Les 38 – Het Hooglied

Les 38 – HET HOOGLIED

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 38)

  1. Wie is de schrijver van het “Hooglied”?
  2. Welke drie methoden van exegese onderscheiden we ten aanzien van dit boek?
  3. Wat verstaan we onder de “herder-theorie”? Is deze theorie juist?
  4. Wat is de typologische betekenis van het Hooglied?
  5. Wat is het sleutelwoord en het sleutelvers?
  6. Wie was Sulammith en wat weten wij van haar?
  7. Noem enkele geestelijke lessen uit het Hooglied (beknopt).

Het boek Hooglied is één van de meest miskende en minst begrepen boeken van de Bijbel. Vele Christenen betwijfelen zelfs of dit boek wel in de heilige bibliotheek van Gods Woord thuishoort. Zij zien in dit boek niet meer dan een verzameling van oosterse folklore; zij beschouwen het als een bundel gedichten, die op een oosterse bruiloft gezongen worden. Daarom wijzen zij elke allegorische of geestelijke exegese van het Hooglied af.

De Joden hebben dit boek echter steeds in hoge ere gehouden. Het is voor hen één van de heiligste boeken van de Schrift. Zij vergelijken Spreuken met “De Voorhof” van de Tempel, Prediker met “Het Heilige” en Hooglied met “het Heilige der Heiligen”.

Er zijn vier redenen op te noemen, waarom Hooglied door velen niet wordt begrepen.

  1. Het is poëzie en geen proza. Wij staan dichters een grotere vrijheid toe dan proza-schrijvers.
  2. Het is een oosters gedicht. Oosterlingen kunnen dikwijls allerlei vormen van beeldspraak waarderen, die wij verafschuwen.
  3. Het is een oosterse parabel. Het komt er dus op aan dat we de juiste interpretatie van deze gelijkenis ontdekken.
  4. Het werd jaarlijks gezongen op de 8-ste dag van het Joodse Paasfeest. Daarom kunnen alleen degenen die de Heer Jezus Christus kennen als het ware Paaslam iets begrijpen van de werkelijke betekenis van dit “Lied der Liederen”.

I. DE AUTEUR

“Het Hooglied hetwelk van Salomo is” (1:1). Uit dit opschrift blijkt dus dat Salomo de schrijver van dit merkwaardige lied is. Vergelijk 1 Koningen 4:32. Wij mogen aannemen dat het Hooglied het belangrijkste van zijn 1005 liederen was. Een onderzoek van het boek zelf bevestigt het auteurschap van Salomo. De veelvuldige vermelding van planten en de uitgebreide kennis van planten- en dierenrijk, zowel als de bewijzen van koninklijke weelde, komen overeen met de beschrijving van Salomo’s tijd in de historische boeken. Het boek vertoont bovendien duidelijke punten van overeenstemming met de andere werken van Salomo (zie Psalm 72 en Spreuken).

II. DRIE METHODEN VAN EXEGESE

1. De letterlijke inspiratie

De letterlijke theorie beschouwt het Hooglied als een “minne-lied”, zonder een figuurlijke of geestelijke betekenis. Volgens deze theorie is het een lyrische uitdrukking van menselijke liefde op hoog romantisch niveau. Aanhangers van deze theorie verdedigen het feit dat dit “minne-lied” in de canon van de Heilige Schrift is opgenomen met het argument dat het een Goddelijke heiliging is van oprechte huwelijksliefde tussen man en vrouw tegenover de huwelijksontheiliging en polygamie (veelwijverij), zoals die in Salomo’s tijd zo veelvuldig voorkwamen.

Het gaat in dit lied om de liefdesgeschiedenis tussen koning Salomo en het eenvoudige

meisje Sulammith (6:13). Sommige Bijbeluitleggers menen in het Hooglied nog een derde persoon te kunnen onderscheiden, namelijk een Galilese herder. Het boek zou dan een schildering zijn van de trouw van Sulammith aan deze eenvoudige herder, met wie zij verloofd is en die zij van harte bemint. Zij bezweek niet voor de verleidelijke voorstellen van Salomo, die haar tijdens een reis ontmoette en haar naar zijn harem in Jeruzalem ontvoerde. Salomo wilde haar dwingen om zijn vrouw te worden. Maar zij weigerde voortdurend en zag tenslotte kans om de harem te ontvluchten en in de armen van haar herder terug te keren. Sulammith spreekt inderdaad over haar minnaar als over een herder – zie 1:7; 2:16, 17; 6:2-3.

Toch hebben wij ernstige bedenkingen tegen deze “herdertheorie”, waarin Salomo wordt voorgesteld als een wreed monster, die er niet voor terugdeinsde om een onschuldig dorpsmeisje met geweld weg te voeren en op te sluiten in zijn harem. Hoewel Salomo in zijn latere leven de wegen van zijn vader David verlaten heeft, wordt deze voorstelling van zijn karakter nergens in de Schrift bevestigd. Als hij werkelijk zo een wreed karakter gehad zou hebben, dan is het onbegrijpelijk dat hij Sulammith de kans gegeven heeft om hem te ontvluchten en met haar minnaar te trouwen. Bovendien moet men de woorden van Sulammith wel veel geweld aandoen om dit er allemaal in te lezen. 

Als de herder-theorie juist zou zijn, dan kan men zich met recht afvragen waarom dit boek in de Heilige Schrift is opgenomen. Het zou dan alleen maar de schande van Salomo onthullen, die dit boek notabene zelf heeft geschreven.

2. De allegorische interpretatie

De allegorische theorie ontkent het historisch karakter van de gebeurtenissen, die in dit boek vermeld worden. Zij beschouwt het boek als een fictief en zinnebeeldig verhaal, dat de liefde tussen God en Zijn verbondsvolk Israël moet uitbeelden.

3. De typologische interpretatie

Deze theorie, die ook de onze is, houdt in zekere zin het midden tussen de beide voorgaande. Zij ontkent noch de letterlijke, noch de geestelijke betekenis van het boek Hooglied. De geschiedenis van Salomo’s liefdesaffaire met het eenvoudige meisje Sulammith is een typologische afschaduwing van Gods liefde voor Zijn volk Israël. Door het gehele Oude Testament heen wordt de huwelijksverhouding tussen man en vrouw gezien als een type van de verhouding tussen Jehovah en Israël. Het wettisch verbond, dat God met Israël sloot op de berg Sinaï, is een huwelijksverbond, waarin beide partners wederzijds verplichtingen op zich nemen. Israël is “de vrouw van Jehovah”. Vergelijk Jesaja 54:6; 61:10, enz. In overeenstemming daarmee werd afval en afgoderij beschouwd als het plegen van overspel en hoererij. Vergelijk Jeremia 3:1; Ezechiël 16:25; Hosea 1 en 3. Zie ook Exodus 34:14-16 en Leviticus 20:5, 6.

Salomo wordt in de Schrift vele malen voorgesteld als type van Christus.

III. SLEUTELWOORD

Het sleutelwoord is “liefste”. Dat woord komt 32 maal in het Hooglied voor.

Het sleutelvers is hoofdstuk 8:6 “Sterk als de dood is de liefde”.

IV. INDELING

  1. Hoofdstuk 1:1-3:5
    De bruid in het paleis van de bruidegom verheugt zich in zijn liefde en mediteert over hun eerste ontmoeting en scheiding.
  2. Hoofdstuk 3:6-4:16
    De bruid ziet de bruidegom komend in zijn heerlijkheid en beantwoordt zijn uitnodiging om hem te vergezellen.
  3. Hoofdstuk 5:1-6:3
    De bruid slaapt en is voor een tijd van de bruidegom gescheiden; maar tenslotte vindt zij hem.
  4. Hoofdstuk 6:4-8:14
    Bruid en bruidegom drukken hun innige en tedere liefde voor elkaar uit.

V. DE INHOUD

1. Koning Salomo had een wijngaard in het heuvelland van Efraïm, ongeveer 75 km. ten noorden van Jeruzalem (8:11).

2. Hij verhuurde die wijngaard aan een familie (8:11). De vader was waarschijnlijk dood. Er waren een moeder en twee zonen (1:6). Ook twee dochters: Sulammith (6:13) en een kleine zuster (8:8).

3. Zij was de verschoppelinge van de familie (1:5), schoon van uiterlijk, maar onopgemerkt. Mogelijk waren haar broers “half-broers” (1:6). Zij lieten haar zeer hard werken. Zij onthielden haar alle voorrechten en lieten haar de wijngaard bewerken (1:6). Zij had geen gelegenheid om voor haar persoonlijke verschijning te zorgen (1:6). Zij snoeide de wijnstokken en zette valstrikken op voor de kleine vossen, die de wijngaard bederven (2:15). Zij hoedde ook de kudden (1:8). Omdat zij zo veel in de open lucht vertoefde, werd haar huid erg door de zon verbrand (1:5). Op zekere dag kwam een grote knappe vreemdeling tot de wijngaard. Het was Salomo in vermomming.

Hij toonde belangstelling voor haar en zij schaamde zich voor haar uiterlijk (1:6). Zij houdt hem voor een herder en informeert naar zijn kudden (1:7). Hij antwoordt ontwijkend, maar spreekt ook woorden van liefde tot haar (1:8, 9 en 10) en belooft haar rijke gaven voor de toekomst (1:11). Hij wint haar hart en verlaat haar met de belofte dat hij op een of andere dag zal terugkomen. Zij droomt ’s nachts van hem en soms denkt zij dat hij vlakbij is (3:1). Tenslotte keert hij terug in al zijn koninklijke heerlijkheid, om haar tot zijn bruid te maken (3:6, 7).

In dit alles vinden we een wonderlijk beeld van Christus. Eerst kwam hij incognito tot Zijn volk als de Herder Israëls; straks zal Hij wederkeren als de Koning-Bruidegom, om zich voor eeuwig met Zijn volk te verbinden. Dan zal de “Bruiloft des Lams” plaatsvinden.

VI. GEESTELIJKE TOEPASSING

Het is ons dus duidelijk geworden dat het Hooglied de liefdesverhouding bezingt tussen de “meerdere” van “Salomo”, Jezus Christus en Zijn aardse bruid Israël, namelijk “het gelovig overblijfsel”.

Het boek handelt dus niet rechtstreeks over de Gemeente, die immers in het Oude Testament nog een “verborgenheid” was. Men kan natuurlijk wel spreken over beide, maar daarbij dienen wij toch niet uit het oog te verliezen dat de plaats van de Bruid in dit boek niet dezelfde is als van de Gemeente. De Gemeente staat nu reeds in verbinding met de Heer en ontvangt bewijzen van Zijn liefde en heeft volle vrede en vreugde in Hem. Maar in het Hooglied treedt duidelijk het verlangen naar voren naar de geliefde, waarbij duidelijk blijkt, dat er nog sprake is van een tijdelijke scheiding, die echter eens opgeheven zal worden.

Hoewel het boek niet over ons gaat, is het boek wel voor ons. Daarom is er geen enkel bezwaar tegen om uit het Hooglied geestelijke lessen te trekken, wat betreft de verhouding tussen Christus en de Gemeente, tussen de verrezen Heiland en Zijn verlosten. Het is trouwens de apostel Paulus zelf die een zekere overeenkomst ziet tussen de verhouding Christus – Gemeente en de verhouding man – vrouw. – Efeze 5:22-33. Hier volgen enkele geestelijke toepassingen:

1. Drie stadia in de liefde

  1. “Mijn Liefste is mijn en ik ben Zijn” – 2:16
    Dit is in het begin de overheersende gedachte van de verloste ziel. In dit stadium denken wij voornamelijk aan het heerlijke feit dat Christus ons toebehoort en dat wij in Hem gezegend zijn met elke geestelijke zegen.
  2. “Ik ben mijns Liefsten en mijn Liefste is mijn” – 6:3
    Hier is het precies andersom. Het feit, dat wij Hem toebehoren, neemt de eerste plaats in ons gedachteleven in.
  3. “Ik ben mijns Liefsten en Zijn genegenheid is tot mij” – 7:10
    In dit stadium is de gedachte dat Christus van ons is, geheel weggevallen in de volmaakte zekerheid dat alles ligt opgesloten in het feit dat wij van Hem zijn.

2. Onverbrekelijke liefde koorden

  1. “Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem” – 2:16
    Christus is met ons verbonden door:
  1. het onverbrekelijke koord van Zijn eigen belofte
  2. het onscheidbare koord van een eeuwig verbond
  3. het gouden koord van de Goddelijke liefde
  4. het beproefde koord van onze eigen ervaring

Wij zijn met Christus verbonden door:

  1. het oude koord van de schepping
  2. het rode koord van verlossing
  3. het sterke koord van geloof
  4. het nieuwe koord van onze eigen keuze

3. De duif in de kloof der steenrotsen – 2:14

De koninklijke minnaar richt zich hier tot Sulammith met de volgende woorden:

“Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk.”

Lees deze woorden nu eens alsof zij komen van de gezegende lippen van Christus en gericht zijn tot de Zijnen. Welke diepe gedachten liggen er dan in verborgen!

  1. Ons karakter
    Hij noemt ons Zijn “duif” als een symbool van vriendelijkheid, tederheid en reinheid (vgl. 5:2; 6:4). In onszelf zijn wij diep onwaardig en bevlekt met zonden, maar in Zijn ogen zijn wij schoon en liefelijk. Bekleed met Zijn volmaakte gerechtigheid zijn wij “aangenomen in de Geliefde”. Geheiligd door de liefde van God, die in ons is uitgestort door de Heilige Geest, zijn wij in Hem onberispelijk en onbesmet geworden.
  2. Onze veiligheid
    “De duif is “in de kloven der steenrotsen”. Daar nestelen de rotsduiven, veilig voor de stormen, die de onbeweeglijke rots niet kunnen doen wankelen. De rots is een beeld van Christus, de “Rots der eeuwen”. Wij zijn in Hem voor eeuwig veilig en geborgen.
  3. Onze positie
    Wij bevinden ons in “de schuilhoek van de bergwand”. Wij zijn met Christus “gezet in de hemel” en in Hem gezegend met elke geestelijke zegen (Efeze 2:6-7).
  4. Zijn liefde voor ons
    “Toon mij uw gedaante … uw gedaante is liefelijk”. Wie denkt hier niet aan de tedere liefde van Christus voor Zijn Gemeente, zoals beschreven in Efeze 5:25-27.

4. De Roos van Saron – 2:1

“Ik ben een roos van Saron”. Saron was een vruchtbare vlakte in Palestina, gelegen aan de Middellandse zee, ten zuiden van de berg Karmel. In de Bijbel wordt dikwijls over haar vruchtbaarheid gesproken. De Statenvertaling spreekt van “De roos van Saron”. Hierbij moeten wij niet denken aan onze rozen. De planten die bedoeld worden kunnen enorm hoog worden, beladen met ontelbare bloemen, die met hun liefelijke geur de lucht tot ver in de omtrek vullen. Zo stond de vlakte van Saron vol met welriekende bloemen. De Heer Jezus wordt met zulk een “roos van Saron” vergeleken. Hier volgen enkele punten van overeenkomst:

  1. De “roos van Saron” is bekoorijk voor het oog
    Jezus is bekoorlijk voor het oog des geloofs, evenals de roos voor het lichamelijk oog. “Alles aan Hem is gans begeerlijk” (5:16).
  2. De roos van Saron verspreidt een aangename geur
    Al de genadegaven en zegeningen van de Heer zijn als de reuk, die van de roos van Saron, de Heere Jezus, tot ons komt. Zijn verzoeningswerk noemt de apostel “een offerande en een slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk” (Efeze 5:2).
  3. De geur van de roos verspreidt zich tot ver in de omgeving
    De lucht op de vlakte van Saron was vervuld met die heerlijke geur van duizenden rozen. Zo verspreidt zich de kennis en liefde van onze Heiland door de gehele wereld. Zie 2 Korinthe 2:14-16.
  4. De roos van Saron was gemakkelijk te vinden
    Het was geen zeldzame of onopvallende bloem. Hij groeide in de valleien, voor iedereen zichtbaar en verkrijgbaar. Christus is ook voor ieder die wil te verkrijgen, “zonder geld en zonder prijs” (Jesaja 55:1, 6).
  5. De roos van Saron moet geslagen en verbrijzeld worden om nuttig te zijn
    Sommige specerijen waren van mirre en rozenbladeren gemaakt; zelfs het reukwerk op het altaar werd daarvoor gebruikt. Zo is de roos dus ook een beeld van het lijden van Jezus, Die om onze zonden geslagen en verbrijzeld moest worden (Jesaja 53:5).

5. De Lelie der Dalen – 2:1

De Heere Jezus wordt ook een “lelie der dalen” genoemd. De lelie is een fraaie bloem, die wat haar vorm betreft, op een beker lijkt. Van het koperen wasvat wordt gezegd: “Haar rand had de vorm van een bekerrand, van een leliekelk” (2 Kronieken 4:5). In de kelk van de oosterse lelie wordt een vloeistof gevonden die veel lijkt op mirre. Daarom lezen wij van de bruidegom: “Zijn lippen zijn leliën, druipend van vloeiende mirre” (5:13). Waarom wordt de Heere Jezus met “een lelie der dalen'” vergeleken?

  1. De lelie is een reine, zuivere bloem
    Haar witte kleur is zonder vlek of smet. Wie is reiner en heiliger en smette-lozer dan de Heere Jezus? Hij is het “vlekkeloos Godslam”. Omdat Hij rein, onbesmet en afgescheiden van de zondaars leefde, kan Hij voor onreinen in de plaats treden, hun zonden voldoen en voor hen een eeuwige gerechtigheid aanbrengen.
  2. De lelie is een symbool van de liefde
    Zij stelt de liefde voor, wellicht om haar rein, nederig, bevallig voorkomen. Wie heeft meer liefde betoond dan onze Heiland? De macht van Zijn liefde dreef Hem naar het kruis van Golgotha om voor onze zonden te sterven. Hij heeft ons liefgehad met een eeuwige liefde.
  3. Sommige lelies geven een kostelijke mirre
    De mirre werd gebruikt als bestanddeel voor de heilige zalfolie. Ook werd zij gebruikt als balsem voor de doden. Verder werd de mirre gebruikt als een welriekende olie. Mirre is dus iets kostelijks en koninklijks en is van grote waarde. Hoe kostelijk en van welke uitnemende waarde is de Heere Jezus voor al de Zijnen. “U dan, die gelooft, is Hij dierbaar” (1 Petrus 2:7).
  4. De lelie groeide in de dalen
    Wie de lelie wilde hebben, moest afdalen van de hoogte naar de diepte. In het dal van ootmoed en zelfvernedering is Jezus te vinden. “Zalig de armen van geest”. Het hart moet als de albasten kruik van Maria verbroken worden, voor het de geur der liefde kan uitstorten, die als kostelijke zalf de Heiland verheerlijkt.
  5. De lelie was na haar sterven nog nuttig
    Haar droge stengels werden als brandstof gebruikt. Pas door Zijn sterven was Christus eigenlijk nuttig en van onschatbare waarde voor zondaars, die alleen door Zijn dood en opstanding het eeuwige leven vinden en gelukkig worden.


Naar Les 39 – De Klaagliederen