Les 60 – Het Evangelie van Lukas

Les 60 – HET EVANGELIE VAN LUKAS

I. ALGEMENE OPMERKINGEN

Lukas is het Evangelie van het menselijk leven van Jezus. De ambten van Christus en Zijn verhouding tot de typen en profetieën in de Schrift komen niet zo op de voorgrond.

De sleutel-term is: “Zoon des mensen” en het sleutelvers: Hoofdstuk 19:10 “Want de Zoon des Mensen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was.” 

In overeenstemming met deze centrale gedachte vermeldt de schrijver juist die gebeurtenissen en woorden die aantonen hoe echt menselijk Hij was. Zijn geslachtsregister gaat terug tot Adam. Geen van de evangelisten geeft zoveel bijzonderheden over zijn moeder. Zijn verwantschap naar het vlees, Zijn geboorte en Zijn jeugdtijd. Dit is zo opvallend, dat stellig hierdoor het vermoeden is ontstaan dat Lukas zijn gegevens van Maria zelf heeft gekregen. 

Wij willen uw aandacht in het bijzonder vragen voor de lieflijke beschrijving van de geboorte en jeugd van Jezus, die de andere evangelisten hebben weggelaten.

ADAM EEN TEGENBEELD VAN CHRISTUS

Maar de betekenis van de mensheid van Jezus kan niet ten volle verstaan worden zonder Romeinen 5:14-19 en 1 Korinthe 15:21, 22, 45, 47. Wij zullen dan zien:

  1. Dat Adam een anti-type (tegen-beeld) is van Christus, d.w.z. dat het wezen van Christus niet slechts geïllustreerd wordt door gelijksoortige dingen bij Adam, maar vooral door tegenstelling met heel andere dingen dan bij Adam. Men zou het een spiegelbeeld kunnen noemen.
  2. Dat Adam gezondigd heeft en de mensheid heeft meegesleept in rampspoed en dood; terwijl de laatste Adam de redder werd van die mensheid en het Hoofd is geworden van een nieuwe schepping, die niet behoeft te vrezen voor rampspoed, omdat zij verbonden is aan het triomferende Hoofd.
  3. Dat slechts twee mensen deze bijzondere verantwoordelijkheid hebben gehad: de eerste Adam en de Laatste Adam; de eerste mens en de Tweede Mens. Alle levende mensen zijn óf “in Adam”, óf “in Christus”. Alle mensen zijn geboren “in Adam”; alleen de wedergeborenen zijn “in Christus”.

Het Lukas-Evangelie beschrijft ons dus de geschiedenis van de “Laatste Adam”. Bij de bestudering van dit boek moeten wij steeds Zijn vertegenwoordigend karakter voor ogen houden. Als de “Laatste Adam” is Hij de enige hoop voor het menselijk ras. Als de satan Hem had kunnen verleiden in de verzoeking in de woestijn, of Hem had kunnen doden in Gethsemané, dan zou zijn overwinning volledig en definitief geweest zijn. Dan zou er voor het verloren mensdom geen hoop meer geweest zijn. Maar Hij is meer dan de triomferende Mens. Hij is ook de “Model-Mens”. Daarom moeten wij bij de bestudering van dit Evangelie Hem ook zien als het volmaakte Voorbeeld, in Wie God al Zijn welbehagen heeft.

In de boodschap van de engel Gabriël aan de maagd Maria (Lukas 1) worden drie dingen aangaande de Persoon van Christus in nauw verband met elkaar gebracht:

  1. De Komende zal waarachtig Mens zijn: “Gij zult zwanger worden en een zoon baren”.
  2. De Komende zal de Vervuller zijn van het Davidisch Verbond: “De Heere God zal Hem de troon van zijn vader David geven”. De uitdrukking “troon van David” moeten wij even letterlijk opnemen als bijv. de “troon van de Oranjes”, dus niet “geestelijk” of “hemels”. David heeft niet vanuit de hemel geregeerd over een “geestelijk” koninkrijk, maar vanuit Jeruzalem over een aards koninkrijk.
  3. De Komende zou waarachtig God zijn: “De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit U geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.” Wij mogen het dus wel zo stellen, dat Lukas, hoewel de mensheid van Christus op de voorgrond stellend, ons een vollediger beeld geeft van Zijn Persoon, dan de evangelisten Mattheüs, Markus en Johannes afzonderlijk.

II. ANALYSE VAN HET BOEK

Het Evangelie van Lukas valt als vanzelf in zeven delen uiteen:

Deel I – De inleiding – Lukas 1:1-4

Het lijdt geen twijfel of Lukas, “de geliefde medicijnmeester” (Kolossenzen 4:14), de metgezel van Paulus, is de schrijver geweest van dit boek.

De inleiding vermeldt (althans volgens de juiste vertaling) zowel de aanleiding als de bronnen van het Evangelieverhaal. Het is jammer dat de vertaling dit niet goed kan doen uitkomen. Het Griekse woord “anoothen”, dat vertaald is met “van voren aan” is hetzelfde woord dat in Johannes 3:31 vertaald is met “van boven”. Zo ook in Johannes 19:11; Jakobus 1:17 en 3:17. In al die teksten zou de vertaling “van voren aan” niet kunnen. De uitdrukking zou in het Nederlands luiden: “opnieuw” of “overnieuw”, hetgeen wel degelijk inhoudt: “van voren af aan”. In zoverre “op” of “over” duidt op een hoger niveau, wil het zeggen dat het nieuwe over het ouder heen komt te liggen en in zekere zin vervangt. Dat “anoothen” kan worden uitgelegd als “van boven af” is duidelijk, maar hier betekent het eenvoudig, dat de wetenschappelijk onderlegde schrijver zjjn onderwerp goed heeft bestudeerd.

Wij moeten het Evangelie van Lukas dus in geen geval zien als slechts een verzameling van verhalen, die omtrent de Persoon van de Heere Jezus in omloop waren. Integendeel, juist omdat er zoveel verhalen over Hem in omloop waren, was het nodig dat de betrouwbaar-heid daarvan zou worden bevestigd door iemand die een grondige studie had gemaakt. De inleiding is daarmee een bevestiging van de inspiratie van het Boek.

Deel II – De menselijke hoedanigheid van “de Laatste Adam” – Lukas 1:5-2:52

Op welk een eenvoudige wijze wordt de mensheid van onze Heer weergegeven! Hij is uit een vrouw geboren na een normale zwangerschap. Hij is “in doeken gewikkeld” in een voerbak neergelegd. Toen Hij acht dagen oud was, is Hij besneden en kreeg Hij een naam. Hij is evenals iedere Joodse jongen in de tempel gebracht en is evenals ieder menselijk wezen toegenomen “in wijsheid en in grootte”. Hij was dus volkomen mens. En toch was dit alles doorweven met “iets” dat geen ander kind had. Daarom werd Hij reeds vóór Zijn geboorte aangeduid als “het Heilige” (vs. 35). Hij was niet bezoedeld met de smet van Adam, omdat Hij verwekt was door een aparte scheppingsdaad van God. Zijn geboorte is aangekondigd door engelen. Door hen en door de Heilige Geest wordt Hij de Christus genoemd. En als een jongen van twaalf jaar is Hij er Zich reeds ten volle van bewust dat God Zijn Vader is (Lukas 2:11; 26-29 en 49).

Hij is in Zijn opstanding de “Tweede Mens”, de “Laatste Adam” (1 Korinthe 15:45-47). De eerste mens was uit de aarde aards. Zijn lichaam was uit het stof van de aarde geformeerd en Hij werd een levende ziel door de adem van God. De Tweede Mens is uit de hemel, Die een reine, menselijke geest, ziel en lichaam kreeg in de schoot van een vrouw.

Deel III – De doop, het geslachtsregister en de verzoeking van Jezus – Lukas 3:1-4:13

Tussen het einde van hoofdstuk 2 en het begin van hoofdstuk 3 liggen achttien jaren, waarin Jezus blijkbaar in het buitenland verkeerde. Bestudeer in dit verband deze schriftplaatsen:

Mattheüs 11:3; Lukas 7:19, 20 – Zijt gij degene, die komen zou? Johannes, de neef, kende de Heer niet!

Mattheüs 17:24 – belasting betalen

Mattheüs 22:17 – beeltenis van de keizer. Dit is niet de tempelbelasting: die moest met speciaal geld worden betaald. De enige andere belasting was die van vreemdelingen, buitenlanders! Was de Heer in het buitenland geweest?

Johannes 1:45-48 – Waarom kende Nathanaël de Heer niet? Kana ligt maar enkele kilometers van Nazareth en Kapernaüm

Mattheüs 13:54-58 – Van waar Dezen die wijsheid en die krachten? Waar was hij dan wel geëerd? Vergelijk Johannes 6:42. Kenden zij Hem zelf niet??

Markus 6:2-4 – idem (4 broers, minstens 2 zussen)

Lukas 4:24-32 – idem

En het sterkste punt: De Evangelisten vermelden niets over het leven van Jezus voor zijn openbare optreden. Blijkbaar wisten zij daar niets van! (vgl. Lukas 1:2 ooggetuigen-verslagen) Dit alles duidt op een verblijf in het buitenland, waarover buiten-Bijbelse bronnen getuigen. Deze vallen echter buiten het kader van deze cursus.

Andere aanwijzingen:

Johannes 7:27 – Wij weten van waar Hij is.. Maar van de Christus weten wij niet van waar Hij is

Vgl. Johannes 9:29 – maar Dezen weten wij niet van waar Hij is

Johannes 8:48 – is Hij een Samaritaan?

Johannes 10:16 – andere schapen; andere stal

Markus 4:35-41 Hij slaapt (!?) in het schip tijdens een storm. Was Hij daaraan gewend?

Jesaja 49:6, vgl. Handelingen 13:47 – licht der heidenen; einde der aarde.

Eindelijk klinkt “de stem in de woestijn” met zijn ernstige boodschap en dan is Zijn tijd gekomen.

De doop in de Jordaan en de daarmee gepaard gaande gebeurtenissen zijn een vooraf schaduwing van Zijn dood en opstanding (wedergeboorte) en daarmee zijn officiële aanstelling tot de Christus van God (3:1-22).

Daarna volgt Zijn geslachtslijst, teruggaande tot voorbij David en Abraham tot de eerste mens (3:23-38). En dan volgt de ontzettende verzoeking in de woestijn.

Drie voorvallen in het leven van onze Heer zijn enerzijds heel eenvoudig en begrijpelijk, maar bevatten anderzijds toch elementen van diepe verborgenheid: het zijn de verzoeking in de woestijn, de strijd in Gethsemané en de kruisiging.

Wat de eerste en de derde verzoeking in de woestijn betreft, is het duidelijk dat de opzet van de satan was om de Jezus er toe te brengen Zich Zelf te verlossen door gebruik te maken van Zijn Goddelijke macht. Dan zou Hij de beproeving hebben doen eindigen door almacht, in plaats van die te dragen als de gehoorzame Mens.

De tweede verzoeking was een poging om Jezus over te halen de heerschappij over de aarde te aanvaarden als een gave van de duivel in plaats van uit de handen van Zijn Vader. 

De satan zal straks in de eindtijd wél een mens vinden die bereid is om op zijn voorwaarde de heerschappij op aarde te aanvaarden, namelijk “het beest” (Openbaring 13:1, 2). Als Jezus dan zo volkomen voorbereid is en “getest”, dan treedt Hij op in Zijn functie van Zoon des Mensen; Erfgenaam van Adam. Zoals wij reeds hebben gezegd, komt Zijn koningschap het duidelijkst naar voren in het Evangelie van Mattheüs, maar Lukas zwijgt er ook niet over.

Deel IV – De dienst van de Profeet – Koning in Galilea – Lukas 4:14-9:50

De sleutel tot dit deel is de aanhaling door onze Heer aan het begin van Zijn optreden uit Jesaja 61:1: “De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om … uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heeren” (Lukas 4:17-19). 

Men vergelijke de profetische zalving in Jesaja 61:1 met die van Jesaja 11:1, 2. De eerstgenoemde tekst wijst op Jezus als Profeet, de laatstgenoemde heeft betrekking op de Spruit uit Isaï, de Koning. In Lukas treedt Jezus als Profeet op de voorgrond, in Mattheüs als Koning en in Johannes als Priester. Merk op, hoe onze Heer in het vierde hoofdstuk Zich al dadelijk openbaart als Profeet (Lukas 4:24).

In dit gedeelte komen ook twee wonderen voor, die alleen door Lukas vermeld worden, namelijk de wonderbare visvangst (5:4-11) en de opwekking van de jongeling te Naïn (7:11-18). Ook de gelijkenis van de twee schuldenaars vinden wij alleen bij Lukas (7:41-43).

Het negende en tiende hoofdstuk van Lukas komt tot op zekere hoogte overeen met het elfde en twaalfde hoofdstuk van Mattheüs. Beide onderstrepen dat de Heer Zijn verwerping erkent (vergelijk Lukas 9:7, 8, 19, 20; 10:12-23 met Mattheüs 11:16-26 en 12:23-50). Het is betekenisvol dat, naarmate Hij als Koning en Profeet op de achtergrond treedt, Hij steeds meer anticiperend als Priester naar voren treedt (zie Mattheüs 11:28; 12:39, 40; Lukas 9:22, 44, 45; Johannes 12:23, 33). Overigens begon Zijn werkelijke bediening als Priester pas ná Zijn opstanding.

Deel V – De reis van Galilea naar Jeruzalem – Lukas 9:51-19:44

De woorden en daden van onze Heer gedurende deze reis zijn in overeenstemming met Zijn praktische verwerping door Zijn volk als Messias.

1. Daar deze verwerping nog niet officieel een feit is geworden, blijft Hij Zich aanbieden aan het volk en zendt Hij de zeventig uit (10:1-24), en ten slotte nadert Hij als Koning de stad Jeruzalem als vervulling van Zacharia 9:9.

2. Maar in Zijn leer tijdens deze reis komen steeds meer woorden voor die een voorafschaduwing zijn van de bedeling der genade, die ingeleid zal worden door Zijn lijden en dood en die zal voortduren totdat Hij Zijn kroon zal aanvaarden. 

De lieflijkste beelden van genade in de hele Schrift vinden we in de beschrijving van deze reis. U vindt ze in Zijn antwoord aan Jakobus en Johannes (9:53-56); in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (10:25-37); Zijn antwoord aan Maria (10:38-42); de prachtige drievoudige gelijkenis van het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon (15:1-32); de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (18:9-14); de derde en de vierde aankondiging van Zijn dood (12:50 en 18:31-34); de genezing van Bartimeüs (18:35-43) en de bekering van Zacheüs (19:1-10). Al deze woorden en daden spreken niet van de Zoon des Mensen, Die de plaats van David gaat innemen, maar van de Zoon van Abraham, Die de plaats van Izak gaat innemen. Kortom, het zijn tekenen niet van Zijn Koningschap, maar van Zijn Priesterschap in onze tegenwoordige bedeling!

3. Het onderricht betreffende het Koninkrijk heeft nu te doen met het “uitstel” daarvan. Het is duidelijk dat er voor de discipelen een tijd zal aanbreken van verwerping, vervolging en getuigenis. De bevelen die aan de zeventig werden gegeven, hebben een veel verdere strekking en toepassing dan nodig geweest zou zijn voor het volbrengen van alleen maar een tijdelijke opdracht in een aantal dorpen op weg naar Jeruzalem. Zij ontvingen ernstige waarschuwingen betreffende ontberingen en zelfverloochening (9:57-62; 10:1-16). Onze Heer begint Zijn discipelen te onderrichten betreffende hun verhouding tot de wereld (12:1-34) en Hij maakt hen duidelijk dat de Koning moet heengaan en hen zal achterlaten in de wereld als Zijn dienaars en gevolmachtigden, van wie Hiị eenmaal rekenschap zal vragen (11:1-13; 12:1-12; 13:1-9; 13:22-30; 14:1-35; 16:1-13; 17:1-10; 18:1-8; 19:12-27).

4. Gedurende deze reis heeft Hij de verwerping en het oordeel aangekondigd over het volk, de Farizeeën, Jeruzalem en de steden waar Hij Zijn grootste daden had verricht. Hij heeft de sluier van de onderwereld opgelicht en aangetoond dat dit leven bepalend is voor de eeuwigheid (11:37-54; 13:31-35; 16:19-31; 19:39 tot 20:47).

Deel VI – Gebeurtenissen te Jeruzalem van de verwerping van de Koning tot de begrafenis van het Lam van God – Lukas 19:28-23:56

Dit is het centrale en culminerende thema van alle vier evangelisten. Het valt in twee delen uiteen:

  1. Van de triomfantelijke tocht naar Jeruzalem met zijn anticlimax tot het einde van de rede op de Olijfberg (Lukas 19:28-21:38)
  2. Van het verraad van Judas tot de begrafenis (Lukas 22-23:56).

Deel VII – De Verhoging van de Zoon des Mensen – Lukas 24

Drie dingen zijn hier van groot belang:

  1. Door de opstanding van de Heer is het bewijs geleverd van de inspiratie en de echtheid van het Oude Testament (Lukas 24:25-27 en 44-46).
  2. Zijn gezaghebbende verklaring, dat ondanks Zijn verwerping als Koning alle profetieën over Hem letterlijk vervuld zullen worden.
  3. De belofte van de nederdaling van de Heilige Geest, gedaan vóór de kruisiging, wordt bevestigd in verband met de opdracht om te prediken – niet het Koninkrijk – maar “bekering en vergeving van zonden” aan alle volken (24:47). Hij verbindt al Zijn woorden aan de leer van Mozes en de profeten.

    Het lijden van de Messias is voorbij; de openbaring der heerlijkheid van de Messias, die door de profeten is voorzegd en door Jezus bevestigd, moet wachten op de vervulling, wanneer Hij wederkomt.


Naar Les 61 – Het Evangelie van Johannes