Les 35 – Het boek der Psalmen

Les 35 – HET BOEK DER PSALMEN

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 35)

  1. Was Salomo de auteur van alle Spreuken?
  2. Wat is het doel van het Boek Spreuken?
  3. Wat is het sleutelvers?
  4. Hoe kunnen wij het boek indelen?
  5. Hoe kunnen wij dit boek het best bestuderen?
  6. Hoe wordt Christus gevonden in dit boek?

De Hebreeuwse Bijbel bestaat uit drie delen: 1. de Wet; 2. de Profeten en 3. De Schriften.

Het boek der Psalmen vormt het begin van het derde deel. Onze Heiland noemde deze drie delen in Lukas 24:44: “Alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in (1) de Wet van Mozes, en (2) de Profeten, en (3) de Psalmen.” 

In onze Bijbel neemt het boek der Psalmen de centrale plaats in; het staat vóốr de profetische boeken en ná de historische boeken van het Oude Testament. We kunnen dit Psalmenboek vergelijken met een hoge berg, van welks top wij een prachtig uitzicht hebben naar alle richtingen.

De Hebreeuwse titel van dit boek is “Tehillim” of Lofliederen; het Griekse woord is “Psalmoi” en betekent letterlijk “Liederen, begeleid door een snaarinstrument”.

I. DE AUTEURS

De Heilige Geest gebruikte verschillende personen voor het schrijven van de Psalmen. De voornaamste schrijver was David, de grote psalmist van Israël. Zie 2 Samuël 23:1, 2. Vergelijk 2 Timotheüs 3:16. Van de 150 Psalmen dragen honderd de naam van de schrijver als opschrift.

1. David, Koning van Israël – 73 Psalmen

2. Asaf (1 Kronieken 16:4-5, 7, 37), een Leviet, hoofd van de geheiligde muzikanten – 12 Psalmen

3. Kinderen van Korach (1 Kronieken 9:19), Levieten die in de tempel dienden – 10 Psalmen

4. Salomo, Koning van Israël – 2 Psalmen

5. Heman (1 Kronieken 25:1, 5-6), Leviet, musicus tijdens Davids regering – 1 Psalm

6. Ethan (1 Koningen 4:31), waarschijnlijk een andere musicus onder David – 1 Psalm

7. Mozes – 1 Psalm

Van 50 Psalmen is de schrijver dus onbekend. Hoewel de Psalmen 2 en 95 de naam van David niet dragen, worden zij in het Nieuwe Testament duidelijk aan David toegeschreven (Handelingen 4:25; Hebreeën 4:7).

II. INDELING

In de Hebreeuwse Bijbel wordt het Boek der Psalmen in vijf boeken verdeeld. Deze vijfvoudige verdeling is van zeer grote betekenis.

De Pentateuch, geschreven door Mozes, is eveneens samengesteld uit vijf boeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Een Joodse rabbijn verklaart: “Mozes gaf Israël de vijf boeken van de “Torah” (de Wet) en David gaf Israël de daarmee corresponderende vijf boeken van de “Tehillim” (de Psalmen). Anderen noemen de Psalmen: “de Pentateuch van David”. Er bestaat onmiskenbaar een merkwaardige overeenkomst tussen de eerste vijf Bijbelboeken en de vijf boeken van de Psalmen. Daarom kan de indeling van de Psalmen (overzicht als PDF) niet anders zijn dan:

  1. Psalm 1 t/m 41 – corresponderend met Genesis
  2. Psalm 42 t/m 72 – corresponderend met Exodus
  3. Psalm 73 t/m 89 – corresponderend met Leviticus
  4. Psalm 90 t/m 106 – corresponderend met Numeri
  5. Psalm 107 t/m 150 – corresponderend met Deuteronomium
Overzicht_Psalmen_les_35

III. OVEREENKOMST TUSSEN DE VIJF BOEKEN VAN MOZES EN DE VIJF BOEKEN DER PSALMEN

Dat er werkelijk overeenkomsten zijn tussen de vijf boeken van Mozes en de vijf boeken der Psalmen, kan gemakkelijk worden aangetoond. Wij willen hier slechts op enkele punten wijzen.

1. Genesis – Psalm 1 t/m 41
In Genesis vinden wij de gehele inhoud van de Bijbel in een notendop. Dit eerste Bijbelboek is het fundament van de gehele Goddelijke heilsopenbaring. Alle grote en belangrijke heilswaarheden vinden wij in kiemvorm in het boek Genesis terug. Zo bevat ook het eerste boek van de Psalmen (1 t/m 41) het gehele boek der Psalmen in een notendop. Het staat in dezelfde verhouding tot de rest van de Psalmen als Genesis tot de rest van de Bijbel. De naam van God “Jehovah” en de titel God, “Elohim” worden dikwijls in het eerste deel teruggevonden, evenals in Genesis. De naam “Jehovah” is de meest voorkomende naam in beide boeken. Beide boeken hebben tot onderwerp: De mens – zijn oorspronkelijke staat, zijn val en zijn herstel.

2. Exodus – Psalm 42 t/m 72
Het boek Exodus beschrijft het lijden van Gods verbondsvolk Israël, als zij vervolgd worden door hun vijanden. Maar tevens deelt dit boek ons mee hoe God Zijn volk verlost en leidt naar het land der belofte. Het tweede boek der Psalmen (Psalm 42 t/m 72) begint met de lijdenspsalmen. Godvrezende Joden roepen tot de Heer om verlossing.

Zij zijn ver weg van het heiligdom. Vervolgens zien wij hoe God hun gebeden verhoort en opnieuw Zijn volk te hulp komt, om hen te brengen naar het beloofde land. Hij zendt hun een Koning om hen te verlossen van al hun vijanden. 

Dit tweede deel van de Psalmen eindigt met Psalm 72, waarin de heerschappij van de Koning en de heerlijkheid van Zijn Koninkrijk wordt beschreven. Deze Koning is de beloofde Messias, onze Heere Jezus Christus. Psalm 72 is niet de laatste psalm van David. Toch lezen we aan het einde daarvan: “De gebeden van David, de zoon van Isaï: zijn ten einde”
(Psalm 72:20) Toen David het heerlijke visioen zag van Psalm 72 had hij geen behoefte meer om voor de komst van het Messiaanse Koninkrijk op aarde te bidden. Hij wist dat zijn gebeden verhoord zouden worden. Het tweede boek der Psalmen spreekt over het lijden en de verlossing van Israël en komt als zodanig duidelijk overeen met Exodus.

3. Leviticus – Psalm 73 t/m 89
Het boek Leviticus heeft tot sleutelwoord “heiligheid des Heeren”. Het gehele boek houdt zich bezig met de dienst en de aanbidding van God in het heiligdom. Dat is ook het grote thema van het derde boek der Psalmen (73 t/m 89). Dit derde boek begint met de Psalmen van Asaf. God is heilig en Hij heeft een heilig (afgezonderd en gewijd) volk – het gelovig overblijfsel – te midden van afval en verderf. Hier worden hun gebeden vermeld en zien wij hoe zij Gods Aangezicht zoeken in het laatst der dagen.

4. Numeri – Psalm 90 t/m 106
Het boek Numeri heeft een treffende overeenkomst met het vierde boek der Psalmen (90 t/m 106). Dit vierde boek begint met de Psalm van Mozes (90). Wij veronderstellen dat hij deze Psalm geschreven heeft gedurende Israëls omzwervingen in de woestijn. Mozes zag hoe een gehele generatie van het volk Israël in de woestijn stierf als gevolg van hun zonden en ongehoorzaamheid. Wij zouden deze oudste Psalm aan het begin van het Psalmenboek geplaatst hebben. Maar de Geest van God plaatste deze Psalm aan het begin van het vierde deel van het Psalmenboek. Evenals in Numeri de Heer Zijn volk naar het land wijst, waar het tenslotte rust zou vinden, zo wordt ook in het vierde boek der Psalmen het feit bekend gemaakt dat het zwervende Israël eens rust zal vinden in het land dat God hun vaderen als erfelijk bezit gezworen heeft.

Het grote thema van Numeri is: de aarde en het beloofde land. Dat is ook het onderwerp dat in het vierde boek der Psalmen wordt bezongen. De prachtige Vrederijk-Psalmen worden in dit deel gevonden. Het eindigt met een terugblik op Israëls verleden en zonden en op Gods grote daden en wonderen ten behoeve van Zijn volk.

5. Deuteronomium – Psalm 107 t/m 150
Het vijfde boek van de Psalmen begint met Psalm 107. Hier worden wij direct geconfronteerd met de grote waarheid die ook in Deuteronomium behandeld wordt. Jehovah haalt in dit boek de gehele geschiedenis van Zijn volk weer op en voorspelt hen grote zegen en voorspoed als zij Zijn Woord gehoorzamen, maar ook vloek en verstrooiing, als zij Zijn Woord niet gehoorzamen.

De geweldige waarheid dat God, Die Israël verstrooide, hen ook weer bijeen zal vergaderen, wordt op een machtige wijze bezongen in Psalm 107.

Deuteronomium is het boek van de Wet, d.i. het Woord van God. Al de leringen van het vijfde boek der Psalmen handelen eveneens over het Woord van God. Het eindigt met de grote Hallelujah-Psalm (150). Deze eindigt met de woorden: “Alles wat adem heeft, love de Heere! Hallelujah!” Het woord “looft” komt 11 keer voor in deze laatste Psalm. Het grote einde van alles is de lof van Jehovah en het zal een volmaakte lof zijn. Het Boek der Psalmen begint met “Welgelukzalig is de man'” en eindigt met “Looft de Heer!”

Opmerkingen:
De eerste drie boeken der Psalmen eindigen met een dubbel “Amen” (Psalm 41, 72, 89). Het vierde boek eindigt met “Amen – Hallelujah!” Het vijfde boek eindigt met vijf “Hallelujah-Psalmen” (Psalm 146-150).

IV. INDELING DER PSALMEN NAAR HUN INHOUD

  1. Nationale Psalmen, die slaan op belangrijke gebeurtenissen uit het nationale leven van Israël. Voorbeelden: Psalm 14, 44, 46, 48, 53, 66, 68, 74, 76-79, 80, 83, 85, 87, 108, 122, 124, 126 en 129.
  2. Historische Psalmen, die gebeurtenissen bezingen uit de veelbewogen geschiedenis van Israël. Voorbeelden: Psalm 78, 81, 105-106 en 114.
  3. Konings-Psalmen, die betrekking hebben op de Messias en Zijn toekomstig Koninkrijk. Voorbeelden: Psalm 2, 18, 20, 21, 45, 72, 89, 110 en 132.
  4. Boete-Psalmen, die spreken over berouw en bekering tot God. Voorbeelden: Psalm 6, 32, 38, 51 en 130.
  5. Wraak-Psalmen, die bidden om wraak en oordeel over de vijanden van Israël. Voorbeelden: Psalm 109 en 140.
  6. Hallelujah-Psalmen, die beginnen met het woord “Hallelujah”. Voorbeelden: Psalm 106, 111-113, 135, 146-150.
  7. Lof-Psalmen, die beginnen met “Looft de Heere”. Het zijn Psalmen van lofprijzing en dankzegging. Voorbeelden: Psalm 105, 107, 117, 118, 136.
  8. Het Hallel – deze Psalmen, 113 tm 118, worden gezongen op het Joodse Paasfeest, Pinksterfeest, Loofhuttenfeest en op de “nieuwe manen”. Zie Mattheüs 26:30; Markus 14:26.

V. AANHALINGEN UIT DE PSALMEN IN HET NIEUWE TESTAMENT

De grote betekenis van het boek der Psalmen blijkt vooral uit het veelvuldig gebruik dat er van gemaakt wordt in het Nieuwe Testament. Onze Heer en de Heilige Geest citeren meer verzen uit de Psalmen dan uit enig ander deel van het Oude Testament. De Heere Jezus Christus gebruikte de Psalmen in Zijn publieke dienst. Hij legde de twist-zoekende Farizeeën het zwijgen op, door hen een vraag te stellen uit Psalm 110. Hoogstwaarschijnlijk stortte Hij in de nachten van gebed Zijn hart uit voor God in de taal der Psalmen. Toen Hij Zijn “intocht” deed in Jeruzalem, werd Hij door de jubelende schare begroet met de Psalm-woorden: “Hosanna, de Zoon van David”.

Hij herinnerde Zijn vijanden, die tegen Hem murmureerden, aan de voorspelling van Psalm 8. En Zijn laatste woorden, gericht aan Jeruzalem, waren een aanhaling uit de Psalmen: “Gezegend is Hij, Die komt in de Naam des Heeren” (Psalm 118). Alvorens Hij Zich naar de Hof van Gethsemane begaf, zong Hij met Zijn discipelen een loflied; dit was het zogeheten “Hallel”, dat door de orthodoxe Joden op het Paasfeest nog steeds wordt gezongen (Psalm 113-118).

In Zijn lijden vervulde onze Heiland al de voorzeggingen die in de Psalmen beschreven stonden. Zich de profetie van Psalm 69:22 herinnerend, riep Hij aan het kruis uit, opdat de Schrift vervuld zou worden: “Mij dorst!” (Johannes 19:28). Gedurende de duisternis van Golgotha kwam van Zijn gezegende lippen de bange kreet uit Psalm 22: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten.” De eerste woorden, die Hij na Zijn triomferende opstanding uitsprak, waren op dezelfde Psalm gegrond: “Ga heen tot Mijn broeders”, (Johannes 20:17) want er stond geschreven: “Ik zal Uw Naam Mijn broederen vertellen” Psalm 22:23; Hebreeën 2:12).

Bij een andere gelegenheid verklaarde Hij dat de Psalmen van Hem getuigden (Lukas 24:44). Toen Hij als de verheerlijkte Mens de hemel binnenging en voor het aangezicht van God verscheen, werd Hij verwelkomd als “Priester naar de ordening van Melchizedek” (Hebreeën 5:10) en zette Hij Zich in overeenstemming met Psalm 110 neder aan de Rechterhand Gods.

Zelfs vanuit de heerlijkheid richtte Hij Zich tot de overwinnaars van de gemeente van Thyatire met een woord uit de Psalmen (vgl. Openbaring 2:26-27 met Psalm 2). En, zittend op de troon Zijns Vaders wacht Hij nog op de vervulling van talrijke profetieën, die in dit wonderbare Boek voorspeld en bezongen worden. 

Ook in Handelingen nemen de Psalmen een voorname plaats in. De apostel Petrus haalt in zijn toespraak op de Pinksterdag te Jeruzalem niet minder dan drie Psalmen aan: Psalm 16 (Handelingen 2:25-28); Psalm 132:11 (Handelingen 2:30) en Psalm 110 (Handelingen 2:34, 35). In het gebed van de gemeente te Jeruzalem vinden wij een duidelijke aanhaling van Psalm 2 (Handelingen 4:25-26). Ook in de Brieven wordt menige Psalm aangehaald. Van groot belang zijn de vele citaten uit de Psalmen in de eerste twee hoofdstukken van de brief aan de Hebreeën: Psalm 2, 8, 16, 22, 45, 89, 97, 104, 102, 110.

VI. GEEN CHRISTELIJKE HEILSWAARHEDEN IN DE PSALMEN

Na met een enkel woord op de betekenis der Psalmen te hebben gewezen, willen wij nog iets anders onder uw aandacht brengen.

De Christelijke positie, de volle Christelijke zegeningen en de Christelijke hoop worden in deze liederen niet expliciet geopenbaard. Wij vinden in deze Psalmen niets over de heerlijke heilswaarheden die ons ná het volbrachte werk van Christus aan het kruis geopenbaard zijn. Nergens in de Psalmen wordt God aangesproken als Vader. De geïnspireerde schrijvers spraken God aan als Jehovah, God de Allerhoogste, Rots, Toevlucht, enz., maar nimmer als Vader. De gelovigen worden in de Psalmen nooit kinderen van God genoemd. De openbaring van God als Vader en de positie van de gelovigen “in Christus” als zonen van God, zijn uitsluitend nieuwtestamentische waarheden. 

De zegeningen waarover in de Psalmen gesproken wordt, zijn aards van karakter. Het beërven van het land en van aardse dingen wordt gezien als het loon voor hen die getrouw zijn. Onze zegeningen zijn niet aards van karakter. Onze hoop en verwachting is niet dat wij het aardse heilige land zullen beërven. Onze zegeningen zijn geestelijke zegeningen “in de hemel” in Christus Jezus (Efeze 1:3).

In de Psalmen vinden wij ook niets over een andere grote Christelijke waarheid: de inwoning en de blijvende tegenwoordigheid van de Heilige Geest. David bad: “Neem Uw Heilige Geest niet van mij” (Psalm 51:12). Dit gebed behoeft nimmer door een nieuwtestamentische gelovige te worden gebeden, want de Heilige Geest van God heeft ons “verzegeld tot de dag der verlossing”. De aanbidding van de heiligen in de Psalmen is beperkt tot een aards heiligdom, dat tabernakel of Huis des Heeren genoemd wordt. Christelijke aanbidding is iets geheel anders. Onze Heer zei tot de Samaritaanse vrouw bij de waterput: “Vrouw, geloof Mij, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden.” Toen sprak Hij van de “ware aanbidding”, die is in geest en waarheid (Johannes 4:21-24). Als ware aanbidders gaan wij niet een aards heiligdom binnen, maar in de kracht van de Heilige Geest betreden wij het ware en hemelse heiligdom. Wij hebben vrijmoedigheid om dit hemelse heiligdom binnen te gaan door het bloed van Jezus, op een verse en levende weg (Hebreeën 10:19, 20). De Psalmen spreken alleen over een aards heiligdom.

De Wederkomst des Heeren op aarde wordt op heerlijke wijze in de gehele verzameling der Psalmen geopenbaard, maar zij spreken niet over “de zalige hoop’ van de Christen. De komst des Heeren voor Zijn heiligen; de opstanding van hen, die ontslapen zijn in Christus; de opname van de levende heiligen in de lucht; al deze heerlijke heilsgeheimen zijn in de Psalmen volkomen onbekend. Deze “zalige hoop” wordt in 1 Thessalonicenzen 4 geopenbaard en is de ware Christelijke hoop.

De wederkomst van Christus, Zijn komst in kracht en heerlijkheid, Zijn komst als Koning en Rechter, om het lijdend overblijfsel van Israël te bevrijden en om hun vijanden te vernietigen, dat zijn de waarheden die in de Psalmen uitvoerig besproken en bezongen worden. Deze feiten dienen wij wel voor ogen te houden.

Vele ervaringen die in de Psalmen worden gevonden, zijn de ervaringen van godvrezende Israëlieten onder de Wet. Profetisch beschrijven zij dikwijls de ervaringen van het gelovig overblijfsel van het Joodse volk gedurende de Grote Verdrukking, die aan de zichtbare wederkomst en openbaring van Christus voorafgaat (Mattheüs 24:29-31).

De wraak- en vloekpsalmen

Gezien in dit licht, wordt de moeilijkheid die vele gelovigen met de wraak- en vloekpsalmen hebben, gemakkelijk opgelost. Deze Psalmen roepen om de verdelging en de uitroeiing van de vijanden van Gods volk en zijn immers geheel in strijd met de Christelijke gezindheid. Maar bedenk wel dat de vijanden om wier verdelging gevraagd wordt, vijanden van God zijn. De maat van hun goddeloosheid en ongerechtigheid is vol en een heilig en rechtvaardig God moet hen oordelen. Gedurende de korte periode na deze bedeling, de Grote Verdrukking, zullen de ongerechtigheden der naties en hun rebellie tegen God hun hoogtepunt bereiken. Dan zal het Joodse overblijfsel in grote benauwdheid komen en in hun lijden zullen zij tot de Heere roepen om hun vijanden te verwoesten. Dan zullen deze wraak-psalmen een belangrijke plaats gaan innemen. Zij zullen in die dagen werkelijk bidden en verhoord worden als de Koning en Rechter komt.

VII. GEESTELIJKE BETEKENIS

Wij mogen wel aannemen dat het boek der Psalmen het meest-betekenende en meest-gelezen deel van het Oude Testament is. Het is een verzameling van 150 geestelijke liederen of gedichten, waarvan vele op muziek zijn gezet voor de Tabernakel- en Tempeldienst. In de Joodse synagogen worden ze ook vandaag nog veel gebruikt in de godsdienstoefeningen.

Vrome Joden, die vóór Christus geleefd hebben, moeten de Psalmen gebruikt hebben als het Boek van hun godsvrucht en aanbidding. Zij hebben uit deze gezegende en geïnspi-reerde liederenschat nieuwe kracht en nieuwe hoop voor hun geloofsleven geput; speciaal in tijden van bittere en wrede vervolgingen die over hen kwamen. De gebeden om bevrijding werden door vele generaties – tot op de huidige dag – weeklagend gezongen. Dat zal straks nog meer het geval zijn, als namelijk voor de zonen van Jakob de verschrikkelijke periode van de “Grote Verdrukking” aanbreekt, waaruit God hen zal verlossen door de terugkeer van hun Messias (Jeremia 30:7).

Ook de “Christelijke Kerk” heeft door de eeuwen heen veel van de Psalmen gebruik ge-maakt, hoewel zij geen specifieke Christelijke waarheden bevatten. Zij blijken de gelovigen echter veel steun en troost te geven. Dat komt omdat de Psalmen zo dikwijls op treffende wijze de gevoelens en ervaringen van het menselijk hart in alle omstandigheden van het leven weergeven. Het zijn liederen uit de praktijk van het leven geboren. Het lezen en bestuderen van de Psalmen brengt in de gelovigen een geest van toewijding en aanbidding, een besef van afhankelijkheid van God. Hoewel wij geloven dat de Psalmen in de eerste plaats Israëlitisch en Messiaans van karakter zijn, weten wij uit eigen ervaring, dat zij voor ons persoonlijk geestelijk leven van grote waarde en betekenis zijn. Daarom stemmen wij niet in met de bewering dat de Psalmen niet voor ons zouden zijn.

Het gehele Woord van God is voor ons, en is nuttig tot lering, vermaning en vertroosting. Maar het gehele Woord van God gaat niet altijd over ons. De Psalmen bevatten vele wonderbare profetieën betreffende de glorierijke toekomst van het volk Israël. Helaas, dit laatste wordt door vele theologen over het hoofd gezien.

Samenvattend zij nadrukkelijk vermeld dat de ik-figuur in alle Psalmen in de eerste plaats de Heere Jezus is. En daarvan afgeleid worden de woorden der Psalmisten ook gelegd in de monden van een gelovig overblijfsel in alle eeuwen: Dat is enerzijds de Gemeente in onze dagen, anderzijds Israël en de (gelovige) heidenen in de toekomst.

VIII. HEBREEUWSE WOORDEN IN DE VERSCHILLENDE OPSCHRIFTEN

Aijéleth-haschachar – Psalm 22:1 – De hinde van de dageraad (komst van de nieuwe dag)

Alamoth – Psalm 46:1 – De zingende maagden

Al-tascheth – Psalm 57:1; 58:1; 59:1; 75:1- Verwoest niet

Gittith – Psalm 8:1; 81:1; 84:1 – Wijnpers

Jeduthun – Psalm 39:1; 62:1; 77:1 – “Lofprijzer”, de naam van één van de drie leiders voor de aanbidding in de tempel (1 Kronieken 16:41, 42; 25:1-6; 2 Kronieken 5:12)

Jonath-Elem Rechokim – Psalm 56:1 – De duif van verre wouden: David is de duif in zijn vlucht voor Saul.

Mahalath – Psalm 53:1 – De grote danspartij

Machalath-Leannoth – Psalm 88:1 – Dansen met gejuich

Maschi – Psalm 32, 42, 44, 45, 52, 53, 54, 55, 74, 78, 88, 142 – Onderwijzing

Michtam – Psalm 16, 56, 57, 58, 59, 60 – Letterlijk “gegraveerd”, een kleinood

Muth-Labben – Psalm 9:1 – De dood van de kampioen

Neginoth – Psalm 4, 6, 54, 55, 61, 67, 76 – snaarinstrument

Nechiloth – Psalm 5:1 – Erfenissen

Scheminith – Psalm 6:1; 12:1 – Waarschijnlijk de achtste groep (in de processie bij het terugbrengen van de ark. (Zie 1 Kronieken 24:1, 5; 26:1, 12).

Schiggajon – Psalm 7:1 – Een luide kreet (van verdriet of vreugde)

Schoschannim – Psalm 45:1; 69:1 – Leliën

Schoschannim Eduth – Psalm 80:1 – Leliën van getuigenis

(N.B. Het merendeel van deze woorden is alleen te vinden in de Statenvertaling)



Naar Les 36 – Het boek der Spreuken