Les 42 – Het Boek Amos

Les 42 – HET BOEK AMOS

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 42)

  1. Waar woonde Amos en waar profeteerde hij?
  2. Wat was de morele toestand van Israël gedurende de tijd van Amos’ dienst?
  3. Geef een kort verslag van Amos’ vroegere leven.
  4. Hoe ontving Amos zijn boodschap?
  5. Noem enkele verschillen tussen de prediking van Amos en Hosea.
  6. Hoe zou u het boek indelen?
  7. Wat waren de zonden van Israël en Juda?
  8. Waarom is Amos een voorbeeld voor elke prediker ook in onze tijd?
  9. Welke visioenen zag Amos?
  10. Wat voorzegt Amos voor de toekomst van Israël?
  11. Wat is de voorwaarde tot gemeenschap met God? (3:3-6).

A. DE PERSOON VAN AMOS

I. ZIJN PLAATS ONDER DE PROFETEN

Amos, tijdgenoot van Hosea, was één van de eerste profeten, die zijn voorspellingen op schrift stelde. Hoewel geboren in Juda, werd hij door God uitgezonden om te profeteren in Bethel in het Noordelijk Koninkrijk. Terwijl Hosea meer de nadruk legde op de liefde van God, vestigde Amos vooral de aandacht op Zijn majesteit. In de duidelijkheid van zijn illustraties, zijn verhevenheid van gedachte, de voornaamheid van zijn voordracht en de scherpzinnigheid van zijn geest, neemt Amos een opvallende plaats in onder de profeten.

II. DE TIJD WAARIN HIJ LEEFDE

Omdat hij een tijdgenoot van Hosea was, is het raadzaam om beide boeken gelijktijdig te bestuderen. Onder de regering van koning Jerobeam II beleefde het tien-stammenrijk Israël een “gouden eeuw” van materiële welvaart, maar het volk verkeerde in een toestand van moreel verval als gevolg van ernstige afgoderij. In het boek zelf lezen wij over de hoogmoed van de rijken, over arrogantie en zelfverzekerdheid van het volk en over de onderdrukking van de armen. Amos’ dienst begon gedurende het laatste deel van de regering van Jerobeam II in Israël en de regering van Uzzia in Juda (1:1). Hoe machtig en welvarend het koninkrijk van de tien stammen uiterlijk ook scheen, het werd binnen de tijd van ongeveer vijftig jaren geheel verwoest.

III. ZIJN PERS0ONLIJKE GESCHIEDENIS

Amos betekent “last-drager”. Hij werd geboren in Thekoa, een woeste streek, ongeveer 10 kilometer ten zuiden van Jeruzalem, gelegen op een heuvel van 810 meter hoog, vanwaar men een indrukwekkend uitzicht heeft op de woestijn van Judea. Hij was geen profeet, noch de zoon van een profeet, maar een eenvoudige veehoeder of “ossenherder”, die bovendien zijn brood verdiende met het plukken van wilde vijgen (7:14). Hij had geen speciale opleiding genoten voor zijn profetische dienst. De boodschap die hij predikte, had hij door directe openbaring van God ontvangen. Als God iemand voor een speciale dienst roept, schenkt Hij hem ook de bekwaamheid daarvoor, zodat hij een “bruikbaar instrument” is. De Heer Zelf heeft Amos “toebereid” voor de dienst, waartoe Hij hem riep. Telkens wordt dit in zijn boek bevestigd. Amos’ kennis van het karakter en de wegen Gods is in één woord: bewonderenswaardig! Hij ziet God in alle dingen van de natuur.

De beelden die hij gebruikt, zijn ontleend aan het gewone dagelijkse leven op het platteland. Op zichzelf was het iets merkwaardigs, dat een gewone “ossenherder” van Juda zo goed op de hoogte was met de geschiedenis van Israël. Zijn verschijning in Bethel, met een oordeelsboodschap, wekte de toorn op van Amazia, priester van Bethel. Hij trachtte Amos te intimideren en hem uit het land te verdrijven, door hem bij de koning aan te klagen. Maar Amos weerstond deze aanval met grote moed en vastberadenheid, en aarzelde niet om het oordeel Gods over de priester en zijn familie aan te kondigen (7:10-17). Uit alles blijkt dat Amos een sterke, krachtige, onbevreesde profeet was met een scherpe geest en een bewogen hart.

IV. ZIJN BOODSCHAP

God riep Amos om het volk op zijn zonden te wijzen en om Zijn rechtvaardig oordeel aan te kondigen. “De Heere zal brullen uit Sion” (1:2) is een uitdrukking, die altijd verband houdt met oordeel. Zijn boodschappen en visioenen, met uitzondering van het laatste, dragen een dreigend en onheilspellend karakter. Zij zijn in de eerste plaats gericht aan de heidense naties, die Israël omringen vanwege hun behandeling van Gods volk. Vervolgens aan Juda en Israël zelf vanwege hun lage, morele toestand, veroorzaakt door hun grove afgodendienst. Na de twee inleidende hoofdstukken, die ons spreken over hun zondige toestand, wordt het volk ernstig gewaarschuwd door de aankondiging van Gods oordeel over hen en de andere naties. Evenals Elia en Johannes de Doper was Amos een zoon van de woestijn, een robuuste man uit een ruwe streek. De last van zijn prediking was een hartstochtelijk pleidooi voor recht en gerechtigheid (5:24).

B. HET BOEK VAN AMOS

I. INLEIDING

De stijl van Amos’ geschriften getuigt van eenvoudig spraakgebruik en toch van grote diepte van gedachten. Zijn boek is een schitterend voorbeeld van inspiratie. De Heere riep deze eenvoudige veehoeder; gaf hem Zijn boodschap en vervulde hem met wijsheid van boven. Maar toch zette God zijn persoonlijkheid niet terzijde. Hij verkondigde de grote waarheden Gods in een taal en op een wijze, die geheel bij hem pasten. Zo heeft God ons de gehele Schrift gegeven. Mensen werden apart gezet en ontvingen hun boodschap door de inspiratie van de Heilige Geest (2 Petrus 1:21), maar God zette de persoonlijkheid van Zijn uitverkoren werktuigen niet terzijde.

II. SLEUTELVERS

Het sleutelvers van het boek Amos vinden wij in hoofdstuk 4:12:

“Daarom zal Ik u alzo doen, o Israël! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israël! om uw God te ontmoeten.”

Het sleutelwoord is: “overtreding” – 12 maal.

III. INHOUD

Het thema van het boek Amos wordt gevonden in hoofdstuk 1:2: “De Heere brult uit Sion”. Het oordeel wordt aangekondigd vanuit de tempel te Jeruzalem, de zetel van Zijn heiligheid. De steden die genoemd worden, vertegenwoordigen de volkeren rondom Palestina. “Vuur” (in de Schrift altijd een beeld van oordeel) zal nederdalen op deze vijanden van Israël als een oordeel van God over de wijze, waarop zij Zijn volk behandeld hebben.

Het zal komen over Damascus (Syrië) vanwege haar wreedheid; over Gaza (Filistijnen) vanwege haar slavenhandel; over Tyrus (Fenicië) vanwege haar slavenleveranties. De natie Edom zal gestraft worden voor de haat en de vijandschap jegens haar broeders, de zonen van Jakob. De kinderen van Ammon zullen geoordeeld worden vanwege hun verregaande wreedheid en hebzucht. De Moabieten vanwege het verbranden van de beenderen van de koning van Edom tot lijm. De betekenis van de uitdrukking “om drie overtredingen … ja om vier” is, dat de maat van hun zonden voor God vol is bevonden, zodat het oordeel onafwendbaar is geworden.

Juda zal niet worden gespaard, omdat zij “de wet des Heeren” verwierp. Juda’s zonde bestond uit “afval” van God. De profetie, vermeld in Amos 2:5, werd vervuld in het jaar 586 v.Chr., toen de legers van Nebukadnezar Jeruzalem veroverden en de paleizen en huizen verbrandden.

Israëls zonden waren zo mogelijk nog ernstiger. Onderdrukking van de armen was een uitwas van hun hebzucht. Als gevolg van hun afgoderij hadden zij op een laaghartige wijze de naam van Jehovah ontheiligd. Zondige daden van hen die de Naam des Heeren dragen, brengen altijd weer schande en oneer over Zijn heilige Naam. Het oordeel, dat God bracht over de goddeloze volkeren rondom hen, was voor Juda en Israël een zeer ernstige waarschuwing, maar zij hebben er geen acht op gegeven. Ook wilden zij niet luisteren naar Gods stem, die door de mond der profeten tot hen kwam. De verwerping van Gods Woord had hen geleid tot degeneratie, wetteloosheid en immoraliteit. Zo gaat het immers altijd. Voor ieder oordeel is hier een oorzaak.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten een lange lijst van felle beschuldigingen aan het adres van het gehele huis Israëls – “Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden” – Lukas 12:48. Het volk Israël, door God uitverkoren en geheiligd, was door Hem Zelf gevoerd uit het land van slavernij (Egypte) naar het land van belofte (Kanaän). Aan hen alleen had Hij Zichzelf geopenbaard en Zijn wil bekend gemaakt. 

Beginnend met hoofdstuk 3 vinden wij zes vragen, die Gods rechtvaardige beweegredenen tot oordeel van Zijn volk demonstreren. Er kan geen sprake zijn van gemeenschap met een heilig God zonder een afgezonderd leven. De profeten hadden hun waarschuwende stem laten horen, maar zij sloegen er geen acht op. Spoedig zou God het oordeel zenden in de vorm van een heidens invasieleger.

In hoofdstuk 4 worden nog meer redenen genoemd, waarom God Zijn volk zou tuchtigen. Waarschuwingen werden gezonden in de vorm van hongersnood, droogte, pest, maar zij bekeerden zich niet tot de Heere, Die hen sloeg. In hoofdstuk 5 spreekt de profeet over Jehovah’s klacht ten aanzien van “het huis Israëls” en vinden wij een hernieuwde oproep tot bekering – “Zoekt de Heere en leeft”. Alle waarschuwingen bleken echter tevergeefs, zodat de “dag des Heeren” onafwendbaar werd. Assyrië zou over hen komen om hen in ballingschap weg te voeren. 

Daarna volgen de oordeelsvisioenen in de hoofdstukken 7, 8 en 9:1-6. Het laatste hoofdstuk spreekt van de heerlijke zegeningen, die Gods volk ten deel zullen vallen, als zij zich eens zullen bekeren tot de Heere, en hun Messias zullen aannemen. Dan zal Hij Zijn Koninkrijk onder hen oprichten.

IV. INDELING

1. Oordelen tegen de volkeren en Israël – Amos 1 en 2

  1. Tegen Damascus – wegens wreedheid – Amos 1:3-5
  2. Tegen Gaza – wegens slavenhandel – Amos 1:6-8
  3. Tegen Tyrus – wegens het verbreken van het Verbond – Amos 1:9, 10
  4. Tegen Edom – wegens niet-vergevensgezindheid – Amos 1:11, 12
  5. Tegen Amman – wegens onmenselijk oorlog voeren – Amos 1:13-15
  6. Tegen Moab – wegens meedogenloze haat Amos – 2:1-3
  7. Tegen Juda – wegens het minachten van Gods wet – Amos 2:4, 5
  8. Tegen Israël – wegens corruptie en verdrukking – Amos 2:6-16

2. Vier toespraken tot Israël – Amos 3-6

  1. Oordeel wegens verdrukking – Amos 3
  2. Oordeel wegens formalisme en onboetvaardigheid – Amos 4
  3. Oordeel wegens afgoderij, onrechtvaardigheid – Amos 5
  4. Oordeel wegens roekeloze weelde – Amos 6

3. De vijf visioenen en hun betekenis – Amos 7-9:6

  1. Visioen van de sprinkhanen – Amos 7:1-3
  2. Visioen van het verterend vuur – Amos 7:4-6
  3. Visioen van het paslood – Amos 7:7-9
          Amos’ reactie op beschuldiging – Amos 7:10-17
  4. Visioen van een korf met zomervruchten – Amos 8:1-14
          (Israël rijp voor het oordeel)
  5. Visioen van het verwoeste altaar – Amos 9:1-6

4. Belofte van herstel en zegening – Amos 9:7-15

V. DE LERINGEN VAN AMOS

  1. Gods heerschappij over de natuur, de mensheid en de geschiedenis. De uitdrukking “De Heere”, “Heere, HEERE” komt 20 maal voor in het boek; ook “Heere., God der heirscharen”, enz. Zie 4:13; 5:8; 9:5, 6.
  2. God is volkomen waarachtig en daar Hij een rechtvaardige God is, bestaat er geen “aanneming des persoons” bij Hem. God straft het zwaarst, waar Hij het meest van Zijn liefde betoond heeft. Kastijding heeft alleen voor de gelovige waarde (4:6-12).
  3. Onoprechte ceremoniële (= bepaalde vormelijke gebruiken) eredienst is een belediging voor God. God zegt: Gij vindt veel bevrediging in uw godsdienstige ceremonie, maar dit behaagt Mij niet” – Kan dat ooit van ons gezegd worden? (zie 4:4, 5; 5:21, 23). Menig godsdienstig mens in onze dagen schijnt niet in staat te zijn in te zien dat verlossing apart staat van de sacramenten en ceremoniën van zijn eigen kerk. Amos leerde Israël dat godsdienst veel meer dan slechts uitwendige eredienst betekent, en dat bij God niet de rook van het brandoffer welkom is, maar de wierook van een oprecht en trouw hart.
  4. Men moet of de Heere zoeken om genade, of Hem ontmoeten om geoordeeld te worden. Zie 5:4, 14, 18-20.
  5. Sociale gerechtigheid tussen mens en mens (5:24). Amos zou genoemd kunnen worden: “de Jakobus van het Oude Testament”. Zie Jakobus 1:27.
  6. Voorrecht brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Zie 3:2.
  7. God maakt Zijn geheimen bekend aan degenen die bereid zijn om “voor Hem te getuigen”. Zie 3:7.
  8. Dat iemand een rustig geweten heeft, is geen bewijs dat hij het bij het rechte eind heeft en veilig is. Zie 6:1.

VI. DE VISIOENEN VAN AMOS

De laatste drie hoofdstukken bevatten een vijfvoudig visioen van oordeel, dat de Heer aan Amos toonde. In de eerste plaats de sprinkhanen, in de tweede plaats het vuur. Deze beide oordelen werden weggenomen in antwoord op Amos’ voorbede. In de derde plaats het paslood. Wat dit oordeel betreft, was er geen hoop op bevrijding. God stelde door de meting met het paslood vast dat Israël niet aan Zijn heilige eisen beantwoordde; daarom verklaarde Hij: “Ik zal het voortaan niet meer sparen, Izaks hoogten zullen verwoest worden” (7:9).

Deze onverzachte aankondiging van oordeel bracht de haat van Amazia, de priester van Bethel, tot een hoogtepunt en deze klaagde de profeet bij de koning aan met de woorden: “Het land zal al zijn woorden niet kunnen verdragen” (7:10). Zo machtig was zijn boodschap bij het volk ingeslagen. Tegelijkertijd dwong hij Amos om het land te verlaten en naar zijn eigen land terug te keren. Lees Amos’ onbevreesd antwoord (7:14, 15) en zijn aankondiging van het op-handen-zijnde oordeel over Amazia. Daarna vervolgde hij, alsof er niets gebeurd was, het verslag van de overblijvende visioenen. 

Het vierde visioen was de mand met rijpe vruchten, de laatste oogst. “Rijp is het einde voor Israël, mijn volk” (8:2). De profeet zag de schuldige natie rijp voor het oordeel. Zoals vruchten van de boom geplukt worden, zo zouden zij uit het land worden geplukt.

Het vijfde visioen was van de Heere Zelf, staande bij het altaar, en eindigt met de belofte van herstel voor de gevallen hut van het huis van David, de belofte van de Messias, Die komen zal in het ogenblik van hun grootste vernedering.

VII. EEN ONVERVULDE PROFETIE OVER DE TOEKOMST VAN ISRAËL

Het boek Amos eindigt dus met een prachtige profetische schildering betreffende de toekomst van Israël. Lees Amos 9:11-15. Deze belangrijke profetische uitspraak wordt aangehaald door Jakobus op het apostelconvent te Jeruzalem in Handelingen 15:16, 17. De hut of de troon van David, die door Nebukadnezar verwoest zou worden, zal in de toekomst weer hersteld worden. “Te dien dage” heeft betrekking op “de dag des Heeren”, het “einde der eeuw”, de “laatste dagen”. 

De vervulling van deze profetie wacht op de wederkomst van Jezus Christus. Hij, de Zoon van David, zal Zelf de “vervallen” troon van David weer opbouwen en Zijn Koninkrijk aan Israël herstellen in het Messiaanse Vrederijk. Dit zal een tijd van ongekende welvaart en overvloed zijn. De maaier zal niet in staat blijken om de oogst binnen te halen vóór het weer tijd is om te ploegen en te zaaien. Zo overvloedig zal het zijn (9:13). Geheel Israël zal worden bijeenvergaderd en hersteld in het land, waar zij zullen bouwen, planten, zaaien en genieten van de overvloedige vruchten van hun arbeid. Het gehele land zal bloeien als een roos.

VIII. AMOS – EEN MODELPREDIKER VOOR GOD

Dit boek geeft ons een verhandeling over “predikkunde” en toont ons Amos als een modelwerker voor God.

1. Zijn nederigheid
Hij verbergt de feiten van zijn vroeger leven niet en schaamt zich niet voor zijn nederige afkomst. Zijn roeping tot het profetisch ambt heeft hem niet hoogmoedig gemaakt.

2. Zijn ijver
Hij besteedde zijn eenzaamheid in de gemeenschap met God en in de nauwkeurige waarneming van de natuur. Al zijn illustraties zijn ontleend aan het dagelijks leven; dat bewijst zijn scherpte van inzicht en oorspronkelijkheid van geest.

3. Zijn wijsheid
Hij sprak niet over de hoofden van de mensen heen. Geen kanseltaal dus. Een kind kon zijn woorden begrijpen.

4. Zijn tact
Hij trok de aandacht van het volk door eerst tegen hun vijanden te profeteren.

5. Zijn getrouwheid
Hij trachtte niet bij zijn hoorders in het gevlei te komen, maar vertelde hun ronduit de waarheid, en deed een rechtstreeks appèl op hun geweten.

6. Zijn standvastigheid
Hij liet zich door niemand en niets van zijn werk afhouden. Zie 7:10-17. Hij hield zijn oog op zijn Goddelijke Meester gericht.

7. Zijn boodschap
Zijn prediking was: “zo zegt de Heere …”, een directe boodschap van God dus, volkomen ingesteld op de geest van zijn tijd.

8. Zijn succes
Hij werd gezegend met wonderbaar “succes” (7:10) en verkreeg een grote invloed in het gehele land.

9. Zijn voorbidding
Amos was niet alleen een prediker, maar hij bad ook voor hen voor wie zijn prediking bestemd was. Zie 7:2, enz.

IX. AMOS EN HOSEA MET ELKAAR VERGELEKEN

AMOS

  1. Spreekt tot het geweten
  2. Is logisch (d.i. steekhoudend)
  3. Is chronologisch (d.i. tijdrekenkundig – naar tijdsvolgorde)
  4. Beheerst zijn onderwerp
  5. Voornaamste onderwerp: recht-wet
  6. Toont zonde

HOSEA

  1. Spreekt tot het hart
  2. Is emotioneel (d.i. gemoedsaandoening, ontroering)
  3. Is niet chronologisch
  4. Wordt door zijn onderwerp beheerst
  5. Voornaamste onderwerp: liefde
  6. Spoort zonde op.

X. OPMERKING BETREFFENDE DE GROTE AARDBEVING

Amos opent zijn profetie door de woorden van Joël aan te halen: “De Heere brult uit Sion en uit Jeruzalem verheft Hij Zijn stem”. In het voorgaande vers deelt hij ons mee dat zijn profetie werd uitgesproken “twee jaar voor de aardbeving”.

Joël zegt eveneens: “En de Heere zal uit Sion brullen, en uit Jeruzalem Zijn stem geven, dat hemel en aarde beven zullen” (3:16). Zij zinspelen ongetwijfeld op dezelfde aardbeving, die bijzonder hevig geweest moet zijn, want Zacharia spreekt er 300 jaren later nog over, als een algemeen bekende gebeurtenis, hoewel de gehele Babylonische ballingschap inmiddels had plaats gehad (Zacharia 14:5). Twee maal lezen wij er over (Amos 8:8; 9:5). “Zou ze (de aarde) niet geheel en al oprijzen als de Nijl en opgezweept worden en weder inzinken als de rivier van Egypte”.

Dit is een van de verschrikkelijkste vormen van aardbeving. Grote branden zijn er vaak het directe gevolg van. Als wij Amos lezen in het licht van de aardbeving, kunnen wij de verschillende dingen die hij voorzegde begrijpen. Zie 5:8; 6:9; 6:11; 8:8; 9:1; 9:5. Maar achter de voorlopige vervulling van zijn woorden in de aardbeving, lag de verschrikkelijke invasie van de Assyriërs en de wegvoering van het volk in ballingschap (5:27; 6:14).

En achter dat alles: “de dag des Heeren”! – “Bereid u om uw God te ontmoeten, o, Israël”.

XI. TEN SLOTTE

Primair richt Amos zich – evenals Hosea – tot het Noordelijke Rijk van Israël, dat der tien stammen. Behalve de gebruikelijke naam van Israël gebruikt hij ook de naam van Izak (7:9, 16) en van Jozef (5:6, 15; 6:6). 

Dit noordelijke rijk als erfgenaam van het eerstgeboorterecht van Izak, Jozef en Efraïm zou via de ballingschap en verstrooiing weliswaar de titel Israël kwijtraken, maar de naam van Izak niet. Als zonen van Izak, Saxons, Angel-Saksische volkeren zouden zij de geschiedenis in gaan. En volgens Hosea als Lo-Ammi. Maar eens zal ook over hen de vervallen hut van David worden hersteld!



Naar Les 43 – Het Boek Hosea