Les 41 – Het Boek Jona

Les 41 – HET BOEK JONA

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 41)

  1. Welke nieuwtestamentische gedeelten bewijzen de grote betekenis die de Heere Jezus aan de geschiedenis van Jona hechtte?
  2. Werd Jona door zijn volk erkend als een profeet? Waaruit blijkt dat?
  3. Waaruit blijkt in deze geschiedenis de soevereiniteit van God?
  4. Waarom was Jona ongehoorzaam aan God?
  5. Kende Jona de Schriften en waaruit blijkt dat?
  6. Welke les leerde God aan Jona door de “wonderboom”?
  7. Verklaar in uw eigen woorden hoe de geschiedenis van Jona met de vis een type was van de dood, begrafenis en opstanding van onze Heere Jezus Christus.
  8. Wat is in Jona de profetische boodschap betreffende het volk van Israël?
  9. Hoe zou u het boek Jona indelen en welk sleutelvers zou u kiezen?

A. DE PERSOON VAN JONA

I. ZIJN PLAATS ONDER DE PROFETEN

Het boek van Jona wordt wel eens het oudtestamentische boek van “verlossing” genoemd. In de striktste zin van het woord is het geen profetie. Waarom staat het dan onder de profetische boeken gerangschikt? Omdat de geschiedenis van Jona zelf profetische betekenis heeft. Dit werd door de Heere Jezus bevestigd, toen Hij verklaarde dat hetgeen Jona overkwam een “teken” was van Zijn eigen dood en opstanding.

II. DE TIJD WAARIN HIJ LEEFDE

Het is moeilijk om precies de tijd van Jona’s optreden vast te stellen. Vermoedelijk begon hij zijn profetische loopbaan, toen Elisa de zijne beëindigde. Volgens enkele Joodse overleveringen zou hij de zoon van de weduwe van Sarphat geweest zijn, die door Elisa eens uit de dood was opgewekt.

Er zijn wel enige bijzonderheden bekend van de stad waarheen Jona gezonden werd. De oude stad Ninevé was door koning Sanherib tot hoofdstad van Assyrië gemaakt. Het was een sterk verdedigde stad, gelegen aan de oevers van de Tigris. Men zegt dat het in die tijd de grootste stad van de wereld was; een onneembare vesting, omringd door een muur van 100 voet hoog en zo breed, dat drie strijdwagens er naast elkaar op konden rijden. De stad was zelfonderhoudend: alle noodzakelijke voedingsstoffen werden binnen de muren verbouwd, terwijl de grote rivier Tigris voor de watervoorziening zorgde. De inwoners van Ninevé voelden zich volkomen veilig en verzekerd. Hun godsdienst bestond uit grove afgoderij, gepaard gaande met gruwelijke vormen van immoraliteit en zedenbederf.

III. ZIJN PERSOONLIJKE GESCHIEDENIS

Jona’s naam betekent “duif” en die van zijn vader “waarachtig” of “getrouw”. Alles wat wij, buiten zijn boek om, van Jona weten vinden wij opgetekend in 2 Koningen 14:25. Van dat Schriftgedeelte leren wij dat hij inderdaad een “spreekbuis” van God, een boodschapper van goede tijding (“vredesduif”) was, en dat hij door zijn volks- en tijdgenoten als profeet werd erkend. Hij kwam van Gat-Hefer (2 Koningen 14:25), gelegen in het noordelijk koninkrijk van Israël (10-stammenrijk), nabij Nazareth in Galilea. Het leven en karakter van Jona leren wij in het bijzonder uit zijn boek kennen.

IV. ZIJN BOODSCHAP

Jona’s boodschap was een directe opdracht van God. Hij moest naar Ninevé gaan om de inwoners van deze Assyrische hoofdstad te waarschuwen voor het naderend en dreigend oordeel van God over hun zonden en goddeloosheden. Door deze opdracht aan Jona verbreekt God in zekere zin “de middelmuur des afscheidsels” tussen Israël en de volkeren. Hier treedt de grootheid en de wereldomvattendheid van Zijn genade aan de dag. Hiị is niet alleen de God van Israël, maar ook der heidenen! Enerzijds zien wij Zijn toorn en gramschap over de zonde, omdat Hij een heilig God is; anderzijds zien wij ook Zijn oneindige liefde en Zijn diep medelijden met de zondaar. “Zou Ik dan Ninevé niet sparen, die grote stad?”
(4:11). Jona’s boodschap openbaart ook de soevereiniteit van God. Dit blijkt duidelijk uit uitdrukkingen als “de Heere beschikte” (1:17) en “God beschikte” (4:6). De mens wikt, maar God beschikt! Zie verder 1:4; 4:7; 4:8.

Jona’s ervaringen illustreren ons hoe de Heere Zijn volk Israël kastijdt, om het te brengen in de positie van een priesterlijk volk, tot een getuigenis voor God onder de heidense naties.

B. HET BOEK VAN JONA

I. INLEIDING

De geschiedenis van Jona is enkel dwaasheid voor de natuurlijke mens (1 Korinthe 2:14), hoe geleerd hij ook moge zijn “met woorden, die de menselijke wijsheid leert” (1 Korinthe 2:13). Maar zij wordt een wonderbare openbaring van Gods bemoeienissen met een wonderbaar volk, wanneer wij geloven dat God ons Zijn Woord “heeft geopenbaard door Zijn Geest” (1 Korinthe 2:10).

Het boek vormt een van de voornaamste aanvalsobjecten van de moderne verwoestende Bijbelkritiek. Door velen wordt het slechts als een allegorie beschouwd, met geen enkele historische achtergrond! Maar 2 Koningen 14:25 bewijst dat Jona een historische persoon is geweest. Bovendien wordt het historische karakter van deze man door de Heer Zelf bevestigd (Mattheüs 12:39-41).

Daarom durven wij zonder aarzeling te zeggen, dat wij hier met feiten en niet met ficties te maken hebben; met geschiedenis en niet met fabels. Als de ervaring van Jona een fabel zou zijn, dan zouden ook de dood en de opstanding van de Heer Jezus tot het rijk der fabelen verwezen moeten worden. En helaas, de moderne theologen schromen niet om ook dat te doen.

II. DOEL

  1. Om Gods liefde te openbaren, zowel voor de heidenen als voor Israël, en om Zijn werk onder hen te illustreren.
  2. Om de oudtestamentische voorwaarde tot redding van de heidenen te tonen.
  3. Om Israëls ware roeping en doel te ontvouwen, zoals uitgebeeld in de geschiedenis van Jona.
  4. Om een typologisch beeld te geven van het getuigenis van het “overblijfsel” van Israël in de laatste dagen.
  5. Om Gods wijze van bemoeienis met Zijn ongehoorzame dienstknecht te tonen.

III. INHOUD

Jona werd geroepen door het “Woord des Heeren” om te gaan naar Ninevé en te “prediken tegen haar” vanwege “hunlieder boosheid” (1:1, 2). God had gezegd “Ga oostwaarts”, maar Jona ging “westwaarts” (Spanje?).

Hij trachtte te vluchten van “het aangezicht des Heeren”. Sinds Adam en Eva in de hof, tracht de mens zich telkens weer voor God te verbergen, zodra hij zich in de positie van ongehoorzaamheid bevindt. Wat was de reden van Jona’s ongehoorzaamheid?

Het motief van zijn ongehoorzaamheid tegenover God was een vals patriotisme. Assyrië was Israëls grote aartsvijand. Hij wenste hen verloren te laten gaan in hun zonden, opdat Israël alzo één van zijn ergste vijanden kwijt zou raken (zie 4:2). Prediken tegen de inwoners van Ninevé hield het risico in dat zij zich zouden bekeren en dat zij het oordeel Gods zouden ontlopen. En dat wenste hij te voorkomen.

Het was dus niet vanwege lafheid of angst – er zijn overvloedige bewijzen van zijn moed in dit boek, of vanwege zijn eigen persoonlijke eerzucht als profeet. Ook niet vanwege zijn gebrek aan belangstelling voor “uitwendige zending”.

Hoofdstuk 1:3 zegt dat er zich juist een schip bevond in de haven van Jafo (Joppe). Jona zou gedacht kunnen hebben dat dit een Godsbesturing was. Omstandigheden kunnen echter een gevaarlijke gids zijn, vooral als wij uit de directe wil van God leven. Psalm 139 vertelt ons hoe onmogelijk het is om ons voor de Heer te verbergen. Waar Jona was, daar was God ook. Hij was ontevreden over Jona en zond een grote storm, zodat de andere mensen in het schip bevreesd werden. Zoekend naar de oorzaak van deze storm en erkennend dat zij van God gezonden was, wierpen zij het lot en het lot viel op Jona. Toen erkende de profeet, dat de Heer bezig was hem te kastijden en hij zei: “Neemt mij op en werpt mij in de zee” (1:12). God heeft zowel Jona als de zee onder controle. De Heer beschikte een “grote vis” (1:17).

Jona’s gebed vanuit de buik van de vis toont dat hij het niet als “toeval” beschouwde. Het doel van God met de kastijding van Zijn kinderen is om “een vreedzame vrucht der gerechtigheid” teweeg te brengen (Hebreeën 12:11). Jona’s gebed tot God vanuit zijn gevangeniscel is de ontboezeming van iemand die door en door bekend is met de Psalmen. Hij haalt korte fragmenten uit verschillende Psalmen aan en past deze toe op zijn eigen omstandigheden. Er zijn toespelingen in zijn gebed op de grote Messiaanse Psalmen 22, 69 en 16. Het meest treffend is de toepassing van Psalm 16:10 “Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie” (Handelingen 13:35). Jona zegt: “uit de buik des grafs (= sheol = dodenrijk) schreeuwde ik” (2:2) en “Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd” (2:6). Gods antwoord op Jona’s gebed was “verlossing”. God gaf Jona een tweede kans. Welk een heerlijke gedachte voor ons, die zo dikwijls van het pad der gehoorzaamheid afdwalen! Jona werd opnieuw in de dienst van God aangesteld.

Opgewekt uit de dood leefde hij om bekering te prediken aan de inwoners van Ninevé. Daarbij gold als principe, dat het oordeel kon worden afgewend, als zij zich zouden bekeren tot de Heere. Als gevolg daarvan had één van de grootste massa-opwekkingen plaats, die in de geschiedenis bekend zijn, en de grote stad Ninevé werd in die tijd gered van de ondergang.

Maar Jona was “toornig” (4:1) en in Zijn oneindige genade onderwees de Heer Zijn knecht Jona door middel van een objectles. God beschikte een “wonderboom” om hem te beschutten en vervolgens beschikte hij een “worm” om de boom te verdorren. Een verzengende wind en de hete zon brachten Jona in een toestand dat hij wilde sterven. Hij was “toornig” en betreurde de verdwijning van de beschuttende boom. Toen verklaarde de Heer de les. Als Jona de “wonderboom”, die Hij niet geplant had, wilde behouden had God dan niet veel meer recht om genade te betonen aan Zijn schepselen, die Hij Zelf onderhield?

IV. SLEUTELVERS

Als sleutelvers kunnen wij nemen hoofdstuk 3:10.

“En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.”

Het sleutelwoord is: “beschikte” – 4 maal.

V. DE TYPOLOGISCHE EN PROFETISCHE BETEKENIS VAN JONA

1. Jona – een type van de Heere Jezus
In Mattheüs 12:39-42 verklaarde Jezus, dat Jona een type was van Zijn eigen dood, begrafenis en opstanding. In de “buik” van de grote vis was Jona in de plaats van de dood. Wij hebben er reeds op gewezen dat Jona’s gebed voornamelijk bestond uit aanhalingen uit de Psalmen, die profetische voorspellingen waren van het lijden van onze Heer, toen Hij stierf in de plaats van zondaars. Het was op de derde dag dat de vis Jona “uitspuwde” op het droge. Christus stond op de derde dag uit de doden op. De Heer zei ook: “Want gelijk Jonas den Ninevieten een teken geweest is, alzo zal ook de Zoon des mensen zijn dezen geslachte.” (Lukas 11:29, 30).

Na zijn bevrijding uit de plaats des dood ging Jona naar de heidenen met zijn oproep tot bekering. Pas ná Zijn dood en opstanding werd Christus als Zaligmaker gepredikt aan de heidenen. Bij nauwkeurige bestudering blijkt dat de profeet Jona een type van Christus is:

  1. in zijn ambt;
  2. in zijn begrafenis;
  3. in zijn wonderlijke bewaring;
  4. in zijn opstanding;
  5. in zijn prediking, die Ninevé in zak en as bracht.

2. Jona – een type van het volk Israël
Jona is niet alleen een type van de Heere Jezus, maar ook van Israël. Jona was Gods ambassadeur, gezonden om bekering te prediken aan de heidenen. Zo heeft God Israël uitverkoren om Gods getuige te zijn onder de heidense naties (Exodus 19:5). God had reeds tot Abraham gezegd dat zijn zaad tot een zegen gesteld zou worden voor alle volken. Daarom gaf God aan Israël het licht van de kennis van Zijn wil, opdat zij zouden uitgaan tot de einden der aarde om van Hem te getuigen. Maar zij hebben nimmer aan hun Goddelijke roeping beantwoord en daarom bracht God hen in verdrukking. Zij werden “opgeslokt” door de heidense volkeren; als het ware levend begraven in het “volkerengraf”. Vergelijk Daniël 9:7. Ook nu ligt Israël nog in de volkerenzee. Maar evenals Jona blijft Israël bewaard en weldra zal het volk weer geworpen worden op de aarde en Gods ambassadeurs worden en de overbrengers van Zijn zegen aan de heidenen. Thans zullen wij de geschiedenis van Israël zien in “het teken van Jona, de Profeet”.

  1. Jona had een roeping voor de heidenen. Israël was eveneens geroepen om een licht tot verlichting der heidenen te zijn. Israël moest aan alle volken bekend maken dat Jehovah alleen God is. Vergelijk Jona 1:1,2 met Genesis 12:3; Romeinen 3:2; Exodus 19:5, 6.
  2. Jona was ongehoorzaam aan zijn roeping. Van Israël moet hetzelfde gezegd worden. De hele geschiedenis van Israël wordt gekenmerkt door afval en verbondsbreuk. Zie Nehemia 9:26; Romeinen 10:21.
  3. Jona had een harde, trotse, liefdeloze natuur tegenover de heidenen. Israël heeft steeds met grote minachting neergezien op de onbesnedenen.
  4. Jona huurde een schip (1:3). Israël huurde ook een schip (Hosea 12:1-9). Christus beschuldigde de Joden dat zij het Huis Zijns Vaders (de tempel te Jeruzalem) tot een huis van koophandel maakten (Johannes 2:16). De Jood van tegenwoordig is de “koopman van de wereld”.
  5. Jona werd door Gods toorn vervolgd. Israël heeft ook de sterke tegenwind van Gods toorn ondervonden en heeft al voor vele eeuwen geen gemakkelijke zeilen op de “volkerenzee” gehad. (Lees Deuteronomium 28:66-68).
  6. Jona werd in de zee geworpen. De zee is in de profetie altijd een type van de door storm heen en weer geslingerde volkeren der aarde (zie Openbaring 13:1; 17:1-15). Israëls moeilijkheden begonnen, toen zij in het land van de vijand gekomen waren (Leviticus 26:34-39). Israël is nog steeds verwijderd van “het land” Kanaän en bevindt zich merendeels “op zee” te midden van de volkeren (Jeremia 30:10).
  7. Jona kon niet gered worden door een mensenoffer (1:5), noch door de uiterste inspanning met de roeiriemen (1:13; Markus 6:48). Israëlieten en heidenen falen beiden, wanneer zij hun zaligheid denken te verwerven door hun eigen offers, of door hun persoonlijke werken (Romeinen 10:1, 2; Ef.2:8, 9).
  8. Jona werd een uitgeworpene (1:12, 15; 2:4). Israël werd een uitgeworpen volk (Jeremia 30:17; Romeinen 11:15).
  9. Jona werd niet door God verworpen (1:17). Israël werd niet door God verworpen (Jeremia 31 :35, 37; 33:22-26).
  10. Jona’s val bracht redding aan de heidenen (1:15, 16). Israëls “val” bracht redding aan de heidenen (Romeinen 11:11, 12, 15, 19; Handelingen 13:46, 48). “Hun verwerping is de verzoening der wereld”.
  11. Jona werd opgeslokt door het “beest” uit “de zee” (1:17). Ook Israël is door “het beest” uit de zee opgeslokt. Nebukadnezar is een type van het “beest” (d.i. de antichrist uit de eindtijd (Openbaring  13:1). Reeds meer dan 2500 jaren (3 dagen) is het volk van Israël een prooi van de heidense wereldmachten. Hoe lang nog? Wij hebben hierover enig licht in 2 Petrus 1:19.
  12. Jona werd verzwolgen, maar niet verteerd. Israël is nimmer door de volkeren verteerd geworden. Assimilatie van de Jood is absoluut onmogelijk. Geen wereldmacht of wereldwijsheid is in staat dit te doen. Geen enkel volk heeft ooit koning, vorst, land, plaats van offerande, al zijn godsdienstige symbolen verloren en is toch niet verteerd door zijn overheersers. Dit is één van de grootste wonderen van de wereldgeschiedenis en een bewijs dat God nog een groot doel heeft met Israël.
  13. Ofschoon in de “buik” van de vis, was Jona’s blik naar Jeruzalem gekeerd (2:4, 7). Ofschoon in de ingewanden van de heidense wereldmacht, zijn toch de ogen van de Joden altijd naar Jeruzalem gekeerd (Psalm 137:1-6).
    Eeuwenlang hebben de Joden bij de “klaagmuur” in Jeruzalem geklaagd met hun tranen en kussen, hun trouw bewijzend aan Jeruzalem. Ook vandaag is de heilige stad weer in Joodse handen. Het heimwee naar Jeruzalem is de zwervende Jood in den vreemde nooit kwijt geraakt. Daniël opende zijn vensters naar de zijde van Jeruzalem.
  14. In zijn benauwdheid schreeuwde Jona tot God. In de Grote Verdrukking zal Israël eenmaal tot God schreeuwen en dan zal Hij Israël verlossen uit al zijn benauwdheid – Jeremia 30:6-9; Jeremia 31:9-16; Zacharia 14:1-3.
  15. Op het bevel van de Heer spuwde het “zeemonster” Jona uit op het droge (2:10). Op het bevel van de Heer zal het “zeemonster” (de heidense wereld-macht) Israël uitspuwen op het land dat ten onrechte Palestina heet.
    Lees Jesaja 11:11, 12.
  16. Jona, teruggegeven aan het land, is ten anderen male geroepen tot zendeling om met Gods Woord naar Ninevé te gaan (3:1-2). Israël, teruggekeerd in hun land, zal wederom tot zendingsvolk geroepen worden om onder de heidenen het Woord Gods uit te dragen (Romeinen 11:15-27). God laat Zijn plannen met Israël niet varen. Eens zal Israël het zendingsvolk der wereld worden.
  17. Jona’s prediking bracht de gehele stad Ninevé tot berouw en bekering. Israëls prediking zal straks de heidenwereld tot Christus voeren! (Zacharia 8:20-23). ’s Werelds grootste opwekking! Zie ook Romeinen 11:15.

VI. INDELING

  1. Jona is ongehoorzaam aan de directe opdracht van God 1:1-3
  2. Jona brengt verdrukking over anderen in plaats van zegen 1:4-11
  3. Jona brengt de kastijdende hand van God over zichzelf 1:12-2:10
  4. Jona’s gehoorzaamheid redt duizenden van het naderend oordeel 3:1-10
  5. Jona’s eigen hart vereist nadere kastijding 4:1-16

VII. GEESTELIJKE TOEPASSING

God heeft alle ware gelovigen geroepen en aan ieder van hen een opdracht gegeven. Wij hebben anderen te brengen tot de erkenning van hun zondige staat en van hun behoefte aan een Verlosser. Wij dienen het evangelie van de dood, de begrafenis en de opstanding van Jezus Christus te verspreiden. Moge ons voortdurend gebed zijn, dat wij niet ontrouw bevonden worden in hetgeen Hij ons te doen gegeven heeft.

VIII. OPMERKING

Het woord vertaald door “een grote vis” in het Oude Testament en een “walvis” (wal = groot) in het Nieuwe Testament, is in beide gevallen “een groot zeemonster”. Vermoedelijk is het de Carcharias of de “witte haai” geweest, die in de Middellandse zee voorkomt, en soms meer dan 9 meter lang kan zijn. De enorme vraatzucht van dat zeemonster is bekend. Het verslindt alles wat binnen zijn bereik komt. Zeekalveren, ter grootte van een koe, heeft men in hun geheel aangetroffen in de ingewanden van deze monsters.



Naar Les 42 – Het Boek Amos