Les 27 – HET EERSTE BOEK DER KRONIEKEN
VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 27)
- Wie heeft waarschijnlijk de boeken der Kronieken geschreven?
- Noem enkele verschillen tussen de boeken Koningen en Kronieken.
- Wat is de voornaamste boodschap van het eerste boek der Kronieken?
- Hoe kunnen we dit boek indelen?
- Welke tekst kunnen we als sleuteltekst beschouwen?
- Waarom zijn de geslachtsregisters in dit boek zo belangrijk?
- Welke geestelijke betekenis ligt verborgen in de geschiedenis van de opvoering van de ark naar Jeruzalem?
- Waaruit bestond de zonde die David beging bij de telling van het volk?
In de Hebreeuwse Bijbel vormen 1 en 2 Kronieken één boek, dat met Ezra en Nehemia apart staat van de andere historische boeken en deel uitmaakt van de “Kethubim” (d.i. de “Schriften”), het laatste deel van de Hebreeuwse Canon. Dit feit is een duidelijke aanwijzing dat de boeken der Kronieken meer godsdienstig dan historisch van karakter zijn.
I. SUPPLEMENT VAN KONINGEN?
De Kronieken beginnen bij de dood van Saul en eindigen met de Babylonische balling-schap. Zij behandelen dus ongeveer dezelfde periode als de boeken 1 en 2 Koningen. De Septuaginta noemt ze het boek der “Weggelaten Dingen” (“paraleipomena”). Dit veronderstelt dat zij een aanvulling zijn van de boeken Samuël en Koningen. Inderdaad vinden wij in Kronieken veel aanvullend historisch materiaal, dat in Koningen is weggelaten, bijvoorbeeld:
- Het geslachtsregister van Juda is verlevendigd door de episode van Jabes (1 Kronieken 4:9, 10), die een man des gebeds was, die veel ontving, omdat hij veel vroeg.
- Een overval werd gepleegd op Palestina (het land der Filistijnen) door een deel van Efraïm. Deze rampzalige invasie (1 Kronieken 7:21), had plaats toen Efraïm nog leefde. Waarschijnlijk leefde Jozef zelfs nog. Zie Genesis 50:23. De vete tussen Israël en de Filistijnen is mogelijk begonnen met deze overval door Israël, toen zij nog in Egypte waren.
- De oprichting van een tijdelijke verblijfplaats voor de ark (1 Kronieken 15:1; 16:1), zolang de tempel nog niet gereed was.
- De leeftijd waarop de Levieten hun dienst begonnen, was oorspronkelijk gesteld op 30 jaar (Numeri 4:3). Dit werd later door de Heer verlaagd naar 25 jaar (Numeri 8:24). En David stelde de leeftijd tenslotte op 20 jaar (1 Kronieken 23:27).
Maar deze boeken vormen veel meer dan alleen maar een supplement op de andere historische boeken van de Bijbel.
II. VERSCHIL TUSSEN KRONIEKEN EN KONINGEN
1. Twee verschillende schrijvers: Jeremia en Ezra
Zoals wij reeds eerder zagen, werden de boeken der Koningen geschreven door Jeremia, de profeet. Volgens de Joodse overlevering werden de Kronieken geschreven door Ezra, de priester. De schrijver schijnt zijn werk gedaan te hebben ná de terugkeer uit de Babylonische ballingschap (1 Kronieken 6:15; 3:19; 9:1-2). Kronieken eindigt op het punt waar het boek Ezra begint. Ezra is dus duidelijk een vervolg op Kronieken. De laatste verzen van Kronieken zijn trouwens dezelfde als de eerste verzen van Ezra. Bovendien is de stijl in beide boeken dezelfde en vinden wij in beide tal van geslachtsregisters en naamlijsten.
2. Twee verschillende middelpunten: Troon en tempel
In de boeken der Kronieken staat de tempel in het middelpunt. Zij handelen over Jeruzalem en het Zuidelijk Koninkrijk (Juda, de twee stammen). Dit is in harmonie met het feit dat een priester de schrijver was.
In de boeken der Koningen staat de troon in het middelpunt. Zij behandelen de politieke geschiedenis van het volk van Israël. Dat is in overeenstemming met het feit dat een profeet de schrijver was.
Kronieken houdt zich uitsluitend bezig met de geschiedenis van het Zuidelijk Koninkrijk, binnen welks grenzen Jeruzalem en de tempel lagen. Men vindt daar niets over het 10-stammenrijk. In Koningen daarentegen vinden we ook veel materiaal over het Noordelijk Koninkrijk (de 10 stammen) en over de profeten. Elia en Elisa spelen een voorname rol in Koningen. In Kronieken wordt Elisa helemaal niet genoemd en Elia slechts éénmaal. De schrijver heeft meer te zeggen over de tempel en zijn ritueel dan over de oorlogen der koningen.
3. Twee verschillende standpunten: de Goddelijke en de menselijke
Feitelijk vormen de Kronieken dus een onafhankelijk werk, waarin de geschiedenis van het uitverkoren volk behandeld wordt op een geheel nieuwe wijze en vanuit een nieuw standpunt. Hoewel vaak dezelfde gebeurtenissen vermeld worden, zijn zij beschouwd vanuit verschillende standpunten. In Samuël en Koningen vinden wij de feiten der geschiedenis; in Kronieken hebben wij de Goddelijke woorden en gedachten over deze feiten. In de voorgaande boeken worden zij beschouwd vanuit menselijk standpunt; hier vanuit Goddelijk standpunt.
De volgende illustraties, die door vele andere kunnen worden aangevuld, mogen dienen om deze stelling te bevestigen.
- In 1 Samuël 31 wordt ons eenvoudig verteld dat de Filistijnen Saul versloegen; in 1 Kronieken 10:1-14 wordt ons echter meegedeeld dat de Heere hem sloeg. Ook wordt ons daarvan de reden gegeven.
- In Samuël is slechts één hoofdstuk (2 Samuël 6) gewijd aan een verslag over de overbrenging van de ark naar Jeruzalem, maar in Kronieken zijn er drie hoofdstukken aan gewijd (1 Kronieken 13, 15 en 16). Tevens wordt ons daar meegedeeld, waarom de Heere Uzza sloeg. Ook vinden wij daar de belijdenis van David.
- Twee hoofdstukken in Samuël (11 en 12) geven ons bijzonderheden over de grote zonde van David, maar in Kronieken wordt met geen enkel woord over deze tragische gebeur-tenis in het leven van David gerept. Dat is in overeenstemming met Gods karakter; als Hij vergeeft gedenkt Hij de zonde niet meer! Wel vinden wij in Kronieken een zinspeling op Davids volkstelling (1 Kronieken 21:1). Maar dat was om ons te tonen wat de directe aanleiding geweest is tot de koop van de tempelplaats.
- In het verslag over deze zonde (1 Kronieken 21) openbaart Kronieken ons de ware drijfveer van David; de andere boeken zwijgen over deze zaak.
- In 2 Samuël 2:8 wordt de zoon van Saul, die door Abner tot koning werd gemaakt, Isboseth genoemd. In Kronieken lezen wij echter (1 Kronieken 8:33) dat hij een andere naam droeg, namelijk Es Baäl, d.i. “Man van Baäl”. Deze zoon was waarschijnlijk geboren na de val van zijn vader. Hoewel Baäl “Heer” of eigenlijk “eigenaar” betekent, zou men kunnen afleiden dat Saul begonnen was met de aanbidding van Baäl. Dit wordt ons alleen meegedeeld in dit boek, dat ons de innerlijke en diepere geschiedenis geeft.
- In Kronieken wordt Jakob altijd genoemd met zijn geestelijke naam Israël (1:34; 2:1).
III. INHOUD
In Kronieken hebben wij dus geen geschiedenis gezien van het standpunt van een tijdgenoot. Wij vinden veeleer een terugblik op de geschiedenis, geïnterpreteerd in het licht van Gods bemoeienissen met Zijn volk gedurende 300 jaren.
- Samuël is het boek van de Koning.
- Koningen is het boek van het Koninkrijk.
- Kronieken is het boek van het Huis.
Het is meer een geschiedenis van de tempel dan van het volk en het toont ons hoe God Zichzelf openbaarde in het godsdienstig leven van het volk.
Kronieken verschilt van Koningen net zoveel als de kerkgeschiedenis van de gewone geschiedenis.
Als wij dit alles voor ogen houden, zien wij hoe de inhoud van dat boek daarmee geheel in overeenstemming is. De schrijver begint met Adam. Hij wandelt snel de geschiedenis door en behandelt die op de meest algemene wijze, totdat hij komt aan de stam van Juda. Als de schrijver overgaat van geslachtsregisters op geschiedenis, blijkt heel duidelijk, waar zijn eigen belangstelling naar uitgaat.
De geschiedenis van Saul wordt met één hoofdstuk afgedaan. De eerste geschiedenis van David wordt zo beknopt mogelijk behandeld. Maar als hij komt aan het verslag over de opvoering van de ark naar Jeruzalem, heeft hij daar drie hoofdstukken voor nodig. De geschiedenis van Salomo wordt uitvoerig gegeven, om te tonen hoe Davids voorbereiding voor de bouw van de tempel werd uitgevoerd. Blijkbaar is Kronieken didactische geschiedenis, d.w.z. geschiedenis geschreven met een bepaald doel.
IV. BOODSCHAP
Het boek der Kronieken houdt zich van het begin tot het einde bezig met de openbaring van God en geeft Hem Zijn rechtmatige plaats in Israël.
Hoewel dikwijls genegeerd en veronachtzaamd, is Hij nochtans de soevereine Heer, Die over allen regeert. De vreze des Heeren is de grond van alle nationale welvaart. Israël was Gods volk. Hij had hun nationale bestaan verbonden aan Zichzelf. In elk stadium van dit boek bindt de Kroniekschrijver deze les op hun harten. Gij kunt niet zonder God, is de kreet, die door dit hele boek heen weerklinkt. Maar deze les, die zo belangrijk was voor Israël om te leren, is voor ons allen de grootste levensles!
In Kronieken zien wij de Heere actief ten gunste van hen die Hem vertrouwden en dienden. Hier wordt de ware drijfveer van de zonde onthuld. Hier worden Gods gestrengheden gerechtvaardigd en wordt God verheerlijkt in al Zijn wegen en werken. Ondanks de stroom van ongerechtigheid wordt Hij gezien als de Koning op Zijn troon. Als wij dit voor ogen houden, en ook dat het werd geschreven na de Babylonische ballingschap, zal het ons duidelijk worden, hoe actueel en krachtig zijn boodschap is.
Als sleuteltekst kunnen wij nemen: 1 Kronieken 29:12 “Gij heerst over alles”.
V. INDELING
Het boek 1 Kronieken valt eigenlijk in vier delen uiteen:
- De Geslachtsregisters – 1 t/m 9
- Het tragische einde van Saul – 10
- De kroning van David en zijn regering als koning over Israël – 11 t/m 21
- De voorbereiding voor de tempelbouw – 22 t/m 29
VI. OPMERKINGEN
1. De geslachtsregisters
Negen hoofdstukken zijn gewijd aan geslachtsregisters. Ruimteverspilling? Zeer zeker niet! Geen deel van Kronieken is belangrijker. Zulke stambomen waren van het hoogste belang voor alle godvrezende Israëlieten. En terecht, want zij wisten, dat hun volk niet alleen de drager was van een speciale Goddelijke openbaring, maar ook de bezitter van wonderbare Goddelijke beloften, die reikten tot ongeboren generaties. De Kroniekschrijver wist maar al te goed dat deze geslachtsregisters het verkiezingsproces van God vanaf Adam openbaren en dat de verbondslijn van het verlossingsplan moet culmineren in de Messias.
De bewaring van de stam en de voornaamste takken van Israëls familieboom was vooral belangrijk geworden ná de Babylonische ballingschap (toen de Kronieken werden ge-schreven). Families waren bij duizenden ontworteld en uitgeroeid. Banden waren verbroken. Vele documenten waren verloren gegaan (zie bijv. Ezra 2:59) en Juda’s archieven moeten geheel of gedeeltelijk verloren zijn gegaan. De naamlijsten van de Kronieken vormen de schakel tussen de perioden van vóór en ná de ballingschap, want hoofdstuk 9:2-4 heeft betrekking op de terugkeer en de vestiging van de Joden in Judea na de ballingschap. De breuk wordt aangegeven door het eerste vers van dat hoofdstuk.
Deze geslachtsregisters geven de heilige lijn aan waarlangs de belofte werd overgedragen gedurende bijna 3500 jaren. Uniek in de geschiedenis van de mens!
2. Het brengen van de ark naar Sion
Een van de eerste daden van David was het opbrengen van de ark des Heeren vanuit het huis van Abinadab te Jabes-Gilead, naar Jeruzalem. Gedurende twintig jaren was de ark met zijn verzoendeksel – de door God ingestelde ontmoetingsplaats met Zijn volk – genegeerd en bijna vergeten. Een treffend beeld van een hart dat de gemeenschap met God derft. God zegende het huis van Obed-Edom gedurende de drie maanden dat de ark daar verbleef. En David werd aangemoedigd haar te brengen naar de berg Sion, naar de tent die hij voor haar had bereid. David zei: “Niemand mag de ark Gods dragen dan alleen de Levieten, want hen heeft de Heere uitverkoren om de ark des Heeren te dragen en Hem voor altijd te dienen” (1 Kronieken 15:2). Offeranden werden gebracht toen de ark het huis van Obed-Edom verliet, en toen zij werd geplaatst in de tent op de berg Sion werden opnieuw brandoffers en vredeoffers gebracht.
Het brengen van de ark naar Sion was een type van herstelde gemeenschap. In de tegenwoordigheid van de ark, met zijn bloed-bedekte verzoendeksel, konden de vrede- offers worden gebracht. Bij het vrede-offer behoorde een maaltijd, waarbij de offeraar at voor het aangezicht van God. Verzoend en aangenomen, was hij nu de gast van God en genoot hij het voorrecht om brood te eten in Zijn tegenwoordigheid. De vreugde die gepaard ging met het terugbrengen van de ark, en het voeden van het volk met brood en vlees en wijn, zijn symbolisch voor de blijdschap van herstelde gemeenschap.
Ooit zal Christus Zelf, van Wie de ark een type is, als de rechtmatige Hogepriester en Koning uit het huis van David, Zijn opwachting maken in Jeruzalem! Wat een feest zal dat zijn!
3. Gods belofte aan David
Het grote verlangen van Davids hart was om een tempel voor de Heere te bouwen. God verwierp dit voornemen, omdat David veel bloed op aarde vergoten had (1 Kronieken 28:3). Maar hij beloofde dat hem een zoon zou geboren worden, die een “man des vredes” zou zijn en Hem een huis zou bouwen en wiens troon in eeuwigheid bevestigd zou worden.
David accepteerde Gods beslissing zonder te murmureren, maar barstte uit in een loflied voor de rijkdom van Zijn belofte (1 Kronieken 29:10-19). In de beloofde Zoon zien wij “een Grotere dan Salomo”. Zie Lukas 1:31-33. Het behoud van Israël als volk is gegarandeerd tot het einde der tijden, zolang de zon en de maan zullen voortduren (Jeremia 31:35-37).
Davids troon zal in eeuwigheid voortbestaan “als de dagen des hemels” (Psalm 89:3, 4, 27-37). Davids Zoon zal zitten op Davids troon in Jeruzalem. Christus Jezus is de eerste thans levende Persoon, Die recht heeft op Davids troon.
4. De berg Moria
De volgende gebeurtenis in de geschiedenis van de tempel hield verband met Davids zonde in de telling van het volk. Zijn zonde in deze kwestie was ongetwijfeld tweevoudig. In de eerste plaats: hoogmoed over de grootheid van zijn koninkrijk. In de tweede plaats: er wordt niets gezegd over het belastinggeld, dat volgens de wet van Mozes ten tijde van een volks-telling betaald moest worden (Exodus 30:12). Ieder die tot de getelden wilde behoren, moest een halve sikkel zilver betalen als zoengeld. Van het zilver van dit verzoeningsgeld werd destijds het fundament gemaakt, waarop de tabernakel in de woestijn rustte. Deze inzetting werd blijkbaar veronachtzaamd tijdens Davids regering en als gevolg daarvan kwam de plaag over het volk. De plaag hield op bij de dorsvloer van Ornan, de Jebusiet, op de berg Moria.
En David kocht de dorsvloer van Ornan voor 50 sikkels zilver en “bouwde daar een altaar voor de Heere, bracht brandoffers en vredeoffers, en riep tot de Heere, Die hem “antwoordde met vuur uit de hemel, op het brandofferaltaar” (1 Kronieken 21:26). Dus de tempel, zowel als de tabernakel rusten op het fundament van het zilver van het verzoeningsgeld. Zilver is in de Bijbel synoniem met geld (net als in het Frans) en is daarom als losprijs de uitbeelding van verlossing.
De berg Moria was ook de plaats van Abrahams offer van Izak (2 Kronieken 3:1). Al deze omstandigheden zijn méér dan toevalligheden en passen volkomen in Gods grote plan van verlossing.