Les 36 – het boek der Spreuken

Les 36 – HET BOEK DER SPREUKEN

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 36)

  1. Was Salomo de auteur van alle Spreuken?
  2. Wat is het doel van het Boek Spreuken?
  3. Wat is het sleutelvers?
  4. Hoe kunnen wij het boek indelen?
  5. Hoe kunnen wij dit boek het best bestuderen?
  6. Hoe wordt Christus gevonden in dit boek?

De Hebreeuwse titel van dit boek is “Misheléy Shelomoh”, d.i. “De Spreuken van Salomo”. Het woord voor “spreuk” is “mashal”, afgeleid van een woord dat “parallel” of “gelijksoortig” betekent. Een spreuk is dus “een beschrijving door middel van vergelijking”.

Spreekwoordelijk onderricht is één van de oudste vormen van onderwijs. Sinds de vroegste historische tijden heeft ieder volk zijn eigen spreekwoorden gehad. Deze onderwijsmethode was bijzonder geschikt in tijden waarin boeken zeldzaam en kostbaar waren. De pittige uitspraken en gekruide gezegden bleven immers gemakkelijk in het geheugen van de mens hangen. Ook in onze tijd hebben spreekwoorden en gezegden een grote invloed.

Zonder twijfel moeten wij de oorsprong van de spreekwoorden in het Oosten zoeken. De taalgeleerden verklaren dat bijna alle Europese spreekwoorden afgeleid zijn van het oosters taalgebruik. De mooiste en grootste verzameling van spreekwoorden in de wereld vinden wij in het Bijbelboek “Spreuken”. En de Bijbel is een oosters boek. Maar het boek Spreuken is méér dan een verzameling van menselijke wijsheden. Het is een openbaring van Goddelijke wijsheid, bedoeld als richtsnoer voor ons praktische leven. Het bevat Goddelijke wijsheid, toegepast op de aardse omstandigheden van het volk van God. Godzaligheid is een uiterst praktische aangelegenheid. Als wij dit Boek veronachtzamen, dan doen wij onszelf schade.

I. DE AUTEURS

Dit Boek, geschreven door inspiratie van God, had vele menselijke auteurs. Alleen in de hoofdstukken 10 t/m 19 en 25 t/m 27 vinden wij spreuken die van Salomo zelf afkomstig zijn. 

In de hoofdstukken 1:6 tm 9:18 en 19:20 tm 24:34 hebben wij “De woorden der wijzen” (zie 1:6; 22:17; 24:23), d.w.z. woorden, die Salomo van zijn leraars geleerd heeft.

In de hoofdstukken 30 en 31 hebben wij de woorden van Agur en Lemuël.

Uit de 3000 spreuken die Salomo “sprak” (1 Koningen 4:32) heeft hij vele geselecteerd en “opgesteld” (Prediker 12:9). Vele jaren later hebben “de mannen van Hizkia, de koning van Juda”, (Spreuken 25:1) een nieuwe selectie gedaan uit die geweldige voorraad die blijkbaar in de koninklijke bibliotheek bewaard gebleven is. Het Boek der Spreuken was toen compleet, zoals wij het thans bezitten.

II. HET DOEL VAN HET BOEK

Het boek Spreuken bevat geen profetie en weinig leerstellige waarheden. Wij moeten het veeleer beschouwen als de toepassing van de Goddelijke wijsheid op de verschillende aspecten van het dagelijks leven in deze boze wereld. Het waarschuwt tegen zulke dingen als slecht gezelschap, onreinheid, onmatigheid, getwist, bedriegerij in zaken, het aannemen van steekpenningen.

Het veroordeelt luiheid, traagheid, hoogmoed en hebzucht. Het beveelt vrijgevigheid en mededeelzaamheid aan en ten behoeve van hen die in nood verkeren. Het leert de Vreze des Heeren, gehoorzaamheid van kinderen aan ouders, verantwoordelijkheid van de ouders om hun kinderen goed op te voeden, de invloed van goede vrouwen. Het bevat speciale lessen voor de jonge man, die pas op eigen benen is komen te staan en de wereld intrekt.

Wat de psalmen voor het geestelijk leven zijn, zijn de “spreuken” voor het praktisch leven.

III. SLEUTELVERS EN SLEUTELWOORDEN

Als sleutelvers kunnen wij nemen Spreuken 9:10 “De vreze des Heeren is het begin der wijsheid”.

Sleutelwoorden: “wijs” (65 x) en “Wijsheid” (54 x)

IV. INDELING

Salomo heeft het grote aantal Spreuken, dat hij gemaakt of gesproken heeft, “in orde gesteld” (Prediker 12:9). Welke orde? Op het eerste gezicht is er moeilijk enige orde in dit boek te onderscheiden. Maar er kan in geen enkel Goddelijk boek van enige wanorde sprake zijn.

Bij nauwkeurige bestudering ontdekken wij al heel spoedig, dat dit Boek in drie delen uiteen valt. Elk van deze drie delen begint met “De Spreuken van Salomo”. Zie 1:1; 10:1 en 25:1. Bij verder onderzoek van deze drie delen vallen enkele duidelijke verschillen op, speciaal in het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden. In sommige hoofdstukken staan de voornaamwoorden in de tweede persoon, in andere hoofdstukken in de derde persoon. Hieruit mogen wij concluderen:

  1. Als wij voornaamwoorden in de tweede persoon vinden, hebben wij te doen met spreuken die Salomo geleerd heeft van zijn leraars. Het zijn spreuken voor Salomo.
  2. Als wij voornaamwoorden in de derde persoon vinden, zijn het spreuken, die van Salomo zelf afkomstig zijn. Het zijn Spreuken van Salomo.

Wij komen dan tot de volgende indeling:

  1. Inleiding – 1:1-5
  2. Spreuken voor Salomo – 1:6 t/m 9:18
    14 toespraken, beginnend met “Mijn Zoon”.
  3. Spreuken van Salomo – 10:1 tot 19:20
    Let op de derde persoon (Hij, hem, zijn, zij, hen).
  4. Spreuken voor Salomo – 19:21 t/m 24:34
    6 toespraken, beginnend met “Mijn Zoon”.
  5. Spreuken van Salomo – 25 t/m 26
    Verzameld door mannen van Hizkia uit de koninklijke bibliotheek.
  6. Spreuken voor Salomo – 27 t/m 29
    Zonder enige officiële inleiding
  7. Spreuken van Agur – 30
  8. Spreuken van een moeder – 31

V. “DE WIJSHEID” IN SPREUKEN

Dat “de wijsheid” in het boek der Spreuken meer is dan de omschrijving van een Goddelijke eigenschap, is voor iedere gelovige duidelijk. De “Wijsheid” is hier een voorafschaduwing van de Persoon van Christus. Lees hoofdstuk 8:22-31. Als wij “Christus” in plaats van “wijsheid” lezen in de gedeelten waar het laatste woord voorkomt, zullen wij de wonderbare kracht van dit boek ontdekken. Christus is ons geworden “Wijsheid van God” (1 Korinthe 1:30; Kolossenzen 2:3).

VI. ONDERWERP-STUDIE VAN SPREUKEN

De beste methode om dit Boek te bestuderen, is de onderwerpen-studie. Ga na wat dit Boek te zeggen heeft over Dwazen, Wijzen, Hart, Luiaard, Rechtvaardige, enz. Hier volgen enkele voorbeelden.

A. De dwaas (de zot)

  1. Definitie van een dwaas – (28:26)
    Iemand die op zijn hart vertrouwt
  2. Het geloof van een dwaas
    1) Zijn weg is recht in zijn eigen ogen – (12:15)
    2) Hij wenst niet van het kwade af te wijken – (13:19)
  3. De handelingen van een dwaas
    1) Hij veracht wijsheid en tucht – (1:7)
    2) Geen zelfbeheersing – (12:16)
    3) Zijn woorden zijn dwaas – (12:23)
    4) Hij verbloemt de schuld – (14:9)
    5) Veracht zijn moeder – (15:20)
    6) Heeft geen vast doel op het oog – (17:24)
    7) Zijn mond wordt met dwaasheid gevoed – (15:14)
    8) Geen lust in verstand – (18:2)
    9) Zijn mond brengt hem in moeilijkheden – (18:6, 7)
  4. Hoe een dwaas te behandelen
    Zie 13:20; 23:9; 26:4,5
  5. Het einde van een dwaas
    Zie 3:85. Vergelijk 11:29 met Lukas 12:20
  6. Hoe een dwaas wijs kan worden
    1) Door te leven naar dit beginsel: “De vreze des Heeren” – (9:10)
    2) Door Christus te aanvaarden, Die ons geworden is “Wijsheid van God” – (1 Korinthe 1:30).

B. De deugdzame huisvrouw – 31:10-31

  1. Zij is een goede vrouw
    Zij werkt ijverig – (vs. 13, 15, 19)
    Zij handelt met beleid en tact – (vs. 16, 22, 24)
    Zij is rechtschapen – (vs. 25)
  1. Zij is een goede echtgenote
    Zij zoekt het welzijn van haar man – (vs. 12)
    Zij bewaart zijn vertrouwen – (vs. 11)
    Zij bevordert zijn voorspoed – (vs. 23, 24)
  1. Zij is een goede moeder
    Zij kleedt haar gezin verstandig – (vs. 21)
    Zij voedt haar huisgezin verstandig – (vs. 15, 27)
    Zij weet verstandig met geld om te gaan – (vs. 14, 18)
  1. Zij is een goede naaste
    Zij helpt de ellendige – (vs. 20)
    Zij heft de nooddruftige op – (vs. 20)
    Zij spreekt vriendelijk – (vs. 26)
  1. De deugdelijke huisvrouw
    Haar waarde – “Haar waarde gaat koralen ver te boven” – (vs. 10)
    Haar lof – “Haar zonen staan op en prijzen haar gelukkig” – (vs. 28)
    Haar uitnemendheid – “Gij overtreft haar alle!” – (vs. 29)
    Haar geheim – “Een vrouw die de Heere vreest” – (vs. 30)


Naar Les 37 – Het boek Prediker