Les 81 – De tweede Brief van Petrus

Les 81 – DE TWEEDE BRIEF VAN PETRUS

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 81)

  1. Hoe worden genade en vrede ons vermenigvuldigd?
  2. Wat worden wij “deelachtig”?
  3. Waardoor worden wij deelachtig aan de Goddelijke natuur?
  4. Noem zeven karaktereigenschappen als gevolg van geloof.
  5. Welke uitwerking wordt aan deze ontwikkeling van de Christen toegeschreven?
  6. Zal deze ontwikkeling uitlopen op verlossing?
  7. Wat bedoelt de apostel met 1:14?
  8. Wat zegt hij, dat zijn lichaam is?
  9. Naar welke gebeurtenis verwijst Petrus in 1:15-18?
  10. Waarmee vergelijkt hij “het profetische woord'”?
  11. Welke regel ter verklaring van Schriftplaatsen geeft hij?
  12. Geef in eigen woorden de inhoud weer van 2:1.
  13. Met welk woord karakteriseert de apostel ketterij?
  14. Welke speciale dwaling zal die ketterij kenmerken?
  15. Welke uitwerking van die leer voorspelt hij?
  16. Welk lot voorzegt hij voor de dwaalleraars?
  17. Zal dit oordeel ook de rechtvaardige overkomen?
  18. Welk optreden van God in het verleden wordt hier aangehaald om de toekomstige oordelen van God te bewijzen?
  19. Wat wordt bedoeld met “de weg van Bileam”?
  20. Maakt de Schrift onderscheid tussen onwetendheid en ketterij? (2 Timotheüs 2:24-26 en Titus 3:10).
  21. Welke kenmerken van valse leraars worden opgesomd in 2:1 tot 3:4 met betrekking tot 
  1. hun wandel
  2. hun spreken
  3. hun beloften
  4. hun leer?
  1. Zijn de personen, beschreven in 2:20-22, wedergeboren?
  2. Waaraan moeten wij volgens de apostel “denken”?
  3. Welk argument zullen de spotters aanvoeren tegen de belofte van de wederkomst van Christus?
  4. Is het waar dat alle dingen blijven zoals van het begin van de schepping?
  5. Hoe zal de Dag des Heeren komen?
  6. Wat is het verschil tussen “de Dag des Heeren” en “de Dag van Christus”?
  7. Welke grote verandering zal de aarde ondergaan?
  8. Wat verwachten wij? Waarnaar zien wij uit?
  9. Welke uitwerking heeft de verwachting van de wederkomst op de wandel?
  10. Waarom talmt (vertoeft) Christus te komen?
  11. Wat zegt Petrus over de Brieven van Paulus?

I. ALGEMENE OPMERKINGEN

Wat de omstandigheden en het gezichtspunt betreft, is er grote overeenkomst tussen de Tweede Brief aan Timotheüs en de Tweede Brief van Petrus. In beide Brieven zijn de schrijvers zich ervan bewust, aan het einde van hun loopbaan te zijn. Toch zijn beiden bijzonder gesterkt en opgewekt en waarschuwen tegen de toenemende zondigheid en afval in de gemeenten in de laatste dagen.

Wij zullen echter zien, dat Petrus als het ware aanvullend werkt op de Tweede Brief aan Timotheüs. Zo waarschuwt Paulus bijvoorbeeld Timotheüs voor de afval onder de leken, terwijl Petrus wijst op de afval onder de leraars. Die twee vormen één geheel. De leerlingen krijgen genoeg van de gezonde leer, “want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden” (2 Timotheüs 4:3).

Anderzijds brengen zulke leraars “verderfelijke ketterijen” (2 Petrus 2:1) en de mensen die beginnen met “hun oor van de waarheid af te keren”, zullen zich tenslotte “naar de fabels keren” (2 Timotheüs 4:4), of zoals Petrus zegt: “velen zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden” (2 Petrus 2:2).

Wij merken op dat Petrus de meest verschrikkelijke van de “verderfelijke ketterijen” signa-leert, namelijk: “ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende”. Zij verloochenen niet het Christendom, maar de Heere als Verlosser.

Het is de verloochening van de apostolische leer der verlossing “met het kostbaar Bloed van Christus, als van het Lam”; dat is de verzoening, zoals voorzegd door oudtestamen-tische typen.

Wij zullen in de Brieven van Johannes zien dat de afval nog verder doorgaat, zelfs tot de loochening van de waarheid betreffende Jezus als de Christus. Petrus wijst ook op de loochening van de wederkomst van Christus als een kenmerk van de afval in die dagen. Vandaar zijn aansporing van de ware gelovigen om tot volle wasdom te komen en de hoop levend te houden op de komst van de Heere, hetgeen zal meewerken tot het leiden van een heilig leven.

U zult wel opgemerkt hebben dat Petrus in deze Brief handelt over de algemene waarheid van Christus’ wederkomst ten oordeel zonder onderscheid te maken tussen het oordeel over de Gemeente, Israël of de volkeren.

Nadat hij gewezen heeft op Gods oordelen over specifieke mensen en omstandigheden in de oudtestamentische geschiedenis, wijst hij in het bijzonder op Gods oordeel over de wereld, hemel en aarde, door de grote vloed van Genesis 1:2 (2 Petrus 3:6-7). Dat hij niet de Noachietische vloed op het oog kan hebben is zonder meer duidelijk: In de dagen van Noach verging hemel noch aarde, maar wel “de wereld der goddelozen”, hetgeen hij al gemeld had in 2 Petrus 2:5.

De “wereld die toen was” werd geoordeeld door water; de “hemelen die nu zijn, en de aarde” zullen worden geoordeeld door vuur. (2 Petrus 2:6, 7)

II. INDELING

  1. Aanmoedigingen tot de belangrijkste Christelijke deugden – 2 Petrus 1:1-15
  2. De Schriften aangeprezen als geïnspireerd en gezaghebbend – 2 Petrus 1:16-21
  3. Waarschuwing tegen de afvallige leraars – 2 Petrus 2:1-22
  4. De tweede komst van Christus en de “Dag des Heeren” – 2 Petrus 3:1-18

Het is merkwaardig dat drie apostelen in hun vermaningen Bileam vermelden, namelijk Petrus (2:15, 16), Judas (11) en Johannes (Openbaring 2:14).

Let wel dat Petrus spreekt over de weg van Bileam, Judas over de verleiding van Bileam en Johannes over de leer van Bileam. Alles samengevat wordt door deze aanhalingen Bileam gekenschetst als een type van de valse leraars die geldgierig zijn en de scheidsmuur tussen kerk en wereld willen afbreken. 

In Numeri 31:15, 16 lezen we dat Bileam, omdat hij niet in staat was Israël te vervloeken, Balak aanspoorde de Israëlieten in verleiding te brengen met Moabitische vrouwen en hoe deze list gelukte. Hij kon hen niet vervloeken, maar wel verontreinigen. 

Wereldgezindheid is geestelijke hoererij (Openbaring 2:14; Jakobus 4:4). Paulus vreesde, dat Korinthe ook vervallen zou in de afval in de geest van Bileam. “Want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen. Doch ik Vrees …” (2 Korinthe 11:2, 3).



Naar Les 82 – De eerste Brief van Johannes