Les 25 – Het eerste Boek der Koningen

Les 25 – HET EERSTE BOEK DER KONINGEN

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 25)

  1. Waaraan is het boek 1 Koningen voornamelijk gewijd?
  2. Welke “sleutelwoorden” vinden wij in dit boek?
  3. Welke oorzaken hebben geleid tot de verdeling van het Koninkrijk?
  4. Waarom kent de geschiedenis het rijk van David en Salomo niet?
  5. In welke opzichten is Salomo een type van Christus?
  6. Welk onderscheid is er typologisch tussen de tabernakel en de tempel?
  7. Waarom is de tempel van Salomo een type van de Gemeente?
  8. Naar welke tijd wijst het optreden van Elia, en waarom?

In dit boek vinden wij het verslag van de geschiedenis van Israël vanaf het punt waar 2 Samuël eindigde. In 1 en 2 Samuël wordt het eind van de Richteren-periode beschreven en het begin van het Koningen-tijdperk; de verwerping van de theocratie en de oprichting van de monarchie.

In deze beide boeken van Samuël lazen wij de geschiedenis van de eerste twee koningen over de twaalf stammen van Israël: Saul en David.

Het boek 1 Koningen zet de geschiedenis van Israël voort en beschrijft ons eerst de regering van de zoon van David: Salomo. Onder zijn machtige en glorieuze heerschappij beleefde Israël “de gouden eeuw” van zijn geschiedenis. Na zijn dood werd het koninkrijk echter in tweeën gescheurd: het 10-stammenrijk (Israël) en het 2-stammenrijk (Juda). Zie de kaart (ook als PDF)

Kaart_koningen_en_profeten_les_22_en_25

Het boek bevat verder de geschiedenis van de twee koninkrijken tot aan de regering van Joram over Juda en Ahazia over Israël. Verder vinden wij in dit boek de geschiedenis van de machtige dienst van de profeet Elia onder zijn volk.

De schrijver van het boek is onbekend. In elk geval werd het geschreven vóór de verwoesting van de eerste tempel (8:18) Daarom wordt algemeen aangenomen dat Jeremia, geïnspireerd door God, het geschreven heeft; aangevuld met enkele documenten van Nathan en Gad (1 Kronieken 29:29) en andere schrijvers. Het gehele boek omvat een periode van 118-125 jaren.

I. BOODSCHAP

  1. Dit boek toont ons de oorzaken die geleid hebben tot de oprichting en de onder-gang van het Koninkrijk. Jehovah, de Soevereine Heerser van Israël zegent het volk op grond van gehoorzaamheid; straft het volk op grond van ongehoorzaamheid; vergeeft het volk op grond van boetedoening en belijdenis. Het visioen in 22:19 is zeer belangrijk. God zat als Soeverein op Zijn troon; Hij betoont genade aan de boetvaardige en gehoorzame en deelt straf uit aan de zondaars.
  2. Let op de nieuwe maatstaf: “Gelijk zijn vader David” (3:3, 14; 9:4; 11:4; 11:33, 38; 14:8; 15:3, 11).

II. SLEUTELVERZEN: 2:12; 11:13.

Sleutelwoorden: “Koning” (250 maal) en “Profeet” (43 maal).

III. BIJZONDERHEDEN

  1. In 1:50 en 2:28 zien wij, dat voor de eerste maal gebruik gemaakt wordt van de hoornen van het altaar, als een schuil- en wijkplaats; dus de eerste aanspraken op het recht van asiel.
  2. In 8:54 is voor de eerste maal in de Bijbel sprake van knielen bij het gebed. Aanvankelijk was de gebedshouding: staan. Ook Salomo stond eerst, alvorens hij knielde (1 Koningen 8:22). Aanbidders van Baäl bogen hun knieën.
    Dat verklaart Richteren 7:5-7. Van Gideons troepen werden 9700 verworpen, omdat zij hun knieën bogen en daardoor bewezen dat zij afgodendienaars waren. Slechts de 300, die het water met hun tong opslurpten werden aanvaard. Zie in dit verband ook 1 Koningen 19:18. Het knielen bij het gebed is voor ons echter geheiligd, sinds de Heiland Zelf deze houding bij het bidden aannam (Lukas 22:41).
  3. Hier vinden wij ook de eerste aanwijzing van een nieuwe en Goddelijke chronologie (d.i. tijdrekening). In 1 Koningen 6 lezen wij dat de periode tussen de uittocht uit Egypte en het begin van de tempelbouw onder Salomo 480 jaren duurde. In werkelijkheid duurde zij echter 594 jaren. Dat is voor velen een struikelblok gebleken. Maar het verschil van 114 jaren omvat precies de tijd van Israëls gevangenschappen en verdrukkingen in het boek Richteren. Dit is de oplossing van het probleem. Dit is Gods geestelijke chronologie. Gedurende deze 114 jaren was Israël niet onder Isra-El, niet onder de regering van God, maar onder de hiel van de onderdrukker. God telde de jaren van Israëls gevangenschappen niet mee. De jaren, doorgebracht in ongehoorzaamheid aan Zijn wil, worden door Hem niet geteld. De zonde en de zonden van deze jaren worden gedacht, totdat zij beleden zijn; maar de jaren worden door Hem beschouwd als verloren en verspild.
  4. Wij hebben in 5:5 en 8:17 de eerste duidelijke vermelding in het Oude Testament van een wonderbare geestelijke voorstelling van God. De tempel werd niet gebouwd als een Huis voor de Heere, maar voor “de Naam des Heeren”.
    Heidense tempels werden door hun bouwers beschouwd als de werkelijke verblijfplaats voor hun goden. Salomo wist beter! De uitdrukking “Naam des Heeren” is daarom veelbetekenend!
  5. Let op de woorden “zijn God” en “mijn God” (5:3, 4). Salomo verheugde zich erin dat de God van zijn vader David ook zijn God was geworden.
  6. Let nog op de volgende punten:
    1. De oude strijder Joab was de eerste, die het geluid der bazuinen hoorde (1:41).
    2. In 8:12 lezen wij dat de Heer in donkerheid zou wonen. Deze woorden zijn voor duizenden beproefde zielen tot troost geweest. Verkeert u in geestelijke donkerheid? Verblijdt u, want Hij is met u in die donkerheid!
    3. De onverwachte en merkwaardige voorstelling van Israëls roeping en opdracht in de wereld (8:23, 53, 60). Welk een tijd zal er voor de wereld aanbreken als Israël zijn roeping zal gaan beseffen en zijn opdracht als priesterlijk en koninklijk volk gaat vervullen!

IV. DE INHOUD

Het is een droevig gezicht te zien hoe het met een sterke veelbelovende jongeman op het hoogtepunt van zijn invloed en macht bergafwaarts gaat, om fysiek mentaal en moreel steeds dieper weg te zinken, totdat hij slechts een karikatuur is van wat hij ooit was. Dit is het beeld van een natie, zoals ons in 1 Koningen wordt getekend.

In de eerste 11 hoofdstukken wordt deze bevoorrechte en gezegende natie ons getoond aan het toppunt van haar roem, macht en invloed.

Davids succesvolle oorlogen hadden haar grenzen aanzienlijk uitgebreid en zelfs vele omliggende naties, zoals Ammon, Moab en Edom, onder haar controle gebracht. Zelfs waren garnizoenen gelegerd in Damascus.

Deze welvaart handhaafde en vermenigvuldigde zich onder de regering van Salomo. Hoewel Salomo een “vrede-koning” was en geen oorlogen voerde, bracht hij het land tot ongekende ontwikkeling. Hij breidde de buitenlandse handel uit, bracht grote bouwwerken tot stand en voerde het volk tot een hoogtepunt van beschaving. De schittering en heerlijkheid van Salomo’s hof wekte de bewondering en de afgunst van alle omringende naties. Maar vanaf hoofdstuk 12 begint de afdalende lijn, die doorloopt in 2 Koningen en eindigt met de ondergang en de ballingschap van de eens zo machtige en roemrijke natie!

Dat de ongewijde geschiedenis dit grote rijk van David en Salomo niet kent, is omdat men het toeschrijft aan de Feniciërs, die men ten onrechte beperkt tot Tyrus en Sidon etc. en niet ziet dat David zowel als Salomo zeer nauw samenwerkten met Hiram van Tyrus. Ook in de bouw van het paleis en de tempel te Jeruzalem. De naam Fenicië is trouwens van toepas-sing op de gehele Levant, zijnde de oostkust van de Middellandse Zee, inclusief Israël. Bij Feniciërs zou men in de eerste plaats moeten denken aan David en Salomo!

Salomo, hoewel buitengewoon wijs in vele dingen, was helaas dwaas in zijn ongehoorzaamheid aan God en in zijn verdraagzaamheid jegens afgoderij. Bovendien verwekten zijn hoge belastingheffingen zulk een ontevredenheid onder het volk, dat kort na zijn dood tien van de twaalf stammen in opstand kwamen tegen het gezag van Salomo’s zoon Rehabeam. Zij vormden een afzonderlijk koninkrijk in het noordelijk deel van het land, bekend onder de naam “Israël”. De twee stammen die trouw bleven aan Salomo’s zoon werden sindsdien “Juda” genoemd. Zie de kaart. Dat was het begin van het Verdeelde Koninkrijk.

Het 10-stammenrijk werd opgericht in afgoderij, zoals blijkt uit 1 Koningen 12:25-33 en de dingen gingen spoedig van kwaad tot erger. Voordat 1 Koningen sluit had Achabs goddeloze koningin Izebel de Baäldienst tot staatsgodsdienst verheven. Al heel spoedig daarop was Izebels goddeloze dochter, Athalia, koningin op de troon van Juda, en de Baäldienst doordrong ook het geestelijk leven van Juda. Welk een totale ondergang ging de gehele natie tegemoet, en dat alles omdat zij weigerden God als hun Koning te erkennen en te gehoorzamen.

V. INDELING

De eerste 11 hoofdstukken handelen over het Verenigd Koninkrijk en de laatste 11 hoofdstukken over het Verdeelde Koninkrijk.

I. HET VERENIGD KONINKRIJK – Hoofdstuk 1 – 11

1) David (1:1 – 2:11)

  1. David maakt Salomo tot Koning – 1 Koningen 1
  2. Davids opdracht aan Salomo – 1 Koningen 2:1-9
  3. Davids dood – 1 Koningen 2:10, 11; 1 Kronieken 29-26-30

2) Salomo (2:12 – 11:43)

  1. Het begin van Salomo’s regering – 1 Koningen 2:12-3:28; 2 Kronieken 1:1-13
  2. Salomo in al zijn heerlijkheid – 1 Koningen 4:1-10:29; 2 Kronieken 1:14-9:28
  3. Salomo’s val, kastijding en dood – 1 Koningen 11; 2 Kronieken 9:29-31

II. HET VERDEELDE KONINKRIJK – Hoofdstuk 12 – 22

1) Het Koninkrijk Juda (12:1-19)

  1. Troonsbestijging en dwaasheid van Rehabeam (12:1-15; vgl. 2 Kronieken 10:1-11)
  2. Rebellie van de tien stammen (12:16-19; vgl. 2 Kronieken 10:12-19; 11:1-4)

2) Het Koninkrijk Israël (12:20- 14:20)

  1. Troonsbestijging en zonde van Jerobeam – 1 Koningen 12:20-33
  2. Gods tussenkomst – 1 Koningen 13:1-32
  3. Jerobeams voortgezette zonde en Gods boodschap – 1 Koningen 13:33-14:18
  4. Jerobeams dood – 1 Koningen 14:19, 20

3) Het Koninkrijk Juda (14:21 -15:24)

  1. Juda’s zonde en afgoderij – 1 Koningen 14:21-24; 2 Kronieken 12:1
  2. Gods kastijding en genade – 1 Koningen 14:25-30; 2 Kronieken 12:2-12
  3. Dood van Rehabeam – 1 Koningen 14:31; 2 Kronieken 12:13-16
  4. Abiam – 1 Koningen 15:1-8; 2 Kronieken 13:22; 14:1
  5. Asa – 1 Koningen 15:9-24; 2 Kronieken 14:1; 16:1-14)

4) Het Koninkrijk Israël (15:25 – 22:40)

  1. Nadab – 1 Koningen 15:25, 26
  2. Baësa – 1 Koningen 15:27-34
  3. Gods boodschap – 1 Koningen 16:1-7
  4. Ela – 1 Koningen 16:8-10
  5. Zimri – 1 Koningen 16:10-20
  6. Omri – 1 Koningen 16:21-27
  7. Achab – 1 Koningen 16:28-22:40

(5) Het Koninkrijk Juda (22:41-50)

  1. Josafat – 1 Koningen 22:41-50; 2 Kronieken 17-20

(6) Het Koninkrijk Israël (22:51-53)

  1. Ahazia – 1 Koningen 22:51-53

VI. TYPOLOGISCH

1. De Meerdere van Salomo – Psalm 72
Salomo is duidelijk een voorbeeld van Christus als de komende Vredevorst.

  1. Zijn Koninkrijk was tot stand gekomen langs de weg van veel strijd en lijden onder David. Dit geldt ook voor het komende rijk van Christus op aarde.
  2. Salomo was zeer wijs in zijn woorden en oordelen. Christus is de Opperste wijsheid.
  3. Salomo was zeer rijk. Christus bezit al het goud der aarde en als Erfgenaam aller dingen heeft Hij recht op alle dingen.
  4. Salomo had grote macht. Christus heeft alle macht in hemel en op aarde.
  5. Salomo bezat grote roem. “De hemel looft, o Heer, Uw wonderen dag en nacht.”
  6. Salomo had vele en gelukkige knechten. De dienstknechten des Heeren zijn veel talrijker en eindeloos gelukkiger.

2. De tempelbouw – 1 Koningen 5 – 7
Dikwijls wordt aangenomen dat de tabernakel en tempel precies hetzelfde zijn, alleen

met dit onderscheid dat de tabernakel een draagbare tent is en de tempel een imposant gebouw. Hoewel de eredienst in beide dezelfde was, bestond er toch een aanmerkelijk verschil tussen die twee. Vooral in typologisch opzicht is het verschil groot en belangrijk. De tabernakel wijst Christus in Zijn eerste komst aan. “Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons getabernakeld”, zoals er eigenlijk staat in Johannes 1:14. De tempel ziet meer op Zijn tweede komst.

De tabernakel was tot gebruik in de wildernis en was als zodanig een type van Christus toen Hij niets had waarop Hij Zijn hoofd kon neerleggen. De tempel was tot gebruik in het land en wees op de dag waarin Israël eens het land erfelijk zal bezitten, om nimmermeer verdreven te worden.

De tabernakel was zwak en onooglijk. De tempel was heerlijk en schitterend en werd beschouwd als één van de zeven wereldwonderen. In Zijn wederkomst zal Christus met bewondering en ontzag aanschouwd worden.

De tabernakel werd gebouwd door Mozes, de profeet. De tempel werd gebouwd door Salomo, de koning. In Zijn eerste komst heeft Christus het ambt van Profeet uitgeoefend; in Zijn tweede komst zal Hij het ambt van Koning uitoefenen.

Het plaatselijke en blijvende karakter van de tempel wijst op de plaatselijke en blijvende heerlijkheid, die Christus na Zijn wederkomst op aarde zal vertonen. De tabernakel had in het geheel geen aanzien en was dus een heenwijzing dat Christus in Zijn eerste komst geen gedaante, noch heerlijkheid zou bezitten.

De tabernakel beeldde onze Heiland in Zijn eerste komst af en de tempel was een type van Zijn wederkomst in macht en heerlijkheid. De tempel van Salomo was bovendien een schaduw van de toekomstige tempel, die straks in het Duizendjarig Vrederijk het bedehuis aller volkeren zal zijn (zie Ezechiël 40-46).

In de eerste plaats is de tempel de bewaarplaats van het Woord van God, uitgebeeld in de stenen tafelen in de Ark des Verbonds. Daarom is de tempel ook een type van de geestelijke tempel, de Gemeente van Christus, de woonstede Gods in de Geest; pilaar en vastigheid der Waarheid (Efeze 2:22; 1 Timotheüs 3:15; 1 Petrus 2:5).

Men lette daarbij op de volgende punten:

  1. De bouw van de tempel vond stil en geruisloos plaats (1 Koningen 5:7). Geen hamerslag werd er bij gehoord. Gelijk een palm in de woestijn, zo zacht en onhoorbaar werd dit schitterende gebouw opgetrokken. Met de Gemeente is het niet anders. Haar bouw is groei. Merkwaardig is het dat Paulus over haar spreekt als “geworteld” (een plant) en “gegrond” (een gebouw). Zie Efeze 2:19-23.
  2. Het fundament van de tempel was een rotsberg. De Gemeente is gebouwd op het éne fundament: Christus, de Rots (1 Korinthe 10:4; etc.).
  3. De plaats van de tempel (de berg Moria) was een merkwaardige plaats. Daar was een dorsvloer geweest, en daar had de verderfengel gestaan. Deze plaats was gekocht voor 50 sikkels zilver en ingewijd door brandoffers en dankoffers. Het was ook de plaats waar Abraham eens zijn zoon Izaäk moest offeren en waar het plaatsvervangend offer gebracht was. Dit alles heeft nu de rijkste betekenis en wijst op de dood en opstanding van Christus.
  4. De stenen van de tempel wezen naar de individuele gelovigen. Die werden uit de donkere, diepe steengroeve van verre gehaald, gewassen, gehouwen en gebeiteld en vervolgens bekwaam samengevoegd (1 Koningen 6:7; Efeze 2:20, 21; 1 Petrus 2:5). Wij zijn als dode vuile stenen uit het slijk van deze wereld opgehaald, door Gods Geest bewerkt en op het fundament Christus geplaatst.
  5. De tempel was de “woonplaats” Gods onder Israël. De enige plaats waar God thans woont op aarde, is in de Gemeente. Deze alleen is thans de woonstede Gods, niet aan een plaats gebonden, maar in de Geest.

3. De inwijding van de tempel – 1 Koningen 8; 2 Kronieken 5
De inwijding van de tempel geeft nu een heerlijke voorstelling van het begin van het komende Vrederijk.

  1. De goddelozen waren naar de wet der wedervergelding omgebracht. Er is nu in typologische zin een heilig en gelukkig volk.
  2. De vredevorst Salomo was zelf de voornaamste persoon. Zelf ging hij voor in de vele offers, die ter ere Gods geslacht werden. Hier is dan een heenwijzing naar de grote Priestervorst van de toekomst, Wiens persoonlijke tegenwoordigheid het hoofdkenmerk van het Vrederijk zal zijn.
  3. Er was niets in de ark dan de twee stenen tafelen der wet. (De bloeiende staf van Aaron en de kruik met manna lagen er naast.) Gods Woord zal dan de Wereldwet zijn, die door alle volkeren nauwgezet zal worden gevolgd (Jesaja 2:3).
  4. De wolk des Heeren vervulde het huis. Deze wolk was vroeger Israëls gids, licht, schaduw en orakel geweest, doch keerde thans terug. In Ezechiëls visioen verdween deze wolk weer (Ezechiël 10:4). Zij verdween met de hemelvaart van de Heere Jezus, om Hem op te nemen. Bij zijn wederkomst zal die wolk Hem terug-brengen (Daniël 7:13; Handelingen 1:9; Jesaja 4:5; Mattheüs 24:30; Openbaring 14:14).
  5. Geheel Israël werd herhaaldelijk gezegend door de Vredevorst. Zegen op zegen zal er eenmaal zijn, nadat de Heere Jezus is teruggekeerd voor Zijn Gemeente en voor Israël en de volken en verder voor de gehele en nog zuchtende schepping. En die zegen komt alleen van Hem, Die op de troon Israëls zit.
  6. God werd geprezen voor de rust, die Hij Israël had gegeven. Wanneer Christus als de Vredevorst op aarde zal zijn, dan zal er rust zijn voor Israël en al de volkeren. “Zijn rustplaats zal heerlijk zijn” (Jesaja 11:10).
  7. Alle volkeren moesten weten dat Jehovah alleen de ware God is. Dit zullen ze weten wanneer Christus staan zal tot een Banier der volken (Jesaja 11; 44:8; 45:5, 18, 22). God zal eerst Israël zegenen met rust en vrede; daarna zullen alle volken in Hem en in Zijn volk Israël gezegend worden (Psalm 67).
  8. Er was een grote feestvreugde in geheel Israël en wel zeven dagen en nog eens zeven dagen. Een dubbele vreugde. Men was “blijde en goedsmoeds over al het goede … (1 Koningen 8:66). Dat is een voorstelling van de vreugden van het Vrederijk.
  9. Er was nu een verenigd koorgezang. Tot dusver waren de zangers verdeeld geweest, maar nu paarde aller mond zich tot de lof des Heeren. Slechts één stem van lof zal er zijn in de dag van de grote Vredevorst. Alles smelt samen tot Zijn lof.
  10. Men zegende de Koning: “En Hij zal leven; en men zal Hem van het goud van Scheba geven, en men zal geduriglijk voor Hem bidden, de ganse dag Hem zegenen” (Psalm 72:15).

4. De Koningin van Scheba – 1 Koningen 10; 2 Kronieken 9
In Mattheüs 12:42 en Lukas 11:31 zien we dat de Heere Jezus deze vrouw tot beschamend voorbeeld voor Zijn ongelovige tijdgenoten stelde. Zij is tevens echter een type van de heidense volken, die van de einden der aarde zullen optrekken naar Jeruzalem, om de Meerdere van Salomo te bewonderen en te aanbidden (Psalm 72; Jesaja 60).

  1. Zij had “bij geruchte” – zeker door Israëlitische (Fenicische) kooplieden – van Salomo’s heerlijkheid vernomen. Er zal eens een nog heerlijker gerucht zijn omtrent de teruggekeerde Christus. Zelfs de verre eilanden zullen dan het gerucht van die grote Koning horen (Jesaja 66:19).
  2. Men zal ook Christus grote geschenken brengen, zoals wij lezen in Psalm 68:30; 72:10; Jesaja 60:6-9.
  3. Salomo loste voor de koningin alle vraagstukken op, d.w.z. alle moeilijke problemen. Als Christus straks op aarde regeert, zal Hij alle moeilijke kwesties oplossen; het rassenvraagstuk, de kwestie van het Midden-Oosten, het honger- en het milieuprobleem, et.. Zijn macht en wijsheid volstaan!
  4. De koningin verwonderde zich over Salomo’s wijsheid, rijkdom, schoonheid en over zijn dienaren. Dit zullen de volken die tot Christus zullen komen, in die dag ook doen: zij zullen God prijzen!
  5. Salomo gaf haar al wat zij begeerde en vroeg. Dat zal eens op bredere schaal geschieden met al de volken van het Vrederijk. De volken hebben thans nog vele verlangens die niet vervuld kunnen worden, zolang de satan aanwezig en Christus afwezig is. Maar in die dag, als de satan afwezig en Christus blijvend aanwezig zal zijn, zullen de volken door Christus verzadigd worden.
  6. De koningin geloofde ten volle, omdat zij zag. Dit zal in de bedeling van het Vrederijk voor Israël en de volken het geval zijn. Het is de Gemeente in deze bedeling, die gelooft zonder te zien en daarom is de Gemeente ook zaliger, rijker, hoger bevoorrecht dan Israël of de volken ooit zullen worden.
  7. De vriendelijkheid waarmee de drukke vorst deze vrouw ontving en aanhoorde, is een prachtig beeld van de grote Vredevorst van de toekomst. Wie tot Hem komt, al is het maar met een halve gelovigheid, zoals deze vrouw, wordt door Hem vriendelijk ontvangen en aangehoord. “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen”.

5. Elia – 1 Koningen 17
Elia wijst typologisch heen naar de bange tijd van Israël in de Grote Verdrukking, zoals wij enigermate kunnen afleiden uit Openbaring 11. Want dat één van die twee wonderbare verschijningen, in de 70-ste week van Daniël, Elia is, geven thans bijna alle gelovige uitleggers van het boek Openbaring toe. Johannes de Doper was reeds gedood, toen de Heere Jezus zei: “Elia zal wel eerst komen en alle dingen weder oprichten”. De verschijning van Johannes de Doper was voor Christus’ eerste komst, wat die van Elia voor Zijn tweede komst zal Zijn.

De laatste profetie van het Oude Testament voorzegt de komst van Elia in deze woorden: “Zie, Ik zend u de profeet Elia voordat die grote en vreselijke dag des Heeren komt”. (Maleachi 4:5)

  1. Elia verscheen plotseling en geheimzinnig, en zo zal straks ook zijn verschijning zijn in Jeruzalem in de eerste helft van de 70-ste week van Daniël.
  2. Elia verscheen toen Israël in grote druk verkeerde. Izebel heerste en had kennelijk als doel om Israël tot een heidens volk te maken, zodat het zou ophouden het volk Gods te zijn. De Elia der toekomst zal eveneens verschijnen in benauwde tijden.
  3. Elia vertegenwoordigde met de 7000 die de knie voor Baäl niet gebogen hadden, het overblijfsel van Israël (zie Romeinen 11:2-5). Dit is thans ook het geval, maar ook in de toekomst zal er zo’n overblijfsel zijn.
  4. Met Elia brak een tijd van grote wonderen aan. Wonderen van gericht en ontferming. Wonderen in de wereld der natuur, in de wereld der vogels en in de wereld der mensen. Men denke hier voornamelijk aan de vele wonderen van Elisa en dan is het duidelijk dat we hier een schaduw hebben van het tijdperk van de grote wonderen Gods, dat reeds zal aanvangen in de Grote Verdrukking.
  5. Elia en ook de honderd profeten werden in die dagen van vervolging op wonderbare wijze onderhouden en dit zal God ook met het overblijfsel doen in de toekomst. God zal ze ook verbergen (Openbaring 12:6, 14).
  6. Er was gedurende 3,5 jaar geen regen ten teken van Gods toorn; de Elia der toekomst zal met zijn helper (Mozes) eveneens 42 maanden profeteren met zakken bekleed (Openbaring 11:2, 3).
  7. Achab woedde als een beest tegen Elia. Het eigenlijke beest, de anti-christ, zal woeden tegen de Elia der toekomst (Openbaring 11:7).
  8. Elia gaf een schitterend getuigenis door vuur uit de hemel op de berg Karmel; de toekomstige Elia zal dit op nog groter schaal doen (2 Koningen 1:10; Openbaring 11:5).
  9. Elia voer ten hemel zonder te sterven. De teruggekeerde Elia zal evenwel door het beest gedood worden, maar na 3,5 dag zal hij worden opgewekt en dan tot verbazing van alle toeschouwers ten hemel varen. Het schijnt dus dat het op deze wonderlijke wijze ook Elia gezet is éénmaal te sterven! (Hebreeën 9:27).


Naar Les 26 – Het tweede Boek der Koningen