De leer van de zielenslaap – Prediker 9 : 5

De leer van de zielenslaap. Op basis van een gedeelte uit de studie Prediker (nr. 85 in de serie “De gedachte is…” ) n.a.v. Prediker 9 : 5.

Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten.

De doden weten niet met al

Dit vers wordt graag geciteerd door degenen die de zogeheten “zielenslaap” leren. Het is een leer die zegt dat, als een mens sterft, hij buiten bewustzijn is, of anders gezegd hij slaapt. Dan weet hij niets meer, want er staat hier: “de doden weten niet met al”. Dat “niet met al” leest men dan meteen in de zin van “niets”, terwijl men toch nog wel steeds “existeert”. 

De zielenslaap en ultra-dispensionalisten

Ultra-dispensationalisten geloven dat dikwijls ook. Zij zeggen over nieuwtestamentische gelovigen, dat als een mens sterft, hij buiten bewustzijn is, en als hij weer bij bewustzijn komt, “in aanzien geroepen wordt”, heeft hij deel aan de wederkomst van Christus. Dan vindt “de opname van de Gemeente” plaats, dan wel is “de Jongste Dag” aangebroken, afhankelijk van welke leer men aanhangt. In de dag van de opstanding komen ze weer bij bewustzijn. Dat is dus een soort slaap, en dus noemt men het dan ook de “zielenslaap”. Dat is overigens een tamelijk naïeve uitdrukking, want het zou dan moeten zijn “geestes-slaap”.

De zielenslaap-variant van de Jehovah’s Getuigen

De Jehovah’s Getuigen leren de latere variant op de leer van de zielenslaap. De mens is niet alleen buiten bewustzijn, hij existeert (bestaat) ook níet. Tijdens de opstanding, in de duizend jaren, wordt hij weer als mens op de aarde geplaatst, maar dan in een volmaakt lichaam, dat eeuwig zou moeten kunnen leven, als hij tenminste gehoorzaam blijft aan Jehovah. Dan ontstaat hij dus weer en wordt hij als het ware herschapen. Intussen was hij nergens. Hij was tijdens het dood zijn niet meer dan een nummer in “Gods database”, in Gods herinnering. Bij zijn opstanding wordt dan door God dat “database-nummer”, met alle persoonlijke kenmerken, “opgehaald”, levend gemaakt en krijgt het weer gestalte.

Vreemd genoeg is dit niet alleen van toepassing op leden van de organisatie van Jehovah’s Getuigen. Op uitzonderingen na komt zowat de gehele ooit geleefd hebbende wereldbevolking in aanmerking voor die opstanding. De bedoeling is vervolgens dat deze uit de dood herrezen mensen onderwezen worden door de Jehovah’s Getuigen om Jehovah als God te erkennen en hem te gaan gehoorzamen. Dit is de zogeheten “tweede-kans-leer”. En uiteraard is dit ook, net als “de leer van de zielenslaap”, en net als de leer dat iemand het van God ontvangen eeuwig leven weer kwijt kan raken, een absoluut onbijbelse leerstelling van het wachttorengenootschap.

Erg lang wachten op de Jongste Dag

Zowel de variant van de ultra-dispensationalisten als die van de Jehovah’s Getuigen lijken ontwikkeld te zijn, omdat men anders zit met het idee dat, als een mens naar het dodenrijk gaat en daar moet wachten op de Jongste Dag, het wel erg lang wachten is. Men zou dat bij voorkeur onder verdoving doen, en dus… slapen. Men kan zich namelijk niet voorstellen wat er dan in de dood is? Wat doet men daar? Het is toch een zinloze aanwezigheid daar?

Schriftplaatsen in de Psalmen

Er zijn Schriftplaatsen die dit suggereren, onder andere Prediker 9 : 5. We hebben er daarna nog een paar, hoofdzakelijk uit de Psalmen. Dat zijn liederen en daarin worden de dingen over het algemeen heel kernachtig en kort gezegd. Met weinig woorden, die dan stuk voor stuk dan toch een grote of brede betekenis hebben. Dat is anders dan in de gewone spreektaal, want daar gebruikt men over het algemeen wat meer woorden om veel gedetailleerder te formuleren. Je moet dus oppassen met dit soort uitspraken. Men zou ze in hun context lezen en er niet een betekenis aan geven die buiten het onderwerp gaat dat in het Schriftgedeelte besproken wordt.

Psalm 6 : 5, 6

Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.
Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf?

Er staat niet “graf”, maar “dodenrijk”, “sheol” in het Hebreeuws, “hades” in het Grieks en “hel” in het Nederlands. Dat betekent gewoon “een lage plaats”. Wat hier naar voren wordt gebracht wordt, in “Want in de dood is Uwer geen gedachtenis”, is niet dat in het dodenrijk die gedachtenis niet is, maar dat men de Heer zou loven zolang men adem heeft. Hoeveel Psalmen moet ik daarvoor citeren? “Alles wat adem heeft, love de HEERE“. (Psalm 150 : 6) Men zou de levensadem gebruiken om woorden tot eer van God uit te spreken. Niet alleen de adem, maar heel ons leven zouden wij gebruiken tot eer van God. De dood is niet de plaats om God te loven, is ook hier de gedachte. 

In de dood zal men God niet loven

Het woord gedachtenis wordt vertaald met “opmerken”, “noemen”, “van doen hebben met”. “Herinneren” kan eventueel ook nog. Maar dat is wel de meest smalle betekenis van de term. Het heeft net zo goed de betekenis van “deel hebben aan” en dus ook “kennen” in de Bijbelse betekenis van het woord.

De eer van God speelt geen rol in de dood. Dáár zal men God niet loven. Of men dat daar kan of niet, is niet eens aan de orde. De gedachte is gewoon dat men dit loven, God eer geven, bij leven en dus hier op aarde, zou doen. Vandaar dat vers 5 zegt: “Keer weder, HEERE, redt mijn ziel; verlos mij.” In de zin van: laat mij niet sterven, want wij zouden U loven in dít leven.

De conclusie dat men in de dood, in het dodenrijk dus, helemaal niks weet, geen gedachten heeft en geen bewustzijn, is helemaal onzin en bovendien niet wat dit vers en overeenkomende verzen leren. 

Psalm 30 : 9-11

Tot U, HEERE! riep ik, en ik smeekte tot den HEERE:
Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?
Hoor, HEERE! en wees mij genadig; HEERE! wees mij een Helper.

Hier gaat het om net zo’n gebed voor verlossing uit de dood, alleen is dat hier al gebeurd. Het is een danklied voor verlossing uit de dood, en dat is, net als al die Psalmen, van toepassing op de Here Jezus. De verlossing waarover gesproken wordt, is verlossing uit de dood. Het is opstanding, nieuw leven, of leven alsnog. “HEERE! wees mij een Helper” wordt in dat verband gezegd. Hier gaat het niet eens om het dodenrijk, om Sheol, maar letterlijk om “de groeve” (“qeber” in het Hebreeuws), in het Nederlands is dat “het graf”, de plaats in de aarde waarin een lichaam gelegd wordt. 

De gedachte is dat een dood lichaam geen adem heeft en dus de Heer niet looft in het graf. Het gaat dus om een gebed t.b.v. opstanding uit de dood, zodat men in staat is om de Heer te loven. Dat is precies wat de Here Jezus doet, want zoals in de Psalmen ruim wordt uiteengezet, zou Hij verlost worden uit de dood. Hij zou opstaan uit de dood en de lof Gods bekend maken aan de Zijnen, aan de Gemeente. Daar gaat het over, maar met buiten bewustzijn heeft het helemaal niks te maken.

Psalm 31 : 17-19

Laat Uw aangezicht over Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid.
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf.
Laat de valse lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige, in hoogmoed en verachting. 

“Sheol” in vers 18 is helaas weer vertaald met “graf”, maar er staat niet “qeber” in het Hebreeuws, maar “sheol” en dus “dodenrijk” of “hel”. De lippen “die hard spreken tegen de rechtvaardigen in hoogmoed en verachting” zouden zwijgen door te sterven. Zij zouden zwijgen in het graf (in het dodenrijk), zodat de stem van deze goddelozen, deze “valse lippen”, niet meer gehoord zouden worden in het land der levenden. Van de doden hoor je niks meer en dat is de bedoeling natuurlijk. 

Psalm 88 : 10-13

Mijn oog treurt vanwege verdrukking; HEERE! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.
Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela.
Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden, Uw getrouwheid in het verderf?
Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid?

Men beschouwt het als retorische vragen en zegt: het zou een wonder zijn als de doden zouden opstaan en de Here loven, want de doden zijn dood. Je hoort ze niet en ze zijn buiten bewustzijn. Maar dit is niet de juiste conclusie. Het wonder van “opstaan van de doden”, in vers 13, is in ieder geval gedaan aan de Here Jezus, maar dit vers spreekt niet eens in de eerste plaats over de lichamelijke dood. Men vindt hier ook níet de term “sheol”. 

Israël zal in Petra (Sela) God loven

Het gaat hier om Israël, dat geacht wordt dood te zijn en in de toekomst weer levend gemaakt zal worden om alsnog te doen waarvoor het geroepen, is namelijk God loven. Zelfs wordt gezegd waar dat in eerste instantie zal zijn. Vers 11: “in Petra”. Er staat weliswaar “Sela”, maar dat kennen wij in het Grieks als “Petra”. Het wordt dan: “Zullen zij u loven in Petra?” en het antwoord is: ja wis en waarachtig zullen zij dat doen, want Israël zal tot leven komen, zal als het ware “uit hun graven opgebracht worden” (Ezechiël 37) en zal verzameld worden in de woestijn, in Petra. Daar zal het gelovig overblijfsel de Heer loven en op die grond zullen ze van daaruit alsnog naar het beloofde land gebracht worden. Daar gaat deze Psalm over. Het heeft helemaal niets van doen met de omstandigheden van degenen die overleden zijn.

Psalm 104 : 29, 33

Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof.

Ik zal den HEERE zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.

Volgens de voorgaande verzen in Psalm 104 gaat het niet eens over mensen. Hooguit over lichamen in het algemeen, maar dan alleen de lichamen waarvoor inderdaad geldt dat deze sterven en tot stof wederkeren. Het zegt echter niks over de geest van de natuurlijke mens, die naar sheol gaat als hij overlijdt. Dat is dus niet onze geest, want wij zijn kinderen Gods en hebben een hemelse positie. 

De geest van de natuurlijke mens gaat naar het dodenrijk

Van de geest van de natuurlijke mens wordt gezegd dat die naar de dodenrijk gaat, maar daar spreekt het hele vers niet over. Het aanhalen van dit vers ter ondersteuning van de leer van de zielenslaap is helemaal buiten de orde dit vers. En zo zijn er nog meer van die Schriftplaatsen waarvoor dit geldt. Het heeft geen enkele zin om daar verder op in te gaan. 

De gedachte is, dat die doden niet meer deel uitmaken van de wereld, als ze daar niet in zijn om te leven tot eer van God. Met de dood houdt dat op en dus zou een mens God loven als dat nog mogelijk is, zoals vers 33 zegt: “In mijn leven” en “terwijl ik nog ben”.

De doden weten niet wat er hier op aarde gebeurt

Degenen die dood zijn, weten absoluut niet wat er hier op aarde gebeurt. Dat wil echter niet zeggen dat ze helemaal niks weten, maar alleen dat ze niet betrokken bij – ze kennen niet – wat hier op aarde gebeurt. Ze bevinden zich “buiten”. Dat is één van de standaard Schriftgedachten in Lukas 16. Daar vinden wij een aardige beschrijving van de situatie zoals die onder het oude verbond actueel was. Boven vers 19 staat: “De rijke man en de arme Lazarus”. 

De discussie gaat altijd over de vraag of wat hier beschreven staat een geschiedenis was of een gelijkenis. In dat laatste geval staat er meestal in de kop erboven: “de gelijkenis van de …”, maar hier staat dat niet, hoewel het toch wel fungeert als een gelijkenis. Er wordt in eerste instantie gewoon een situatie beschreven, namelijk dat er een rijk mens was en ook een arme man, met de naam Lazarus. Beiden zijn overleden, als eerste Lazarus:

Lukas 16 : 22 en 23

En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham.

En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot.

De rijke man werd begraven (in het graf gelegd) en zijn geest ging naar het dodenrijk. Daar “hief hij zijn ogen op”. Was hij dan bij bewustzijn of niet? Blijkbaar wel, want er staat: “zijnde in de pijn zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot”. Dat heet dan “de schoot van Abraham”, een term die is ontleend aan Joodse traditie. 

Twee “afdelingen” in het dodenrijk

De gedachte is namelijk, en die komt hier uitdrukkelijk in naar voren, dat het dodenrijk de plaats is waar álle doden (uitgezonderd de gelovigen sinds de opstanding van de Here Jezus) naartoe gaan. Er wordt wel onderscheid gemaakt in het dodenrijk. Er zijn twee verschillende kanten, of “afdelingen”, met een kloof daartussen. De ene kant is de plaats die de “schoot van Abraham” wordt genoemd, de andere plaats heet, ook in het Nieuwe Testament, “het paradijs”. 

De uitspraak van de Here Jezus Zelf in Lukas 23 : 43: “Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn”, is een aan de Joodse traditie ontleende term. Die is ter aanduiding van de plaats in het dodenrijk waar de rechtvaardigen “de tzaddikim” zijn. Dat zijn de oudtestamentische gelovigen. Zij worden daar bewaard in afwachting van de opstandingsdag (“de Jongste Dag” of “ten uitersten dage”), want vanaf dan zullen ze leven op de Nieuwe Aarde. (Johannes 5 : 28, 29; 6 : 38-40) Aan de andere kant van de kloof, nadrukkelijk gescheiden, zodat ze niet bij elkaar kunnen komen, is de ongelovige rijke man. Hij was “in de pijn”, staat er. 

Een voorstelling van zaken

Daarna moet ik zeggen dat je die beschrijving uiteindelijk niet al te letterlijk zo voorstellen moet, maar omdat we geen andere optie hebben, want hoe stel je de dingen dan voor?, kijken we toch maar wat hier nou staat. Het is immers een voorstelling van zaken. Zowel de oudtestamentische gelovigen als ongelovigen in alle tijden, wachten in het dodenrijk. Ze wachten “in de onderwereld” op de dag van de opstanding. Wat doen ze daar dan? De een lijdt pijn, de ander slaat zijn ogen op en praat zelfs. Vers 24: “En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam.” Dat zouden we dus niet te letterlijk nemen, maar dat sprake is van een vorm van lijden, is ook duidelijk. 

Het is de ook al lang geleden overleden Abraham die antwoord geeft. Vers 25: “Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten. En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, van daar tot ons overkomen.

In het dodenrijk is bewustzijn

Het moet voldoende zijn om te begrijpen dat in het dodenrijk bewustzijn is. Degene die de “zielenslaap” leren, kennen dit verhaal in de Bijbel natuurlijk ook en hebben daar het volgende op gevonden: “De Heer vertelt hier een soort van gelijkenis, waarbij hij gebruik maakt van de traditionele Joodse opvattingen, maar niet zozeer om ze te onderschrijven, maar eerder om er de draak ermee te steken.” Zo los je dat dan op, alsof het een Joodse voorstelling van zaken is, die niet Bijbels is en niet overeenstemt met de werkelijkheid. Zelfs dr. E. W. Bullinger verklaart dit zo in zijn Companion Bible en daarom is dat een populaire verklaring onder de ultra-dispensationalisten.

Het is echter een tamelijk absurde redenering dat de Here Jezus dit soort misvattingen van de Joden zou gebruiken voor Zijn verhaal. Bovendien heb je daarmee het verhaal als zodanig nog niet verklaard. Het is in ieder geval een verhaal, los van of het historisch is of niet. Het zou het best zo kunnen zijn. Waarom niet? Meestal als de Heer een gelijkenis vertelt, staat het er bij. Hier vertelt hij ook een gelijkenis en staat het er niet bij, zodat het best te verdedigen valt dat het historisch is. 

Lazarus is typologisch de Here Jezus

Niet dat het iets uitmaakt, want het gaat niet om de letterlijke gebeurtenis, maar om de typologische betekenis. Die rijke man is een beeld van het rijke Joodse (Judaïsme) leven en Lazarus is een beeld van de gelovige bij uitstek, namelijk van de Here Jezus Zelf.

De vraag is of Hij (de Here Jezus in de typologie) zou opstaan. Het antwoord staat hier niet bij, maar is natuurlijk: ja hij zou opstaan, maar het zou niet helpen. Men zou ook daardoor niet geloven.

Lukas 16 : 26-31

En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die [daar zijn], van daar tot ons overkomen.
En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis;
Want ik heb vijf broeders; dat hij hun [dit] betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging.
Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen.
En hij zeide: Neen, vader Abraham, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden zich bekeren.
Doch [Abraham] zeide tot hem: Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al ware het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.

Lazarus in het Grieks is Eliazar in het Hebreeuws en dat was de zoon, de opvolger, van Aäron, de hogepriester. Daarom is de naam Lazarus typologisch de aanduiding van de “Hogepriester naar de ordering van Melchizédek”, de nieuwtestamentische Hogepriester, en dus wordt de naam Lazarus gebruikt ter aanduiding van de Here Jezus.

De Here Jezus beschrijft de bestaande situatie

De Here Jezus Zelf leert hier – zoals Hij constant deed – een grote waarheid aan met name de Farizeeën, de Schriftgeleerden van die tijd. Hij doet dat door de bestaande situatie, een werkelijkheid, te beschrijven voor mensen die dat nooit gezien hebben. Op die manier is het toch te begrijpen.

Die situatie is op zich de gelijkenis ter lering voor de toehoorders. Die hadden moeten verstaan dat die bestaande situatie een uitbeelding is van hun eigen situatie, terwijl men nog op aarde is en nog niet is ingegaan in het dodenrijk. Het is ook nu weer niets anders dan een oproep tot bekering aan het Joodse volk.

Audio-studie A212

De audio-studie (A212) “De opstanding en de Jongste Dag” behandelt dit onderwerp eveneens.

Johannes 8 : 51

Ook de volgende gedachte komt in die studie aan de orde. In Johannes 8 : 51: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid.” Vanwege het 2 x “voorwaar” (= “amen”) weten wij dat deze woorden van toepassing zijn in de vijfde bedeling, in de huidige bedeling dus. Die woorden werden gesproken tijdens de bediening van de Here Jezus op aarde, maar zouden pas van toepassing zijn vanaf de opstanding van de Here Jezus.

De dood zien, smaken, ondervinden

Het zijn de woorden van de Here Jezus Zelf en Hij vertelt niets anders dan dat gelovigen (dat zijn zij die Zijn Woord bewaren) de dood niet zullen zíen. In vers 52 wordt voor dezelfde gedachte het woord “smaken” gebruikt, d.w.z. “proeven”, “ondervinden”. Het wil meteen zeggen dat er dus wél mensen zijn die de dood zullen “zien”, dan wel “smaken”. Wie niet Zijn Woord bewaart, zal “de dood in der eeuwigheid” dus wel degelijk ondervinden. Daar is bewustzijn voor nodig. De geest van de mens heeft dat bewustzijn. Niet alleen als hij in het sterfelijke lichaam woont, maar ook nadat dit lichaam bij het sterven is “afgelegd”.

De Here Jezus Zelf – een grotere Autoriteit is er niet – leerde in ieder geval niet dat de doden zonder bewustzijn hun tijd doorbrengen. Dat is dus geheel een verzinsel van mensen. Niet onbegrijpelijk overigens, want de gedachte dat er na het overlijden helemaal niks meer is, geeft een bepaalde mate van rust. Men hoeft zich dan niet over die komende tijd druk te maken…, is de gedachte.

Openbaring 20 : 12-15

Het probleem alleen is, dat deze door zovelen gekozen gedachte volgens de Bijbel niet waar is. De Bijbel – Gods Woord – is absoluut duidelijk. Bijna helemaal aan het einde van dit Boek, waarvan God Zelf de Auteur is, wordt gezegd waartoe de doden in het dodenrijk bewaard worden. Openbaring 20 : 11-15:

En ik zag een groten witten troon, en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvloden, en geen plaats is voor die gevonden.
En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is: en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een ieder naar hun werken.
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood.
En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.

Johannes 5 : 28, 29

De Here Jezus sprak over precies dit moment, toen Hij zei, in Johannes 5 : 28, 29:

Verwondert u daar niet over, want de ure komt, in dewelke allen, die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen;
En zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis.

Dit oordeel, het “horen van Zijn stem”, vindt op één bepaald moment in de tijd plaats, zo blijkt uit “want de ure komt”. Daarvoor is opstanding van de doden, vanuit het dodenrijk, nodig. Zij hebben weliswaar geen lichaam meer, maar weten nog wel. Zij zijn bij bewustzijn om dat oordeel Gods te kunnen horen en te kunnen ondergaan. De “rechtvaardigen” zullen leven op de Nieuwe Aarde. Die “het kwade gedaan hebben“, de onrechtvaardigen, zullen (hun geest, dat wat voor ons onzichtbaar is, maar er wel degelijk is) ter verdoemenis de “poel des vuurs” ingaan.

Ingeschreven staan in het “boek des levens”

Daarmee komt er inderdaad een definitief einde aan de al veel eerder lichamelijk overleden mens, volgens de Bijbel in ieder geval en daar gaat het uiteraard om. Maar… of dit nu de beste weg om te kiezen is… Nee, dan kun je beter zorgen dat je ingeschreven bent in “het boek des levens“. Moeilijk is dat niet. Daar is geen ingewikkelde procedure voor nodig. De Here Jezus geeft de eenvoud daarvan aan als hij zegt, in Johannes 11 : 24, 25

Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven;
En een ieder, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat?

Johannes 3 : 16

Het alom bekende evangelisatie-vers Johannes 3 : 16 zegt het zo:

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Geloof in, en vertrouw op, de Here Jezus Christus. Kom tot uw Heiland. Kies voor Hem aan wie alle macht in hemel en op aarde gegeven is. (Mattheüs 28 : 18) Aanvaard Hem als uw persoonlijke Verlosser. Wordt op deze wijze een wedergeboren kind van God, als lid van de Nieuwe Schepping, waarin alles ónvergankelijk is. Leef uit Zijn genade. Wees verzekerd dat de beloften Gods 100% waar en betrouwbaar zijn en dat ook blijven! Tot in de eeuwigheid.

Doe dat vóór uw overlijden, want daarna is die kans er niet meer. Dan rest alleen nog het bewustzijn dat u de verkeerde keuze hebt gemaakt…


De leer van de zielenslaap – Prediker 9 : 5

1 gedachte over “De leer van de zielenslaap – Prediker 9 : 5

  1. Pingback: Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *