Les 63 – De Brieven en de Openbaring

Les 63 – DE BRIEVEN EN DE OPENBARING

A. INLEIDING

De Brieven vormen in drie opzichten een apart gedeelte van het Woord van God.

  1. door hun brief-vorm.
  2. door hun terugblik op het kruis.
  3. zij houden zich niet in de eerste plaats bezig met de Joden of de Heidenen, maar met een nieuwe groep in de mensheid, namelijk de Christenen.

I. NIET WET, MAAR GENADE

Heel de Schrift, tot op Handelingen (behalve een paar korte hoofdstukken van de Evangeliën, die de opstanding en de hemelvaart beschrijven), ziet vooruit naar (de dood en opstanding van) de Messias en houdt zich primair bezig met Israël.

Wij moeten dan beginnen met te constateren dat – evenals de wetgeving gevolgd werd door een enorme uitbreiding van de geopenbaarde waarheid, bedoeld als uitleg van de wet en het bepalen van de verantwoordelijkheid van de mens onder de wet (namelijk het gehele Oude Testament, behalve Genesis) – zo ook het kruis gevolgd werd door een nieuwe grote uitbreiding van de Schrift met het doel de zegeningen en de verantwoordelijkheid van de mens onder de genade vast te stellen. Een verklaring van het kruis was zeker wel noodzakelijk.

II. DE OPENBARING VAN GEMEENTELIJKE WAARHEID

Maar er is nog een reden waarom de Brieven zulk een rijkdom van waarheid openbaren. Tegen het einde van Zijn optreden heeft onze Heer heel kort aangeduid dat Hij iets geheel nieuws in het leven zou roepen, waarover het Oude Testament met geen woord rept, namelijk de Gemeente (Mattheüs 16:18). Verder gebruikt Hij dit woord Gemeente nog slechts eenmaal terloops in Mattheüs 18:17.

Hij heeft het niet nodig gevonden een beschrijving of een verklaring te geven hoe, wanneer of uit welk materiaal Hij Zijn Gemeente dacht te bouwen. Ook ontvouwde Hij niet in welke betrekking dit geestelijk bouwwerk zou staan tot Hem, tot Israël en de wereld. Toch was een verklaring van dit alles onontbeerlijk. Welnu, in de Brieven worden juist al deze dingen behandeld. De Brieven verklaren het werk van Jezus Christus in Zijn lijden en opstanding en zij ontwikkelen de leer over de Gemeente en vullen zo aan wat onze Heer in Zijn toespraken heeft verzwegen, maar in Zijn wonderen en tekenen heeft geïllustreerd!

In deze Boeken, met inbegrip van Handelingen en Openbaring, vinden wij de “vele dingen”, waarvan de Heer zegt dat de discipelen die toen niet konden dragen, maar dat de Geest der Waarheid die zou verklaren (Johannes 16:12 en 13).

Welnu, de Brieven en Openbaring geven als hun voornaamste onderwerp juist die waar-heden, die noodzakelijk waren in verband met de volbrachte verlossing, met het scheppen van het nieuwe lichaam, de Gemeente, en met het overeenbrengen van dat nieuwe werk met de verbonden van God met Israël.

Bovendien wil Openbaring nog de verbinding aangeven die er is tussen de tegenwoordige bedeling en het Davidisch koninkrijk en de eeuwige toestand hierna. In de Brieven krijgt de Christen dus onderricht in de leer der genade en in de beginselen die zijn leven moeten beheersen als lid van de Gemeente, die het Lichaam van Christus is.

Het Oude Testament heeft in typen, verbonden en profetieën voorafschaduwingen gegeven van de “genade die ons geschied is” (1 Petrus 1:10), maar heeft nooit getracht die genade te definiëren of haar verhouding tot de wet vast te stellen.

De Evangeliën geven een viervoudige blik op de Persoon van Christus

  • als het Zaad van de verbonden met Abraham en David; (Mattheüs)
  • als de Dienstknecht van Jehovah, (Markus)
  • als de Zoon des mensen en (Lukas)
  • als de Zoon van God. (Johannes)

Leerstellig beschouwd vormen zij een overgang van louter wet naar louter genade. In de Evangeliën krijgt de wet zijn hoogste, zijn strengste, ja dodelijkste toepassing. Geen natuurlijk mens kan tegenover de Bergrede staande blijven. 

Behalve deze verdediging en rechtvaardiging van de wet moeten de Evangeliën vanzelfsprekend sterk Joods gekleurd zijn, waar Christus immers voor de Joden “een dienaar der besnijdenis” was (Romeinen 15:8).

Maar het kruis was ook nabij en het onderwijs van Christus omtrent het persoonlijk heil was gebaseerd op het kruis en de verrijzenis als het einddoel van een volmaakte verlossing. Zijn aanbod van het eeuwige leven, alleen op voorwaarde van geloof, werd gedaan met het oog op Zijn naderende opstanding. Maar Hij is niet verder gegaan dan de grondslag te leggen van de leer der genade en de aankondiging van Zijn plan om Zijn Gemeente te bouwen. De kiem van alles wat wij in de Brieven zullen vinden, ligt wel in het onderricht van Jezus, maar de groei en de ontwikkeling van de plant werd overgelaten aan de dienst van de komende Trooster (Johannes 14:26; 15:26; 16:12-15).

III. DE POSITIE VAN DE APOSTEL PAULUS

Vanzelfsprekend is Paulus de voornaamste schrijver. Zijn opleiding in de Joodse en Griekse wijsheid, zijn geboorte buiten Palestina en desondanks zijn streng godsdienstige opleiding in dat land, maakte hem tot een geschikt instrument van de opgestane Heer, enerzijds ter bevestiging van de onvervulde beloften aan Israël en anderzijds ter openbaring aan de gelovigen uit de Heidenen van hun positie in louter genade.

Tot deze dienst werd hij geroepen door de opgestane en verheerlijkte Christus, zodat de geest van deze dienstknecht en getuige niet in beslag werd genomen door herinneringen aan de dag van zijn zwakheid, maar integendeel vervuld met een sterk bewustzijn van Zijn opstandingsmacht en heerlijkheid. Aldus door de stem van de Heer uit de hemel geroepen, heeft hij zijn onderwijs rechtstreeks van de Heer Zelf ontvangen (Galaten 1:15 tot 2:6; Efeze 3:2-4; 2 Korinthe 12:1-4). Hij mocht de waarheid niet leren van de andere apostelen “van horen zeggen” of traditie, maar werd weggezonden naar Arabië, de leerschool van Mozes, waar hij rechtstreeks van de Heer die speciale waarheden ontving, die het onderwerp vormen van zijn aparte prediking (Galaten 1:1, 11,12, 16, 17; 2:6-9; 1 Korinthe 11:23; 1 Thessalonicenzen 4:15; 1 Korinthe 15:3; Handelingen 26:16, 17, enz.).

De bijzondere prediking van Paulus echter heeft betrekking op de nieuwe groepering, de Gemeente. En dit speciale onderwerp wordt zeer breedvoerig uitgewerkt. Als wij de geschriften van Paulus niet hadden, zouden wij bijna niets weten over de Gemeente. Alleen door hem weten we dat de Gemeente een levend organisme is, een vitaal lichaam, in tegenstelling tot een organisatie of vereniging van personen. Een lichaam, waarvan Christus het Hoofd is en alle sedert de opstanding van Christus wedergeboren personen de leden zijn.

Vooral door hem weten wij dat de Gemeente het Lichaam is van Christus. Alleen door hem kennen wij de aard, het doel en de juiste opzet van de plaatselijke gemeenten als de openbaring van die éne algemene heilige christelijke kerk.

IV. VERSCHIL TUSSEN DE BRIEVEN VAN PAULUS EN DIE VAN DE ANDERE APOSTELEN

Het zou niet goed zijn de geschriften van Paulus hoger te achten dan de rest van de Heilige Schrift, maar toch onderscheiden zij zich van de andere:

  1. door hun omvang, en daardoor ook:
  2. door hun inhoud,
  3. door het enorme belang van de behandelde onderwerpen, en
  4. door de aan de schrijver toevertrouwde uitzonderlijke openbaringen.

V. DE GROTE ONDERWERPEN

De grote onderwerpen van de Brieven en Openbaring zijn:

  1. De verlossing door Christus alleen door het geloof, d.w.z. op grond van genade ofwel onverdiende gunst.
  2. De Gemeente als het levend Lichaam van de verrezen en verheerlijkte Christus in tegenstelling tot enerzijds de verlosten van alle voorbijgegane oudtestamentische eeuwen, en anderzijds de verlosten in de toekomstige eeuwen.
  3. De Heilige Geest in Zijn verschillende diensten en verhouding tot dit lichaam en tot de gemeenten, alsook tot de afzonderlijke gelovigen.
  4. De overeenkomst en samenhang van deze nieuwe bedeling met de beloften aan Israël als volk.
  5. De wandel, dienst en toekomstige bestemming van deze Christenen, d.w.z. van de verlosten van deze bedeling.
  6. Profetische uitspraken over het verloop en het einde van deze bedeling, over de volgende bedeling en over het begin van het leven in de nieuwe schepping.
  7. En door dit alles heen bevat dit deel van de Bijbel ook nog veel interessant, leerzaam en treffend biografisch materiaal. Dikwijls komt de waarheid immers nog beter naar voren door menselijke ervaring dan door leerstellingen.

B. HOE MOETEN WIJ DE BRIEVEN BESTUDEREN?

Houd u vooral in het oog dat deze geschriften Brieven zijn en geen opstellen of verhandelingen. Daarom moet u:

Ten eerste: de Brief aan één stuk doorlezen, alsof het een Brief is aan u persoonlijk of aan de plaatselijke gemeente gericht.

Ten tweede: lees hem daarna langzaam over en noteer de volgende bijzonderheden van de Brief:

  1. De plaats waar de Brief geschreven is (indien vermeld).
  2. De aanleiding tot het schrijven.
  3. Aan wie de Brief gericht is.
  4. Het algemene onderwerp van de Brief.

Bij dit voor de tweede keer lezen moet u de plaatsen en personen noteren die vermeld worden en nauwkeurig alle Schriftplaatsen nalezen die daarop betrekking hebben. Uitgezonderd natuurlijk namen als Jeruzalem, Petrus, Jakobus, enz., omdat die voldoende bekend zijn.

Ten derde: Nu moet u de Brief opnieuw lezen en een lijst opmaken van de verschillende onderwerpen die de schrijver behandelt. Hier moet u gebruik gaan maken van de richtlijnen en de vragen voor zelfstudie.

Ten vierde: Als een Brief terdege is bestudeerd, moet hij vergeleken worden met de andere Brieven van dezelfde groep.

Bovenal moet u steeds bedenken dat deze geschriften, hoe menselijk ook van vorm, juist daardoor de gevoelens van Christus Zelf jegens de gemeenten en afzonderlijke gelovigen openbaren. Droefheid en vreugde, goedkeuring en verontwaardiging, vermaning en berisping openbaren de gemoedsaandoeningen van Christus, die ons bereiken door het hart heen van Paulus, Petrus, Jakobus of Johannes. “… ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij” (Galaten 2:20) dat is de sleutel tot het begrip van de menselijke kant van deze zo menselijke geschriften. Dit geeft een speciaal ontroerend karakter aan de Brieven.

Wij bespreken de brieven in de volgorde waarin zij vermoedelijk zijn geschreven.



Naar Les 64 – De eerste Brief aan de Thessalonicenzen