (d.i. het kopen van geestelijke ambten; Handelingen 8:18), priesterbedrog, ontevredenheid, anarchie, enz. alles als gevolg van de afwezigheid van een koning in Israël. De mens kan zichzelf niet regeren. De ene mens kan de andere mens niet recht beteugelen. Daarom zullen er ook wanorde en wanverhoudingen in de wereld blijven, zolang Israël niet ten volle is hersteld en door zijn soevereine Koning wordt geregeerd. Dan eerst wordt alles goed!
  2. Christus is nog als Israëls Koning afwezig en daaruit is de demoralisatie op elk gebied in onze dagen te verklaren. De mens kan de misstanden niet voorgoed uit de weg ruimen. Indien hij een misstand uit de weg ruimt, dan springen daarvoor tal van andere misstanden in de plaats. Er moet een Koning komen tot “de wederoprichting aller dingen”.

B. HET BOEK RUTH

I. HISTORISCH

Het boek Ruth moet gelezen en bestudeerd worden in verbinding met Richteren. Het geeft ons een beeld van het leven in Israël onder de richteren, dat hemelsbreed verschilt met hetgeen de laatste hoofdstukken van het boek Richteren ons tonen. De twee beelden illustreren ons duidelijk de wisselende toestanden van Israël gedurende deze periode.

II. INDELING

  1. Ruth kiest Hoofdstuk 1 
  2. Ruth werkt Hoofdstuk 2 
  3. Ruth wacht Hoofdstuk 3
  4. Ruth wordt beloond Hoofdstuk 4

III. Sleutelvers

Sleutelvers is: Ruth 3:9 “Ik ben Ruth, uw dienstmaagd, breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser.” Sleutelwoorden: “losser” (14 maal) “lossen” (9 maal).

IV. GEESTELIJK

De voornaamste boodschap van het boek is die van rust. Hoewel het woord er slechts twee keer in gevonden wordt, is het gehele boek doordrongen van de gedachte aan rust. In het oosten is de positie van een ongehuwde vrouw gevaarlijk en beproevingsvol. Alleen in het huis van een echtgenoot kan zij zeker zijn van rust en bescherming. 

Elimelech ontbrak rust, toen hij het beloofde land verliet. Moab te verlaten voor Bethlehem, scheen een onmogelijke weg naar de rust, zoals Naomi ernstig en tactvol te kennen gaf (1:11-13). Maar Gods wegen zijn hoger dan die van mensen. Ruth vond rust door verlossing en eenheid met haar verlosser. Voor ons is er geen rust In de wereld, behalve dan in eenheid met onze Goddelijke Verlosser.

V. TYPOLOGISCH

1. Ruth – een type van het overblijfsel van Juda.
Er schuilen wonderlijke typologische elementen in de geschiedenis van Ruth. Dit is zo duidelijk dat het niet kan worden ontkend.

We hebben hier allereerst een beeld van Israëls ongehoorzaamheid en van de daarop volgende ellende onder de volken. Elimelech betekent: “Mijn God is Koning” en wijst naar de theocratische betekenis van Israël. Hij was echter ongehoorzaam en verliet het beloofde land om te gaan naar het veld van Moab met zijn vrouw en twee zonen. In den vreemde vonden zij echter niet het geluk en het leven, maar de ellende en de dood. Want de ene stierf na de andere en de vroeger zo schone Naomi (“lieflijk”) blijft als weduwe eenzaam, verlaten en onbeschermd achter. Israël zit nu ook reeds gedurende vele eeuwen als een vereenzaamde vrouw onder de volken.

Er kwam echter een terugkeer naar het beloofde land. Ruth voegde zich bij Naomi, en samen keerden zij terug naar Bethlehem. Voordat echter de volle blijdschap voor Naomi kwam in het land, noemde zij zich Mara, bitterheid. Dit komt weer overeen met Israël, want alvorens Israël zal worden hersteld, komt eerst de bitterheid van de Grote Verdrukking.

Ruth is een type van het “gelovig overblijfsel” van het Joodse volk, dat in de eindtijd zal terugkeren naar het beloofde land. Maar Ruth was toch een heidense? Hoe kan zij dan een type van het overblijfsel van Israël zijn? Het antwoord op deze vraag is, dat Israël door zijn ongeloof aan de heidenen gelijk was geworden: “Lo-ammi”, “niet Mijn volk” (Hosea 1:9). Wat betreft de terugkeer van Israël, lees Ezechiël 11:16, 17.

Wanneer Israël eens tot zijn land terugkeert, dan zal dit zijn “ten dage des oogstes”. Het zal dan de tijd zijn van de grote wereldoogst, de tijd waarin de grote Landman de sikkel zal slaan in de eeuwenoude oogstvelden. Als de vijgeboom Israël uitbot, dan weten wij daaraan dat de zomer – de oogsttijd –  nabij is. Naomi kwam terug in het begin van de gerstoogst.

Toen Naomi teruggekeerd was, had zij, in tegenstelling tot haar verblijf in Moab verzadiging, verrijking en vreugde. Van haar vroegere eenzaamheid en droefenis lezen we niets meer, wel lezen we van haar voorspoed en zegen. Met Israël zal het straks na zijn terugkeer naar het beloofde land evenzo gaan. Droefenis en zuchten zullen voorbijgaan en eeuwige blijdschap zal op hun voorhoofden wezen.

Het heil in het land kwam door middel van de losser Boaz. Zo zal ook eens voor Israël al het heil dagen alleen door Christus, de grote Verlosser. Die Losser moet eerst uit Sion komen, om de goddeloosheid van Jakob af te wenden (Romeinen 11:26). Boaz geeft ons echter zulk een heerlijk schaduwbeeld van Christus, dat wij bij hem nog afzonderlijk moeten stilstaan.

2. Boaz – een type van Israëls Losser.
Boaz wordt genoemd een losser, een “goël”, en is zonder twijfel een treffend type van onze Verlosser.

  1. Boaz was een “zeer vermogend man”. Dat is de ware Losser ook.
  2. Boaz was een na-staande en wordt zelfs bloedverwant genoemd. Jezus Christus is de bloedverwant van Israël. Hij nam hun vlees en bloed aan.
  3. De losser in Israël moest naar de wet het zogeheten “leviraatshuwelijk” aangaan met een na-verwante kinderloze weduwe. (Dit woord komt niet van Levi, maar van het Latijnse “levir”, = zwager). Dit leviraatsrecht bestond reeds vóór Mozes, zoals de geschiedenis van Juda met zijn schoondochter Tamar bewijst (Genesis 38). Zelfs ten tijde van de Heiland bestond blijkbaar nog het leviraatshuwelijk (Mattheüs 22:24; Markus 12:19; Lukas 20:28). Dit huwelijk heeft Boaz gesloten met Ruth. Zo zal de ware Boaz straks met het overblijfsel van Israël “een nieuw verbond” sluiten, een huwelijksverbond.
  4. Het was naar de wet de taak van de losser het verloren-gegane erfdeel van de overleden bloedverwant te “lossen” of terug te kopen. Zo heeft Boaz de verloren goederen van Elimelech teruggekocht en teruggebracht aan Ruth.
    Dit zal straks de ware Boaz, de Heere Jezus Christus ook doen ten aanzien van het overblijfsel van Israël, dat met Hem verbonden wordt in de dag van de grote wereldoogst. Het verloren-gegane erfdeel, het beloofde land Kanaän, dat eeuwenlang door de heidenen vertreden is, zal straks door Christus aan Zijn volk teruggegeven worden. Reeds betaalde Hij daarvoor de losprijs van Zijn kostbaar bloed. Vergelijk Jesaja 54:3-6; Jesaja 62:4.

3. Ploni Almoni

In Ruth 4:1 wordt ons gezegd dat er nog een andere losser was, met oudere rechten dan Boaz. Zijn antwoord was desgevraagd: “Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los gij mijn lossing voor u; want Ik zal niet kunnen lossen.”

Deze losser kon niet lossen, omdat hij reeds een erfdeel had! Hij wordt aangeduid als “zulk een”, de vertaling van “ploni almoni”. “Mijn scheiding” en “mijn zwijgen (en doofheid)” is de letterlijke vertaling van beide woorden. Waar Boaz (de “komende sterke”) als tweede losser een type is van Christus in Zijn wederkomst en relatie tot de 2 stammen van Israël, ligt de conclusie voor de hand dat “Zulk Een” een type is van Christus – de verborgen Losser – in de tegenwoordige bedeling der verborgenheid in relatie tot de Gemeente. En zo lang Christus’ werk aan de Gemeente nog voortduurt kan van lossing van het Joodse volk nog geen sprake zijn.

Overigens vinden wij “Zulk Een” – de grote onbekende op de achtergrond – eveneens in 1 Samuël 21:2; 2 Koningen 6:8; Daniël 8:13 (beide woorden samengetrokken tot “Palmoni”); Mattheüs 26:18. Deze Schriftgedeelten bevestigen deze betekenis en toepassing.

Een hieruit voortvloeiende conclusie is ook, dat Orpa, die net als Ploni Almoni op de achtergrond blijft, uitdrukking geeft aan de 10 stammen van Israël, waaruit in onze dagen de Gemeente wordt gevormd.

(Dit laatste is niet algemeen bekend, omdat het onderscheid tussen de beide huizen van Israël binnen de Christelijke traditie volkomen wordt veronachtzaamd en weggeredeneerd.)



Naar Les 22 – De Koningen