Les 18 – DEUTERONOMIUM
VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 18)
- Waaruit bestaat voornamelijk de inhoud van het boek Deuteronomium?
- Wat is het sleutelwoord?
- Hoe zou u het boek kunnen indelen?
- Welke voorspellingen doet Mozes in dit boek?
- Zijn alle voorspellingen betreffende Israël vervuld?
- Zijn de vervulde voorspellingen “letterlijk” of “geestelijk” vervuld?
- Noem enkele voorspellingen die reeds vervuld zijn.
- Noem enkele voorspellingen die nog onvervuld bleven.
- Gehoorzaamde Israël Deuteronomium, nadat zij het beloofde land in bezit had genomen?
- Kent u een Israëliet, die leefde in het land, overeenkomstig de wetten van Deuteronomium? Hoe is zijn naam?
- Welk nieuwtestamentisch bewijs hebt u dat Jezus Deuteronomium nam als Zijn gids?
- In welk opzicht is “de weerspannige zoon” een type van Christus?
- Kunt u de drie verzen in Deuteronomium vinden, die de Heere Jezus aanhaalde toen Hij verzocht werd door satan?
INLEIDING
De naam voor dit vijfde en laatste boek van de “Pentateuch” geeft duidelijk aan wat de eigenlijke inhoud en het doel van dit boek is.
Deutero – nomium betekent: tweede wet. Dit boek bevat de toespraken van de scheidende Mozes tot het volk van Israël, ongeveer een maand vóór hun intocht in het beloofde land Kanaän.
Sinds de wetgeving op Sinaï waren 40 jaren voorbijgegaan. Allen die toen ouder waren dan twintig jaar, waren inmiddels in de woestijn gestorven (Numeri 14:29-33; 26:64, 65). Mozes geeft daarom aan de nieuwe generatie een overzicht van de jongste geschiedenis en een verklaring van de wetten, aangepast aan de gewijzigde omstandigheden, wanneer zij in het beloofde land zouden wonen. Het “Mozaïsch Verbond” van Sinaï wordt aangevuld door het “Diaspora Verbond” (zie les 12). Het gehele boek is een vurig en hartstochtelijk beroep van de grote leidsman op het volk om Gods wetten te gehoorzamen.
Plaats van handeling: de vlakke velden van Moab tegenover Jericho.
SLEUTELWOORD
Het sleutelwoord is: “Gij zult”.
De sleutelverzen zijn: Deuteronomium 11:26-28
“Ziet, ik stel ulieden heden voor, zegen en vloek: Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden des Heeren, uws Gods, die ik u heden gebiede;
Maar den vloek, zo gij niet horen zult naar de geboden des Heeren, uws Gods, en afwijkt van den weg, dien ik u heden gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend hebt.”
I. HISTORISCH
Het boek bevat een zeer interessante en leerzame samenvatting van de geschiedenis van Israël in de woestijn; en in het laatste hoofdstuk, een verslag van de dood van Mozes zelf. U gelieve Mozes’ overzicht van de gebeurtenissen zorgvuldig te vergelijken met het verslag van diezelfde gebeurtenissen, zoals die vermeld staan in de boeken Exodus en Numeri. Het zal u daarbij opvallen dat Deuteronomium meer het goddelijk dan het menselijk standpunt belicht.
II. BIOGRAFISCH
U dient zelf na te gaan welke personen in dit boek worden genoemd en welke bijzonderheden van hen worden vermeld. Onderzoek tevens wat in andere Schriftplaatsen over dezelfde personen gezegd wordt. In dit boek vinden wij het einde van de autobiografie van Mozes.
III. INDELING
Het boek valt uiteen in zeven delen:
- Een kort overzicht van de geschiedenis van Israël in de woestijn, vanaf de wetgeving
tot aan de intocht in het beloofde land. – Deuteronomium 1 t/m 3 - Een herhaling van de wet, vermengd met waarschuwingen, gegrond op de vroegere bemoeienissen van Jehovah, en voorspellingen betreffende de verovering van het land en de gevolgen van ongehoorzaamheid … – Deuteronomium 4 t/m 11
- Onderwijzingen, vermaningen van Israël in het land … en voorspellingen betreffende het gedrag van Israël in het land. – Deuteronomium 12 t/m 27
- De grote afsluitende profetieën betreffende de zegen en de vloek van Israël; de tegenwoordige wereldwijde verstrooiing; de wederkomst van de Messias; de her-verzameling, bekering en uiteindelijke zegen van Israël. – Deuteronomium 28 t/m 30
- Laatste woorden tot de priesters, Levieten en Jozua. – Deuteronomium 31
- Het lied van Mozes, vol met herinneringen en profetieën, en zijn afscheidszegen aan het volk. – Deuteronomium 32 en 33
- De dood van Mozes – Deuteronomium 34
IV. GEESTELIJK
De voornaamste geestelijke les van Deuteronomium is: de onbuigzaamheid van de wet. De uitdrukkingen: “Gij zult” en “Gij zult niet” komen zeer veel voor in dit boek. Ze worden samengevat in het sleutelvers: “De zegen, wanneer gij luistert” en “vloek, indien gij niet luistert” – Deuteronomium 11:26-28. Het onvermijdelijke gevolg van dit alles wordt profetisch aangekondigd. Deuteronomium 30:1
De wet kent maar één taal:
“Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij.” – Romeinen 3:19
Van geheel Israël heeft alleen Christus Zich in het land gedragen, zoals God van een Israëliet verwachtte. Hij nam Deuteronomium als Zijn gedragslijn aan. Vergelijk Lukas 4:4.
V. TYPOLOGISCH
Waren de boeken Exodus en Leviticus bijna uitsluitend typologisch van karakter, dit boek heeft nagenoeg geen typologisch materiaal. Deuteronomium is in hoofdzaak een herhaling van de Wet aan de vooravond van Israëls intocht in het land der belofte. De omzwervingen in de woestijn waren ten einde; en het was voornamelijk de woestijn, die zoveel typen opleverde, zowel voor Israël als voor de Gemeente. Enkele typen, zoals dat van de “vrijsteden” (Deuteronomium 19), hebben wij reeds bij de studie van de voorgaande Bijbelboeken behandeld.
1. De onbekende moordenaar – Deuteronomium 21:1-9
De wetten tegen moordenaars en doodslagers waren tot in bijzonderheden beschreven. In deze verzen wordt ons echter het geval van een moord beschreven, waarbij de dader onbekend was. De vermoorde werd ergens in het veld gevonden. In dit geval moesten de oudsten en rechters van de dichtst bijgelegen stad zich naar de plaats van het onheil spoeden en in een woest dal een jonge koe, waarmee nog geen werk gedaan was, de nek breken. Vervolgens moesten de oudsten toetreden en hun handen in onschuld wassen boven het gedode dier, onder het uitspreken van een belijdenis en een gebed om ontferming en verzoening. Let nu op de typologische betekenis van deze inzetting:
- De volmaakte koe wijst vanzelfsprekend op Christus.
- Het jonge dier werd geslacht op grond van de wet der wedervergelding. Christus is naar dezelfde wet geslacht op Golgotha. Het levend dier kon geen heil brengen, zoals ook het leven van Jezus alleen ons geen heil kan aanbrengen.
- De jonge koe werd gewelddadig gedood. Zo stierf ook Christus een gewelddadige dood aan het kruis.
- Het bloed van het onschuldige dier vloeide in de plaats van de moordenaar. Dit is een heenwijzing naar het plaatsvervangend lijden en sterven van onze gezegende Borg en Heiland!
- Het geslachte dier stelde de oudsten en de rechters, die het gehele volk vertegen-woordigden, onschuldig. Zo worden wij, doemwaardige zondaars, door het geslachte Lam Gods onschuldig, ja, zo onschuldig alsof wij nimmer enige zonde gekend of gedaan hebben.
2. Mozes als een type van Christus – Deuteronomium 34:10-12
Dat Mozes een type van Christus is, hebben we reeds aangetoond bij de behandeling van het boek Exodus. Slechts enkele gedachten voegen wij hier nog aan toe.
- Mozes verliet zijn koninklijke glorie en bezocht zijn volk in slavernij en ellende.
- Mozes’ gelaat straalde op de berg (Exodus 34:29); Christus’ gelaat straalde op de berg der verheerlijking.
- Mozes zag, als Christus, onder smaad en schande op de vreugde van “de vergelding”. En die vreugde van de toekomst deed hem het lijden en de zelfverloochening gemakkelijk vallen – Hebreeën 11:24-26; vgl. Hebreeën 12:2.
- Bij zijn eerste optreden werd Mozes door zijn broeders als verlosser verworpen, waarop hij zich naar de heidenen begaf – Exodus 2:13, 14.
- Mozes deed vele tekenen en wonderen; Christus eveneens.
- Toen Mozes heenging om te strijden tegen Farao, bracht hij eerst Zippora, zijn heidense vrouw, in veiligheid. Alvorens Christus straks gaat strijden tegen de wereldmachten om Zijn volk Israël te bevrijden, zal Hij eerst Zijn Gemeente in veiligheid brengen en opnemen in heerlijkheid.
- Naar het recht der wet moest Mozes sterven als een schuldige en mocht hij Israël niet binnenleiden. Christus is eveneens naar het recht der wet door de wet gedood.
VI. PROFETISCH
1. Voorzegging van Israëls verlangen naar een Koning – Deuteronomium 17:14-20
Het is wonderbaar om te zien hoe Mozes het geheel van Israëls toekomst voorspeld heeft, precies zoals het in latere jaren geschied is. Het is alsof Mozes, staande aan de oever van de Jordaan, als op een toneel de toekomstige geschiedenis van zijn volk voor zijn ogen ziet afspelen en ons verslag uitbrengt over wat hij ziet.
Een merkwaardig voorbeeld daarvan vinden wij in hoofdstuk 17, waar Mozes voorspelt dat Israël eenmaal een koning zou begeren om over hen te heersen. Vergelijk vers 14 met 1 Samuël 8:5, 19, 20 en het zal u opvallen dat het volk later, als het een koning eist, precies dezelfde woorden gebruikt als Mozes voorspeld had. Zij zeiden dat zij een koning wilden “gelijk al de volken”. Dat was lijnrecht in strijd met de wil van God. Andere volken moesten een voorbeeld aan het volk van Israël nemen en niet omgekeerd. Let op de vier dingen, die een koning niet mocht doen:
“Maar hij zal voor zich de paarden niet vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren naar Egypte, om paarden te vermenigvuldigen … Ook zal hij voor zich de vrouwen niet vermenigvuldigen, opdat zijn hart niet afwijke; hij zal ook voor zich geen zilver en goud zeer vermenigvuldigen.” – Deuteronomium 17:16, 17.
Het zijn juist deze vier dingen die eeuwen later werden gedaan, zelfs door de meest wijze koning die Israël ooit gehad heeft: Salomo (zie 1 Koningen 10:26, 28; 11:3, 4; 10:27; 11:3). Wat was de oorzaak dat deze grote koning vier dingen deed die God uitdrukkelijk had verboden? Het antwoord vinden wij in Deuteronomium 17:18-20.
Salomo veronachtzaamde het Woord van God, en dat was de diepste oorzaak van zijn geestelijke achteruitgang en uiteindelijke val. Hoe nodig is het ook voor ons, “opdat zijn hart niet afwijke”, om toch steeds ijverig Gods Woord te onderzoeken en te gehoorzamen!
2. Voorzegging van Christus’ komst als Profeet – Deuteronomium 18:15
“Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de Heere, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen” – Deuteronomium 18:15.
Hoewel de Samaritaanse vrouw in Johannes 4:19, 25 daar anders over dacht, ontkennen de Joodse rabbi’s dat deze profetie betrekking heeft op de komst van de Messias. De Islam beweert dat de door God beloofde Profeet niemand anders is dan Mohammed. Maar in navolging van de Samaritaanse passen zowel Petrus als Stephanus deze profetie uitsluitend toe op de Messias, de Heere Jezus. Hoe wonderbaar is Mozes voorspelling vervuld in Jezus Christus!
God heeft Hem “verwekt” uit het midden van Zijn broederen. Dat is geschied via Zijn komst in het vlees en gerealiseerd in Zijn opstanding uit de dood. Hebreeën 5:1; Handelingen 13:32-35.
Dat de Heere Jezus waarlijk een Profeet was, blijkt o.a. uit Hebreeën 1:2; Mattheüs 13:57; Lukas 7:16; Johannes 6:14; Johannes 7:40; Lukas 24:19.
Een profeet is iemand die de woorden Gods spreekt. Hij is als het ware de mond van God. Het was de Geest van Christus Die getuigde in de oudtestamentische profeten en sinds de Pinksterdag ook in Zijn apostelen en profeten en andere dienstknechten. Maar Zijn letterlijke en persoonlijke profetische dienst hield verband met Zijn aardse leven. Mozes zei: “Een profeet … zoals ik ben”. Vergelijk in dit verband Hebreeën 3:2-6.
3. Profetieën betreffende de toekomst van Israël – Deuteronomium 27, 28, 29, 30.
De hoofdstukken 27 t/m 30 zijn bijzonder fascinerend, omdat zij één van de merkwaardigste profetieën van de gehele Bijbel bevatten. Zij geven een overzicht van Israëls geschiedenis vanaf de tijd dat zij het land konden binnengaan tot aan de tegenwoordige tijd.
In hoofdstuk 27 lezen wij wat Israël eerst moest doen zodra het Kanaän was binnengekomen. Het gehele volk moest optrekken naar de berg Ebal en de berg Gerizim, die zich in het midden van het land bevonden, en daar, op de Ebal, moest het grote gepleisterde stenen oprichten, waarop de Wet Gods geschreven moest worden. Vervolgens moesten zes stammen staan op de berg Gerizim om het volk te zegenen voor hun gehoorzaamheid aan de Wet; zes andere stammen moesten staan op de berg Ebal om het volk te vloeken voor hun ongehoorzaamheid.
De gevolgen van gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid aan deze Wet worden getoond in hoofdstuk 28. De eerste 14 verzen van dit hoofdstuk geven een schitterende beeld van Israëls toekomst, als zij zou wandelen in de weg van gehoorzaamheid. Lees deze verzen en zie, hoe gezegend, rijk en machtig Israël had kunnen zijn, als zij aan God getrouw gebleven was. Het volk zou onoverwinnelijk (vs. 10) geweest zijn en tot een hoofd en niet tot een staart onder alle volkeren gemaakt zijn (vs. 13). De toon verandert bij vers 15 en vanaf daar vinden wij een beeld van de donkere en zwarte toekomst, die het volk wachten zou als het zou wandelen in de weg van ongehoorzaamheid. Let erop hoe de voorspelde straffen in dit Schriftgedeelte bij ieder vers strenger worden.
Het 28-ste hoofdstuk geeft een uitvoerig profetisch overzicht omtrent de toekomst van het volk Israël, waarin niet minder dan 70 bijzonderheden voorkomen, waarvan de meeste reeds letterlijk zijn vervuld; de andere die betrekking hebben op het uiteindelijk herstel van Israël in hun eigen land, wachten op de verdere ontwikkeling van de dingen.
Wij vestigen de aandacht op zeven belangrijke profetieën betreffende Israël:
- Zij zouden zo belegerd worden door vijanden, dat vrouwen hun eigen kinderen zouden verslinden.
Vervuld in de belegeringen van Samaria en Jeruzalem, zowel onder Nebukadnezar als onder Titus. - Zij zouden uit hun land worden weggerukt en ver weggevoerd worden in ballingschap.
Vervuld in de Assyrische en in de Babylonische ballingschap, en later in de verstrooiing onder alle volkeren. - Zij zouden geen rust vinden in de landen van hun ballingschap, maar voortdurend opgejaagd worden “van het ene einde der aarde tot het andere einde der aarde”. Vervuld in het verleden en ook in onze tegenwoordige tijd.
- Zij zouden worden beroofd en geplunderd door hun vijanden.
Vervuld in elk land waar zij hebben gewoond. - Zij zouden worden tot een “spreekwoord”, tot een “spotrede” onder alle volkeren, waarheen zij verstrooid zijn.
Ook dit is letterlijk vervuld. Denk maar aan de beruchte “Jodenster”, die zij in de Tweede Wereldoorlog in de door Nazi Duitsland bezette gebieden moesten dragen. - Hoewel verstrooid onder alle volken, zouden zij toch afgezonderd blijven.
Het is een vreemd, historisch verschijnsel dat het Joodse volk het enige is, dat zich nimmer heeft vermengd met de volkeren, waaronder het soms eeuwenlang heeft gewoond. De Jood is altijd Jood gebleven en heeft zijn karakteristieke Joodse eigenschappen door de eeuwen heen bewaard. - Zij zullen uiteindelijk in hun eigen land hersteld en gerehabiliteerd worden, teruggeënt op hun eigen olijfboom (Romeinen 11). Deze profetie wacht nog op vervulling. Dit zal geschieden bij de wederkomst van Christus op aarde.
Iedereen die sceptisch staat tegenover de inspiratie van de woorden der Schrift, zouden wij willen vragen hoe het mogelijk is dat Mozes eeuwen tevoren een reeks voorspellingen heeft gedaan betreffende de toekomst van het Joodse volk, die tot op de huidige dag op de meest letterlijke wijze zijn uitgekomen?
Het kan niet anders: “Al de Schrift is van God ingegeven”. De almachtige en alwetende God heeft naar Zijn eeuwige voorkennis Mozes ingelicht omtrent de ontwikkeling van Israëls historie.
Let nog op de laatste van de zeven hier boven genoemde profetieën en lees zorgvuldig Deuteronomium 30:1-6. Het is alsof Mozes achter al de zojuist opgesomde vloeken deze straal van hoop ziet lichten: de belofte van herstel van dit volk, dat zo uitzonderlijk door God bemind wordt.
In het licht van zulke beloften aan Israël en speciaal in het licht van Deuteronomium 30:7 dienen wij, als “gelovigen uit de heidenen”, onze gebeden voor dit volk te vermenigvuldigen. Romeinen 10:1
Mozes eindigt zijn afscheidsrede tot het volk met een machtig appèl op zijn gehoorzaamheid. Lees hoofdstuk 30:15-20.