Had Jezus halfbroers en -zussen? Volgens de Bijbel wel. Overtuigend zelfs. Het is een kwestie van lezen wat er staat én dat ook accepteren. Dat heet: geloof. Het Woord Gods – de Bijbel is immers uiteindelijk van één Auteur, God Zelf – zou een mens juist níet in twijfel trekken, of ontkennen.
De vraag “had Jezus halfbroers en -zussen?” wordt door de Rooms-Katholieke kerk met “nee” beantwoordt. Er zijn ook niet RK-mensen die de gedachte van letterlijke broers en zussen van Jezus afwijzen, om hen moverende redenen.
De leer van de Rooms-Katholieke kerk omtrent de maagdelijkheid van Maria
De Roomse-Katholieke kerk gaat wat betreft de maagdelijkheid van Maria veel verder dan de Schrift leert. Men beweert dat Maria áltijd maagd is gebléven na de geboorte van Jezus en dat Jozef en Maria daarna géén kinderen hebben gekregen. Zelfs geen gemeenschap hebben gehad, want dat moet dan toch op een of andere manier de gedachte zijn bij een “reine maagd”.
Probleem is dat bij het stellen dat Maria altijd “de reine maagd” is gebleven, er vervolgens het e.e.a. gedaan moet worden om deze theorie – want meer is het niet – te verklaren en te “bewijzen”.
Argument 1: neven van Jezus
Daarom wordt er in Rooms-Katholieke kringen beweerd dat deze “broers” feitelijk neven van Jezus waren. Dat is argument 1. De brochure “Ons verwaarloosd erfdeel” verwijst naar de oorsprong van deze gedachte, en die ligt niet bepaald bij de apostelen en discipelen, die Jezus, Zijn moeder (Jozef was toen al overleden) en zijn halfbroers en -zussen van dichtbij hebben meegemaakt. Die is van veel latere datum.
Hiëronymus van Stridon (342-420), die Hebreeuws en Aramees kende, opperde in zijn geschrift Contra Helvidium de Beatae Mariae Virginitate dat het Aramese woord voor broer ook een vagere familiebetrekking kon betekenen zoals neef. In Genesis 14 wordt bijvoorbeeld de verhouding tussen oom Abraham en zijn neef Lot, weergegeven door broer, zowel in de Hebreeuwse tekst, als in de Griekse Septuagint (adelfos). De westerse Kerk nam de uitleg van Hiëronymus over; ook Luther en Calvijn gingen hier zo’n duizend jaar later nog van uit. [15]
Luther en Calvijn
De reformatoren Luther en Calvijn hebben klaarblijkelijk het ongeloof in wat de Schrift leert van Hiëronymus van Stridon en het Rooms-Katholicisme niet verworpen. Overigens is dat met meer RK-leerstellingen niet gebeurd; een gemiste kans dus… Wikipedia zegt:
Maarten Luther zegt in zijn commentaar op het Magnificat: “Maria was een maagd, zuiver en rein, niet slechts voor de geboorte van onze Heer. Zij was dit ook bij de geboorte van onze Heer en zij is dit gebleven na de geboorte van onze Heer.” [18]
Johannes Calvijn laat het meer in het midden, hij is het wel eens met Hiëronymus, dat het woord “adelfos” een bredere betekenis heeft: “Dat door broeders, volgens de gewoonte van de Hebreeën, allerlei verwanten verstaan worden, hebben wij reeds elders gezegd. Het is daarom dwaasheid van Helvidius te menen dat Maria meer kinderen gehad heeft, daar er enige malen sprake is van de broeders van Christus.” [19]
Het dogma, dat de broers van onze Heer geen kinderen konden zijn van Maria en Jozef, na de geboorte van Jezus, is een leerstelling die pas op later datum is ontstaan.
Argument 2: Jozef had kinderen uit een eerder huwelijk
En een dogma betekent dat die leerstelling hoe dank ook in stand gehouden moet worden. Lukt dat niet met argument 1, dan wellicht wel met argument 2, ook weer een bedachte theorie – vanuit de Rooms-Katholieken. De website “Got Questions” vertelt dit:
Een tweede Rooms-katholieke argument is dat de broers en zussen van Jezus kinderen van Jozef uit een eerder huwelijk zouden zijn, voordat Hij met Maria trouwde.
Er wordt een hele theorie bedacht waarin Jozef beduidend ouder is dan Maria, voorheen gehuwd was, meerdere kinderen had en vervolgens weduwnaar werd voordat hij met Maria trouwde.
Gevolgd door dit commentaar:
Het probleem is dat de Bijbel nergens suggereert dat Jozef getrouwd was of kinderen had voordat hij met Maria trouwde. Als Jozef tenminste zes kinderen had voordat hij met Maria trouwde, waarom worden zij dan niet vermeld in het verslag over de reis van Jozef en Maria naar Betlehem (Lucas 2:4-7) of over de reis naar Egypte (Matteüs 2:13-15) of hun terugreis naar Nazareth (Matteüs 2:20-23)?
Inderdaad… nergens uit de Bijbel blijkt dat deze theorie enige grondslag heeft en daarom kunnen we deze “RK-oplossing” voor het vraagstuk “Had Jezus halfbroers en -zussen?” heel snel vergeten.
Dezelfde website beargumenteert, als antwoord inzake argument 1, dat het in de Bijbel om “neven” zou gaan, over waar het woord “broederen” (broers) staat:
Maar het Griekse woord voor “broer” wordt specifiek gebruikt. Hoewel het woord ook voor andere familieleden kan worden gebruikt, is de meest voorkomende en letterlijke betekenis gewoon een “broer”.
Er bestond een Grieks woord voor neven (redactie: “neef” in Kolossenzen 4 : 10 = “anepsios” – G431) en dat wordt hier niet gebruikt.
Het Griekse woord Adelphos
De eerder aangehaalde Wikipedia-pagina zegt daarover:
In het Nieuwe Testament betekent volgens de gangbare protestantse exegese “adelphos”, wanneer het betrekking heeft op familiebetrekkingen, altijd “broer”. [20] Voor het woord “neef” (oomzegger), en voor “nicht, verwante”, worden andere woorden gebruikt. [21]
Het woordenboek Bijbels Grieks van Bauer, zegt dat het gebruik van het woord “broeder” voor minder precies omschreven mannelijke familieleden, niet inhoudt dat het woord (αδελφός, adelphos) ook neef kan betekenen; het betekent in de eerste plaats broer. [22]
Als met “adelphos” inderdaad een neef van Jezus bedoeld wordt, is dat een uitzondering op het normale gebruik.
Maria en broers en zusters van Jezus bij elkaar genoemd
Als we de Bijbelteksten over Jezus en Zijn halfbroers- en zusters, en hun moeder Maria bekijken, dan moet het opvallen dat ze steeds mét elkaar genoteerd staan. Het is een eenheid, steeds gemeld als één familie. Zo wordt het ons gepresenteerd. Het laat wat mij betreft geen ruimte om er bijvoorbeeld neven, nichten, medegelovigen of volksgenoten van te maken.
Markus 6 : 3 en Mattheus 13 : 55, 56
Is deze niet de timmerman, de zoon van Maria, en de broeder van Jakobus en Joses, en van Judas en Simon, en zijn Zijn zusters niet hier bij ons?
Is Deze niet de Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas?
En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons?
In deze twee parallelverslagen worden 4 broers (met naam) en minstens 2 zussen (zonder hun naam) genoemd. En dat in combinatie met Maria, als één familie.
Handelingen 1 : 14
Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken, met de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broederen.
En hier weer de combinatie van – in dit geval de broers – met Maria, als één familie.
Mattheüs 12 : 46, Markus 3 : 31, Lukas 8 : 19
En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken.
Zo kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden zij tot Hem, en riepen Hem.
En Zijn moeder en Zijn broeders kwamen tot Hem, en konden bij Hem niet komen, vanwege de schare.
Let op het familieverband (moeder en broers) dat in één zin wordt genoemd. Het idee van “neven” zit hier natuurlijk helemaal niet in. Dat is ook heel duidelijk in Johannes 2 : 12, waarbij ook nog eens onderscheid wordt gemaakt tussen discipelen (die een andere vorm van “broederen” zijn) en de broers van Jezus.
Johannes 2 : 12
Daarna ging Hij af naar Kapernaum, Hij, en Zijn moeder, en Zijn broeders, en Zijn discipelen; en zij bleven aldaar niet vele dagen.
Er is in de context van het bezoek van Zijn moeder en Zijn broers aan Jezus niets te vinden dat zelfs maar een hint zou geven dat het hier niet om Zijn letterlijke halfbroers, om Zijn bloedverwanten, zou gaan.
Johannes 7 : 3, 5, 10, 11
Zo zeiden dan Zijn broeders tot Hem: …
Want ook Zijn broeders geloofden niet in Hem.
Maar als Zijn broeders opgegaan waren, toen ging Hij ook Zelf op tot het feest…
De Joden dan zochten Hem in het feest, en zeiden: Waar is Hij?
Hieruit blijkt dat “broeders” niet bedoeld kan zijn in een andere zin dan letterlijke (half)broers. Vers 5 zegt duidelijk: “Want ook Zijn broeders geloofden niet in Hem.” Zijn broers worden dus niet gepresenteerd in de zin van broeders als gelovigen en ook niet als “volksgenoten”, want die heten in vers 11 “de Joden”.
De broeders des Heeren: Jakobus en Judas
De apostel Paulus heeft het over de “broeders des Heeren”, waarmee hij Jakobus, de schrijver van de Jakobus-brief, noemt, maar ook nog een broer, namelijk Judas, de schrijver van de brief aan Judas.
1 Korinthe 9 : 5
Hebben wij niet macht, om een vrouw, een zuster zijnde, met ons om te leiden, gelijk ook de andere apostelen, en de broeders des Heeren, en Cefas?
Het voegwoord “en” is hier een “plus” en betekent deze keer geen “namelijk”, wat wel vaak het geval is. Maar hier gaat het om:
- Andere apostelen.
- De “broeders” des Heeren, in het vlees, maar wel gelovig en in de “functie” of erkenning als apostel (gezondene van/door Christus).
- Cefas, dat is de apostel Petrus, maar dan aangesproken onder de naam Cefas, die naam die met getuigenis verband houdt.
Judas, de veel jongere broer van Jezus
Uiteraard is er weerstand tegen de gedachte dat Judas de volle broer van Jakobus zou zijn en daarmee ook een halfbroer van Jezus. Zo luidt een gevonden tegenwerping:
“De Brief van Judas moet laat gedateerd worden en kan dan niet van een broer van Jezus zijn.” Het antwoord daarop is: “Judas is een veel jongere broer geweest van Jezus. Als hij vijftien jaar jonger was, geboren rond AD 10, zou hij zijn brief op hoge leeftijd hebben kunnen schrijven.”
De schrijver noemt zichzelf in ieder geval “Judas, een dienstknecht van Jezus Christus, en broeder van Jakobus” (vers 1). Zie voor meer informatie dit artikel op Bijbelschool Vlichthus.
De eerder genoemde brochure “Ons verwaarloosd erfdeel” zegt daarover:
… de broers van onze Heer, die zeer geacht werden in de Oosterse kerk, niet slechts om hun bloedverwantschap met Jezus Christus, maar om hun eigen sterke en betrouwbare karaktereigenschappen.
Zij waren bekend onder de Griekse term de “Desposynoi”, hetgeen betekent “de erfgenamen”.
Dit zou erop kunnen wijzen, dat zij als vanzelfsprekend de voornaamste posities erfden als verwanten van de Heer, of dat ze op de voorgrond kwamen wegens hun afstamming van het Huis van David. De meest op de voorgrond tredenden die door de vroege vaders genoemd werden, waren Jacobus, Josef en Judas. We weten iets van Jacobus en Judas door hun brieven.
Erfgenamen van de Here Jezus
Jakobus, kennelijk de oudste, en Judas de jongste, waren erfgenamen van de Here Jezus volgens de “aardse lijn”, omdat Hij afwezig was. Jakobus was de eerste rechthebber (na de Here Jezus Christus) op de troon van David. De broers van Jezus stamden zowel van de kant van moeder als die van vader af van David. Maria van David via Nathan, Jozef – hun vader volgens de wet – via Salomo. Zie “De dynastie van Adam”.
In de Bijbel spraken Paulus en Petrus met apostolisch gezag, daarna worden hun woorden nogmaals bevestigd door het gezag van Jakobus en Judas als leden en erfgenamen (halfbroers van Jezus) van het Davidische koningshuis.
Jakobus, de “broeder des Heeren”
Jakobus als “broeder des Heeren”, en niet alleen in het geloof, maar ook als “broer van de Here Jezus”, komt in de volgende Bijbelteksten voor:
Galaten 1 : 18, 19
Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen.
En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus, den broeder des Heeren.
Jakobus is de voorganger van de Gemeente in Jeruzalem, die toen nog bestond, maar wat later niet meer. Tijdens het zogeheten “apostelconvent” neemt hij het woord.
Handelingen 15 : 13, 19, 25, 28
En nadat deze zwegen, antwoordde Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij.
Daarom oordeel ik, …
Zo heeft het ons eendrachtelijk te zamen zijnde, goed gedacht …
Want het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht …
In vers 19 komt Jakobus tot de samenvatting van het probleem en moet hij, als “broeder des Heeren” kennelijk uitspraak doen in deze kwestie. Zijn positie als voorganger in de eerste “plaatselijke Gemeente” was ongetwijfeld op basis van dat de Here Jezus zijn (half)broer was.
De brief van Jakobus
Jakobus was daarmee de eerste erfgenaam van de Here Jezus, van de Koninklijke familie, voor zover het om de aardse zaken ging. Vanuit die positie stuurde hij een brief – de brief van Jakobus – aan de twaalf stammen in de verstrooiing. Hij moet overigens geweten hebben wie ze waren en waar ze woonden, om zo’n brief te kunnen sturen.
Kennelijk werd Jakobus door koning Herodes (niet dezelfde als in de dagen van de geboorte van Jezus) als een reëel gevaar voor zijn positie gezien. Dat is het geval als het om “troonsrechten” gaat. Jakobus werd door Herodes gedood. (Handelingen 12 : 1, 2)
Jozef en Maria
Dan rest ons nog de verduidelijking van de relatie tussen Jozef, die “naar de wet” (Grieks: nomisos) de vader van Jezus genoemd wordt. Hun geschiedenis begint met:
Lukas 1 : 27, 34
Tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was Maria.
En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne?
Jozef en Maria waren kennelijk in ondertrouw, dat is de periode die direct voorafgaat aan het feitelijke huwelijk. En in de Bijbel is er van een huwelijk sprake als er samenleving is. Samen wonen, samen eten, samen vrijen, kortom samen zijn, samen léven. Dat was kennelijk op dat moment nog niet geval, want Maria verklaart ten overstaan van de engel dat zij “geen man bekent”. “Bekennen” is de Bijbelse (Statenvertaling) benaming van de gemeenschap tussen man en vrouw. Dat wordt ons al in Genesis 4 : 1 – en in diverse andere teksten – uitgelegd:
En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen!
Maria werd niet Gods vrouw
Er staat nergens dat dit voorgenomen huwelijk afgeblazen werd, omdat “God – genoemd als Jehovah – Maria tot vrouw genomen zou hebben, om zo Jezus geboren te laten worden”. Met de toevoeging: “Dan kon ze natuurlijk niet meer aan een andere man toebehoren om daarmee kinderen te krijgen.”
Deze foute gedachte is eenvoudig te pareren, want uiteraard nam God Maria niet “tot vrouw”, wat het sluiten van een huwelijk o.a. betekent. De Heer was toen nog getrouwd met Israël (zie o.a. Romeinen 7) dat op dat moment uit de twee stammen (onder de naam Juda) bestond. Van een huwelijksverbond, met daarin de gemeenschap tussen alleen deze gehuwden, was uiteraard geen enkele sprake in het geval van de verwekking van Jezus, bij de toen nog maagd zijnde Maria.
De Ware God had Maria zéér begunstigd door haar zo’n geweldig groot voorrecht te geven. Zij was daarin uniek, niemand anders kwam daarvoor in aanmerking en dat zal ook niet meer gebeuren. Het was een eenmalige “actie” van God Zelf. Het wordt beschreven in:
Lukas 1 : 35
En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.
Van enige “huwelijkssluiting”, met het oog op blijvende samenleving, is hier geen sprake. Heel de beschrijving in Lukas 1 wijst daar geen moment op. Vers 48 heeft het over Maria als “Zijner dienstmaagd”, speciaal uitverkoren voor deze grootse taak.
Het huwelijk met Jozef
Dat definitieve – tot de dood hen scheidde – huwelijk kwam er wel met Jozef. De “ondertrouw” uit vers 27 wordt omgezet tot een samenleving. Dat maakt de weg vrij tot gemeenschap tussen de getrouwden en dus ook tot het krijgen van kinderen. En die kwamen er, zo leert de Bijbel, hebben we gezien.
Niet alleen Lukas 1 maakt duidelijk hoe het in elkaar steekt. Ook Mattheüs 1 : 18-25 doe dat:
De geboorte van Jezus Christus was nu aldus; want als Maria, zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, eer zij samengekomen waren, werd zij zwanger bevonden uit den Heiligen Geest.
Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar niet wilde openbaarlijk te schande maken, was van wil haar heimelijk te verlaten.
En alzo hij deze dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit den Heiligen Geest;
En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.
En dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden, hetgeen van den Heere gesproken is, door den profeet, zeggende:
Ziet, de maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuël; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons.
Jozef dan, opgewekt zijnde van den slaap, deed, gelijk de engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen;
En bekende haar niet, totdat zij dezen haar eerstgeboren Zoon gebaard had; en heette Zijn naam JEZUS.
Hier staat zeker niet “God nam Maria tot vrouw”, maar het is juist de Goddelijke bevestig van het huwelijk tussen Jozef en Maria.
Verder wordt hier geïmpliceerd dat de man – Jozef – zijn vrouw Maria zou “bekennen”, gemeenschap met haar zou hebben. Maar dat deed hij niet… “tótdat”, staat er. Eerst moest Jezus (waarbij eerst de naam Emmanuël – God met ons – genoemd werd) geboren worden. “Totdat” betekent in dit geval “daarna wel”. En dat is ook de volkomen normale gang van zaken binnen een huwelijk.
Jozef en Maria zijn in ieder geval zeker 12 jaar getrouwd geweest, zo blijkt uit Lukas 2 : 41 en 42. Als we de “altijddurende maagdelijkheid van Maria“, of het idee dat “God deze vrouw, die Zijn kind droeg, toch echt niet aan een aardse man zou laten toebehoren“, zouden accepteren, betekent het dat Jozef in al die tijd geen gemeenschap met Maria gehad zou hebben …
Een ieder mag hier van denken wat hij of zij wil, maar als we het zuiver op Schriftuurlijke wijze bezien, is er geen enkele aanleiding voor deze gedachte. Overigens ook niet vanuit puur menselijk oogpunt, naar mijn mening, maar dat is uiteraard een ondergeschikte gedachte.
Conclusie: Had Jezus halfbroers en -zussen? Jazeker!
Er zijn geen Bijbelse redenen om aan te nemen dat Jezus’ halfbroers en -zussen iets anders waren dan de feitelijke kinderen van Jozef en Maria.