Les 37 – het boek Prediker

Les 37 – HET BOEK PREDIKER

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 37)

  1. Wat is het doel van de Prediker?
  2. Wie was de schrijver?
  3. Wat is het sleutelwoord?
  4. Wat kan een mens het beste doen met zijn tijd?
  5. Geef een indeling van het boek.

De Septuaginta heeft dit boek indertijd Ecclesiastes – Prediker – genoemd, naar aanleiding van 1:1, 2, 12; 7:27 en 12:8-10. De Hebreeuwse naam is Koheleth, verwant aan het zelf-standig naamwoord kahal (het Engelse “to call”). Een kahal is een vergadering, een volksvergadering. De koheleth is feitelijk de bijeenroeper van die volksvergadering. Hij is het die mensen roept uit de massa en hen rond zich samenroept. Dat beginsel is overigens van toepassing op Israël, als verzameld uit de volken, maar ook op de tegenwoordige Gemeente. Want wat in het Hebreeuws kahal heet, heet in het Grieks Ek-klesia, hetgeen het woord is voor de Gemeente. De uit-geroepene.

De Prediker stelt al doende vast dat in deze (zondige) wereld alles vergankelijk is en geen doel heeft in zichzelf. Dat de wereld niet te verbeteren is. Daarom doet men er wijs aan om dat ook niet te proberen, maar om te genieten van het heden en van de mooie dingen die het leven wel degelijk te bieden heeft. Tot deze conclusie komt de Prediker steeds opnieuw. Zie: Prediker 1:15; 2:24; 3:18, 19, 20; 7:16, 17; 8:15.

Hoewel in de christelijke wereld dit boek als negatief en cynisch wordt opgevat, heeft het juist een bevrijdende boodschap. De mens wordt ontslagen van de onmogelijke verant-woordelijkheid om een zondige en ijdele wereld (Romeinen 8:20) te verbeteren. Hij wordt opgeroepen om dat idee achter zich te laten en in plaats daarvan zich neer te leggen bij het onveranderlijke, in afwachting van de komst en verschijning van een Nieuwe Schepping, waarin gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13). En in afwachting van een rechtvaardig oordeel. 

“Vreest God en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen. Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad.” (Prediker 12:13, 14)

I. DE SCHRIJVER

Salomo is de menselijke auteur van dit bevrijdende Bijbelboek. Zie 1:1. “De woorden van Prediker, de zoon van David, koning te Jeruzalem.” Dat met “de zoon van David” geen andere koninklijke afstammeling van David wordt bedoeld, blijkt duidelijk uit de zinspelingen op Salomo’s onvergelijkbare wijsheid (1:16) en op de grote werken, die hij tot stand heeft gebracht (2:4-13). Het is de dramatische weergave van de ervaringen van Salomo’s leven. En van de onvermijdelijk te trekken conclusies. Het is in elk geval zeker dat het boek Prediker door Gods Geest geïnspireerd is en dus een onlosmakelijk deel van de Heilige Schrift vormt. Vele uitspraken van de Prediker worden namelijk in het Nieuwe Testament aangehaald. Vergelijk bijvoorbeeld:

Prediker 7:2 met Mattheüs 5:4
Prediker 6:2 met Lukas 12:20
Prediker 12:14 met 2 Korinthe 5:10
Prediker 5:2 met Mattheüs 6:7
Prediker 11:5 met Johannes 3:8

II. PREDIKER EN DE WETENSCHAP

Het is een interessante bijzonderheid dat “de Prediker” dingen zegt over de natuur die wetenschappelijk volkomen juist en verantwoord zijn. Lees bijvoorbeeld eens wat hij zegt over “verdamping” en “windstromen” in 1:6 en 7.

In Prediker 12:6 vinden wij een poëtische beschrijving van de dood. Ook blijkt in datzelfde hoofdstuk dat de Prediker de verschillende functies van de organen van het menselijk lichaam kende. Hij sprak reeds over de bloedcirculatie in het menselijk lichaam, twintig eeuwen voordat de geleerden dit wonder ontdekten.

III. SLEUTELWOORD

Het boek Prediker heeft vele sleutelwoorden, zoals:

“Onder de zon” (komt 29 x voor) – “IJdelheid” (komt 37 x voor) – “Onder de hemel” (komt 3 x voor) – “Op de aarde” (komt 7 x voor).

Opmerkingen:

  1. Het meest treffende sleutelwoord is de uitdrukking “onder de zon”. Prediker wordt wel eens genoemd “Het Boek van de Natuurlijke Mens”.
    De verbondsnaam “Jehovah” (Heere) komt er niet één maal in voor. De mens wordt gezien in zijn verhouding tot “Elohim” (God) als Schepper.
    Er is geen “Alzo zegt de Heere … ” in dit boek.
    Wij hebben hier het verslag van een wijze, die een poging onderneemt om voldoening en geluk te vinden “onder de zon”.
  2. De Christen is niet alleen “onder de zon”; hij is ook “boven de zon”, “in Christus Jezus gezet in de hemel” (Efeze 2:6; 1:3). Hj ziet de dingen niet van de menselijke kant, zoals de Prediker dat in ’t algemeen doet, maar van Gods kant.
    Wat voor de mens “onder de zon” onmogelijk is, dat is voor de mens “boven de zon” een heerlijke mogelijkheid. Vele conclusies die de mens “onder de zon” trekt, worden door God Zelf in andere Bijbelgedeelten duidelijk aangevuld.

Vergelijk Prediker 1:15 met Jesaja 40:4; 42:16; Lukas 3:5; Lukas 13:13; Filippenzen 2:15. Vergelijk Prediker 1:9 met 2 Korinthe 5:17; Openbaring 21:5.

IV. INDELING

Wij kunnen het boek Prediker als volgt indelen:

I. Het probleem – 1:1-3
Hoe kunnen wij blijdschap en geluk vinden zonder God?

II. Het experiment – 1:4 tot 12:12
De Prediker zoekt het in:

  1. De Wetenschap – 1:4-11
  2. De Wijsheid en de Filosofie – 1:12-18
  3. Het Genot – 2:1-11
    1. Van drinken – 2:3
    2. Van bouwen – 2:4
    3. Van grote bezittingen – 2:5-7
    4. Van weelde en muziek – 2:8
  4. Het Materialisme – 2:12-26 – (alleen levend voor het tegenwoordige leven)
  5. Het Fatalisme – 3:1-15
  6. Het Deïsme – 3:16 tot 4:17
  7. De Godsdienst – 5:1-8
  8. De Rijkdom – 5:9 tot 6:12
  9. De Moraliteit – 7:1 tot 12:12

III. De conclusie -12:13 en 14

Alleen God kan ware vreugde en voldoening schenken.

V. INHOUD

Het Boek Prediker is dus eigenlijk een “preek” met als tekst: “IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid” (1:2). De “Prediker” leert ons dat het leven in deze zondige oude wereld vol strijd, desillusie en teleurstelling is, en in zichzelf geen doel heeft. Alles gaat voorbij. Het is alles “ijdelheid”.

Merkwaardig genoeg volgt op het betrekkelijk pessimistische boek Prediker onmiddellijk het boek Hooglied. In Prediker leren wij dat we buiten Christus om geen ware vreugde en levensgeluk kunnen bezitten, ook al behoort de gehele wereld ons toe. Het hart is te groot voor de wereld.

In Hooglied leren wij, dat als wij de wereld verwerpen en Christus aanvaarden, wij onmo-gelijk Zijn oneindige liefde kunnen omvatten. Het hart is te klein voor Gods liefde. Het boek Prediker toont ons de leegheid van alle dingen, los van God. Het woord “ijdelheid”, dat we telkens weer tegenkomen, betekent niet slechts dwaze hoogmoed, maar is in de eerste plaats een omschrijving van de leegheid en de zinloosheid van alle leven, dat geleefd wordt voor deze wereld alleen.

Dit boek vermaant ons om de wereld niet lief te hebben. Het beste commentaar vinden we in 1 Johannes 2:15-17 en Mattheüs 6:19-21. Ja, de Prediker (uit-roeper), roept tot iedere Christen: Kom er uit en “Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn”. (Kolossenzen 3:2)

VI. METHODE VAN STUDIE

1. De tien “ijdelheden”
Het is de moeite waard om na te denken over de tien “ijdelheden” die de Prediker opnoemt. De mens zou zichzelf veel desillusies besparen, als hij deze dingen goed op zich zou laten inwerken.

  1. De ijdelheid van menselijke wijsheid – 2:15, 16
    Wijzen en dwazen hebben hetzelfde einde, de dood.
  2. De ijdelheid van menselijke arbeid – 2:19-21
    Het einde van de werker is niet beter dan dat van de luiaard.
  3. De ijdelheid van menselijke plannen – 2:26.
    De mens wikt, God beschikt.
  4. De ijdelheid van menselijke eerzucht – 4:4
    Veel succes brengt meer afgunst dan vreugde.
  5. De ijdelheid van menselijke hebzucht – 4:7
    De mens is nooit tevreden, maar verlangt altijd meer.
  6. De ijdelheid van menselijke roem – 4:16
    ’s Mensen glorie gaat voorbij en is spoedig vergeten.
  7. De ijdelheid van menselijke onverzadigbaarheid – 5:10
    Bezit bevredigt niet. Vermeerdering is slechts ten gunste van anderen.
  8. De ijdelheid van menselijke begeerlijkheid – 6:9
    Dikwijls kan men van de verkregen winst niet genieten.
  9. De ijdelheid van menselijke frivoliteit – 7:6
    Het camoufleert alleen maar het onvermijdelijk droevig einde.
  10. De ijdelheid van menselijke beloning – 8:10-14
    Goed en kwaad worden dikwijls verkeerd beoordeeld.

2. Een poëtische beschrijving van het proces van de dood – Hoofdstuk 12
De mens sterft elke dag een beetje. De jaren van onze jeugd worden onvermijdelijk gevolgd door de afgaande jaren van de ouderdom. De mens woont tijdelijk in zijn lichaam, dat in de Schrift een “huis” wordt genoemd. Jesaja zei: “Mijn levenstijd (NBG: woning) is weggetogen en van mij weggevoerd gelijk eens herders hut” (Jesaja 38:12). Een herdershut kan snel afgebroken en weggerukt worden. Het menselijk lichaam is als een oud huis. Job sprak van “lemen huizen, welker grondslag in het stof is? Zij worden verbrijzeld voor de motten”. (Job 4:19)

De apostel Paulus spreekt over onze lichamen als over “aarden vaten” (2 Korinthe 4:7). En in 2 Korinthe 5:1: “Wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.”

Ons lichaam is dus een woning. Het is een “hut” opgebouwd van aan slijtage onderhevige stoffen. Het is voor ons bedoeld als een tijdelijke woning. Het is stof en het keert tot stof weder (Prediker 3:20); het is uit de aarde en keert tot de aarde weder (Prediker 12:7). In deze “aardse tent” zijn wij op weg, “naar ons eeuwig huis”. De grote vraag is, waar ons “eeuwig huis” zal zijn. De mens woont dus in een lichaam, dat in de Schrift vergeleken wordt met een huis, dat steeds bouwvalliger wordt en tenslotte zal instorten. Dat afbraakproces wordt nergens zo schril beschreven als in Prediker 12.

  1. “De wachters van het huis” – vers 3a
    Een beeld van onze armen, waarmee wij ons lichaam beschermen. Zij zullen bij het ouder worden beginnen te “beven”.
  2. “De sterke mannen” – vers 3b
    Een beeld van onze benen, die ons lichaam dragen. Zij zullen bij het klimmen der jaren “zich krommen” en hun kracht verliezen.
  3. “De maalsters” – vers 3c
    De maalsters zijn onze tanden en kiezen, die het voedsel malen. Zij zullen ophouden, omdat haar aantal gering geworden is.
  4. “De vensters” – vers 3d
    Dat zijn onze ogen, waardoor wij vanuit ons lichaam kunnen zien. Zij zullen verduisterd worden, zodat ons gezichtsvermogen afneemt.
  5. “De deuren” – vers 4a
    De deuren naar de straat worden gevormd door onze beide oren. Zij zullen langzamerhand gesloten worden”, d.w.z. ons gehoorvermogen zal afnemen, waardoor wij steeds meer van het contact met de buitenwereld worden afgesloten.
  6. “De stem van het vogeltje” – vers 4b
    De bejaarde staat op “bij de stem van het vogeltje”. Voor hem duurt de nacht soms lang; hij staat op bij het eerste hanengekraai.
  7. “De zangeressen worden nedergebogen” – vers 4c
    Onze stembanden zullen zwakker worden bij het ouder worden.
  8. “Voor de hoogte vrezen” – vers 5a
    Hoogtevrees is een typisch ouderdomsverschijnsel.”Verschrikkingen op de weg” – vers 5b
    Oude mensen zijn vaak angstig en zien overal gevaren op de weg.
  9. “Verschrikkingen op de weg” – vers 5b
    Oude mensen zijn vaak angstig en zien overal gevaren op de weg.
  10. “De bloeiende amandelboom”- vers 5c
    Amandelbomen zijn bekend door hun witte bladeren aan de toppen. Oude mensen gelijken op amandelbomen door hun grijze haren op het hoofd.
  11. “De sprinkhaan” – vers 5d
    Oude mensen maken vaak van een mug een olifant.
  12. “Vergaan van de lust” – vers 5e
    Zij hebben vaak geen levenslust meer.
  13. “De rouwklagers” – vers 5f
    “De rouwklagers gaan rond op de straat”.
  14. Het “zilveren koord” losgemaakt – vers 6a
    Wijst op de ruggengraat of de “band” tussen lichaam en geest.
  15. “De gouden schaal verbroken” – vers 6b
    Onze hersenen.
  16. “De kruik aan de springader gebroken” – vers 6c
    Ons hart, dat werkt als een springader, om het bloed in ons lichaam te doen circuleren.
  17. “Het rad aan de bornput verbroken” – vers 6d
    Een zinspeling op onze ademhalingsorganen.


Naar Les 38 – Het Hooglied