Les 15 – Exodus

Les 15 – EXODUS

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 15)

  1. Waarom wordt dit boek “Exodus” genoemd?
  2. Wie was de schrijver?
  3. Welke grote gebeurtenis wordt in dit boek vermeld?
  4. Wat is het sleutelwoord van Exodus?
  5. Wat beeldt het boek “als een geheel” uit?
  6. In hoeveel delen valt het boek Exodus uiteen?
  7. Wat was de boodschap van Mozes aan Farao?
  8. Welke compromis-voorstellen deed Farao?
  9. Met hoeveel en welke plagen strafte God Egypteland?
  10. Welke voorziening trof God om de Israëlieten van de laatste plaag te bevrijden? 
  11. Waarom werd dit het “Pascha” genoemd?
  12. Vermeld in volgorde de dingen die de Israëlieten moesten doen i.v.m. het Pascha.
  13. Verklaar op welke wijze het Pascha een type van Christus is.
  14. Hoeveel mannen van Israël vertrokken uit Egypte in de Exodus?
  15. Door wie werd het volk uitgeleid?
  16. Op welke wijze werd het volk uitgeleid?
  17. Hoe werd een weg gemaakt door de Schelfzee?
  18. Welke voorziening werd getroffen om de Israëlieten te voeden in de woestijn? 
  19. Hoe lang duurde de reis van Egypte tot Sinaï?
  20. Noem in het kort de belangrijkste gebeurtenissen van deze reis.
  21. Legde God Israël de Wet op of stelde Hij de Wet aan het volk voor?
  22. Was het volk uit Egypte bevrijd als loon op hun gehoorzaamheid?
  23. Gaf God bij Sinaï aan Israël de Wet als een middel om behouden te worden? 
  24. Wat deed God, toen men de genade losliet en beloofde de Wet te zullen houden? 
  25. Wat deed het volk, nadat het de Wet aanvaard had?
  26. Op hoeveel tafelen werd de Wet geschreven, en wat overkwam de eerste tafelen? 
  27. Hoe werden de tafelen geschreven?
  28. Waarvan is Amalek een type?
  29. Werd er ooit vrede gesloten met Amalek?
  30. Van wie was Aäron een type en op welke wijze?
  31. Wat is volgens Exodus absolute voorwaarde om in relatie tot God te komen?
  32. Wat is de voorwaarde om gemeenschap met God te hebben?
  33. In welke opzichten was Mozes een type van Christus?
  34. Waarvan is zuurdesem een type?
  35. De Schelfzee?
  36. Het manna?
  37. De rots?
  38. Hoe was de voorhof van de Tabernakel gemaakt?
  39. Wat bevond zich binnen de voorhof?
  40. Hoe was de Tabernakel gemaakt?
  41. Welke dingen bevonden zich in “het heilige”?
  42. Wat stond er in het “heilige der heiligen”?
  43. Waarvan was de voorhang een type? (Hebreeën 10:20).
  44. Noem de betekenis der kleuren in de Tabernakel en in de priesterkleding.
  45. Van wie zijn Aarons zonen typen?

SLEUTELWOORD “Verlossing” – Exodus 3:7, 8; 6:3-7

In dit tweede Bijbelboek vinden wij het historisch verslag van de verlossing van het uitverkoren volk uit de slavernij van Egypte. De verlossing van Israël uit de macht van Farao en Egypte is een duidelijk type van onze verlossing uit de slavernij van satan en zonde en wet. Bij de bestudering van het boek zal blijken, dat “verlossing”:

  1. geheel van God is. – Israël was hulpeloos en hopeloos in de macht van Farao in Egypte. Egypte is een beeld van de wereld en Farao is een type van de overste dezer wereld.
  2. door één persoon tot stand komt. – Mozes, die Israël verloste uit de slavernij van Egypte, is een type van Christus, Die ons verloste uit de slavernij van zonde en wet.
  3. door bloed teweeggebracht wordt. – Het bloed is de losprijs (1 Petrus 1:18) en de verzoening voor de zonde. – (Leviticus 17:11; 4:33-35).
  4. door macht verwezenlijkt wordt. – Als het bloed gestort is, kan God, zonder aan Zijn rechtvaardigheid en heiligheid tekort te doen, de zondaar “voorbij gaan” (d.i. pascha), wanneer het oordeel komt (Exodus 12:12, 13; Romeinen 3:25, 26). Vervolgens kan Hij Zijn macht openbaren om de zondaar te verlossen en in de vrijheid te stellen (Exodus 11:7; 6:6, 7).

I. HISTORISCH

U moet beginnen met de volgorde van de historische gebeurtenissen goed in uw hoofd te prenten. Veronachtzaam voorlopig bij deze voorafgaande en inleidende studie de geestelijke leringen, typen, enz.

II. BIOGRAFISCH

Mozes en zijn broer Aäron zijn de dominante figuren in het boek Exodus. Maar ook alle andere voorkomende personen zijn belangrijk. Daarom is het noodzakelijk dat u weet wat van elk van hen wordt gezegd.

III. INDELING

Het boek Exodus is samengesteld uit drie delen:

1. Israël in Egypte Exodus 1 t/m 14 

  1. Het volk in slavernij – Exodus 1 
  2. De voorbereiding van de bevrijder – Exodus 2:1 t/m 4:28 
  3. De strijd met Farao – Exodus 4:29 t/m 11:10 en 12:29-33 
  4. De verlossing door bloed – Exodus 12:1-30 
  5. De verlossing door macht – Exodus 12:31 t/m 14:31 

2. Van de Rode Zee tot Sinaï Exodus 15 t/m 18 

  1. De blijdschap van de verlossing – Exodus 15:1-21 
  2. Een bittere ervaring zoet gemaakt – Exodus 15:22-26; vgl. Hebreeën 12:11 
  3. Woestijn-rust – Exodus 15:27
    Woestijn-voedsel – Exodus 16:1-36 
  4. Woestijn-drank – Exodus 17:1-7 
  5. Conflict met Amalek – Exodus 17:8-16
  6. Amalek, de kleinzoon van Ezau (Genesis 36:12) is dus met zijn afstammelingen (“wat uit het vlees geboren is, is vlees” – Johannes 3:6) een type van het vlees, d.i. de natuurlijke mens, Galaten 5:19-21.
    De overwinning wordt niet behaald door persoonlijke moed, bekwaamheid of kracht, maar door de tussenkomst van een middelaar, Romeinen 6:14; 7:15, 25; Hebreeën 7:25. In antwoord op de tussenkomst van de middelaar en voorspraak geeft God de overwinning.
  7. Vertrouwend op het vlees Exodus 18:1-27
    Jethro is namelijk een godsdienstig mens, begiftigd met wereldse wijsheid. Als wij Numeri 11:16-25 opslaan, zullen wij zien dat God al deze verstandelijke maatregelen, geïnspireerd door menselijke wijsheid, ten enenmale negeert.

3. Israël bij de Sinaï Exodus 19 t/m 40 

  1. De genade opgegeven voor de Wet – Exodus 19:3-8 
  2. Het onmiddellijke gevolg Exodus – 19:9, 12, 23 
  3. De Wet gegeven – Exodus 20:1 t/m 24:18 
  4. De Wet gebroken – Exodus 32:1-8
    In diezelfde tijd geeft God in Zijn oneindige genade aan Mozes voorschriften omtrent:
    • een offer, waardoor de gemeenschap met God wordt hersteld;
    • een priesterschap, waardoor zij tot Hem kunnen naderen;
    • een tabernakel, waardoor Hij in het midden van hen kan wonen – Ex. 25:1 t/m 31:18
  1. Voorspraak – Exodus 32:9-14, 31 (1 Johannes 2:1, 2) 
  2. De scherpte van de Wet – Exodus 32:19-28 
  3. De tabernakel en het priesterschap – Exodus 35 t/m 40

IV. GEESTELIJK

In het algemeen leert Exodus ons dat verlossing noodzakelijk is om in enige verhouding tot God te komen; dat een verlost volk moet worden afgescheiden van ongerechtigheid door offerande en gebracht tot God door macht; en dat God geen gemeenschap kan hebben met een verontreinigd volk, ook al zijn zij verlost! De verhouding van de Wet ten opzichte van de verlossing is: “Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, dien het beloofd was” (Galaten 3:19).

De morele wet der geboden was een “bediening des doods met letters op stenen gegrift”. Zij leerde Israël de rechtvaardige eisen van een heilig God kennen en zij demonstreerde tevens hun eigen onbekwaamheid om aan deze eisen te voldoen. (2 Korinthe  3:7, 9; Galaten 3:10, 11, 18-25; Romeinen 3:20; 7:7-10).

De zogeheten ceremoniële wet, die rijk is aan typen van Christus, wees de zondigende Israëliet, veroordeeld door de morele wet, de weg naar vergeving, herstel en aanbidding. De christen die onder de Wet wil leven, zal door ervaring hetzelfde leren als wat de Israëliet bij Sinaï leerde. De ervaring van een wettisch christen wordt uitvoerig beschreven in Romeinen 7:7-24.

V. TYPOLOGISCH

De typen in Exodus zijn talrijk, verscheiden en zeer belangrijk. Achtereenvolgens vinden wij:

1. Mozes – een type van Christus als onze bevrijder
Lukas 4:18; 1 Thessalonicenzen 1:10, enz. 

  1. Hij was tot bevrijder door God Zelf uitverkoren en aangesteld – Handelingen 7:25. 
  2. Bij zijn eerste verschijning wordt hij door Israël als bevrijder verworpen en wendt hij zich tot de heidenen – Handelingen 7:23-24. 
  3. Later verschijnt hij opnieuw als Israëls bevrijder en wordt hij als zodanig door hen aanvaard – Exodus 4:31 
  4. Hij wordt de profeet, middelaar en leider van een verlost volk – Deuteronomium 18:15; Numeri 11:1,2.

2. Aäron – een type van Christus als onze Hogepriester 

  1. Door God geroepen en aangesteld – Exodus 28:1; Leviticus 8:4-6 
  2. Alleen de Hogepriester kon de zonden van het volk verzoenen – Leviticus 16:1-3; Hebreeën 9:7-12

    Opmerking: Christus is priester naar de ordening van Melchizedek (d.w.z. Zijn priesterschap is eeuwig en onvergankelijk en wordt niet zoals dat van Aäron onderbroken door de dood), maar naar het model van Aäron.

3. Het Paaslam – een type van Christus als onze Verlosser
Exodus 12:1-28; 1 Korinthe  5:6-8; 1 Petrus 1:18, 19.

  1. Het lam moest absoluut zonder vlek zijn en om dat te onderzoeken en vast te stellen, werd het vier dagen bewaard en in ogenschouw genomen. Zo heeft onze Heiland gedurende Zijn omwandeling op aarde zelf de toets der kritiek van Zijn vijanden doorstaan en Zijn volmaakte geloof en gehoorzaamheid overduidelijk bewezen – Lukas 11:53, 54; Johannes 8:46; 18:38; Romeinen 5:19; Hebreeën 4:15; 5:8. 
  2. Het lam moest worden geslacht – Exodus 12:6; Johannes 12:24; Hebreeën 9:22. 
  3. Het bloed moest worden toegepast – Exodus 12:7. Zo moet de zondaar persoonlijk geloven in de Heere Jezus Christus om de kracht van Zijn bloed te ervaren. 
  4. Het op deze wijze toegepaste bloed, zonder enige toevoeging, bracht een volkomen verlossing teweeg – Exodus 12:13; 1 Johannes 1:7; Hebreeën 10:10, 14. 
  5. Het Paasmaal was een beeld van de dood en opstanding van Christus en daarmee van de weg tot verlossing.


4. Zuurdesem – een type van valse leer
die zich richt op de verbetering van de oude en zondige natuur.
– Exodus 12:15; Leviticus 2:11; Mattheüs 16:6-12; Lukas 12:1; 1 Korinthe  5:6-8

5. De Schelfzee – een type van de dood:
de weg door de Schelfzee is de uitbeelding van dood en opstanding: wedergeboorte.
– Galaten 1:4; 6:14

6. Manna – type van Christus, als Het Woord Gods,
het voedsel van de gelovige in de woestijn van de wereld.
– Exodus 16:35; Johannes 6:31 e.v; Openbaring 19:13.

7. De geslagen rots
Exodus 17:1-6 – type van behoudenis uit genade. 

  1. Christus, de Rots – 1 Korinthe 10:4.
  2. Het volk volkomen onwaardig – Exodus 17:2; Efeze 2:1-6.
  3. Kenmerken van behoudenis uit genade.
    1. Vrij – Johannes 4:10; Romeinen 6:23; Efeze 2:8 
    2. Overvloedig – Romeinen 5:20; Psalm 105:41; Johannes 3:16 
    3. Binnen het bereik van iedereen – Romeinen 10:8 
    4. Het volk behoefde het alleen maar te nemen – Jesaja 55:1

8. De tabernakel en het priesterschap – Exodus 25-30
Opmerking: De typologische betekenissen worden hier slechts aangeduid. U kunt zelf de passende illustratieve gedeelten uit het Nieuwe Testament er aan toevoegen.

  1. De gehele tabernakel met al zijn details is een beeld van de hemelse dingen – Hebreeën 9:23, 24. 
  2. De ark des verbonds is:
    a. wat zijn materiaal betreft, sittim-hout en goud, een type van de mensheid en Godheid van Christus;
    b. wat zijn attributen betreft, een type van Christus, als

a) hebbend Gods Wet in Zijn hart;
b) het woestijn-voedsel (manna) voor Zijn volk;
c) de Opstanding en het Leven (waarvan Aärons staf symbool is).

c. wat zijn gebruik betreft, een type van Gods troon. Dat het een genadetroon was, was te danken aan het verzoendeksel, gemaakt van goud (Goddelijke gerechtigheid) en besprenkeld met het bloed der verzoening, dat beantwoordde aan de eisen van Gods heiligheid en heerlijkheid, uitgebeeld door de cherubs.

  1. Tafel der toonbroden – Christus, onze gemeenschap en het voedsel voor de gelovige.
  2. De zevenarmige kandelaar – Christus, ons Licht, schijnend in de volheid van de kracht van de zevenvoudig werkende Geest – Hebreeën 1:9; Openbaring 1:4; Jesaja 11:2; Johannes 8:12; etc.
  3. Het gouden reukofferaltaar – Christus, onze Voorspraak.
  4. Het wasvat – Christus, ons reinigend van alle vlek of rimpel of iets dergelijks (Efeze 5:27).
  5. Het koperen brandofferaltaar – de dood en opstanding van Christus, waardoor hij verzoening aanbracht voor de zonden der wereld.
  6. De zalfolie – de Heilige Geest, Die ons tot dienst bekwaam maakt.
  7. De klederen. Deze stellen de verschillende volmaaktheden en diensten van Christus als onze Hogepriester voor: goud als een beeld van Zijn Goddelijke gerechtigheid; blauw als een beeld van Zijn hemelse oorsprong; purper als een beeld van priesterschap; scharlaken als een beeld van Zijn koningschap; de gegraveerde stenen op de borstlap en de schouderstukken als een beeld van Christus, Die de gelovige op Zijn hart draagt en ondersteunt door Zijn kracht.


Naar Les 16 – Leviticus