Les 6 – De twee komsten

DE TWEE KOMSTEN

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 6)

1) Welke twee lijnen van Messiaanse profetieën kent het Oude Testament?

2) Welke van deze twee zijn vervuld?

3) Wanneer?

4) Wanneer zullen de andere profetieën vervuld worden?

5) Welke beloften maken de wederkomst des Heeren noodzakelijk?

6) Waarom zal de wederkomst niet nà maar vóór het duizendjarig rijk plaats hebben?

7) Noem enkele voorzegde gebeurtenissen, die met de wederkomst des Heeren gepaard zullen gaan. 


II. GEESTELIJK – INDELINGEN NAAR DE INHOUD 

c.) Gemengde indelingen

A. DE TWEE KOMSTEN

Er zijn twee tegengestelde en ogenschijnlijk tegenstrijdige lijnen in de profetieën betreffende de komst van de Messias. Eén groep van voorzeggingen spreekt over Hem als Degene, Die komen zal in zwakheid, armoede en vernedering; een Man van smarten, vertrouwd met ziekten; een wortel uit dorre aarde; geen gestalte noch heerlijkheid, dat wij Hem zouden hebben begeerd. Hij zou door God en mensen verlaten worden en Zijn graf zou bij de goddelozen gesteld worden.

Jesaja 53 (gehele hoofdstuk) – Daniël 9:26 

Jesaja 7:14 – Zacharia 13:6, 7 

Psalm 22:1-18 – (Markus 14:27)

Een andere groep van profetieën spreekt daarentegen over de Messias als een machtige en onweerstaanbare Soeverein en Koning, Die de aarde zal reinigen door vreselijke oordelen; Die het verstrooide Israël zal hervergaderen in het land der belofte; Die de troon van David zal herstellen in grotere heerlijkheid dan in de dagen van Salomo; en Die op aarde een rijk zal stichten op de grondslagen van volmaakte gerechtigheid en absolute vrede. Zie als voorbeelden:

Jesaja 11:1, 2, 10-12 – Daniël 7:13, 14
Deuteronomium 30:1-7 – Micha 5:2 
Jesaja 9:6, 7 – Mattheüs 1:1 
Jesaja 24:21-23 – Mattheüs 2:2 
Jesaja 40:9-11 – Lukas 1:31-33 
Jeremia 23:5-8

Op de door God vastgestelde tijd begon de vervulling van de Messiaanse profetieën met de geboorte van de Zoon van de maagd, overeenkomstig Jesaja; in Bethlehem overeenkomstig Micha. En vervolgens werden alle profetieën betreffende de vernedering van de Messias op de meest letterlijke wijze vervuld. 

Doch de Joden wilden hun Koning “nederig en rijdende op een ezel” niet aannemen, maar zij verwierpen en kruisigden Hem.

Vergelijk Zacharia 9:9 met Mattheüs 21:1-5 en Johannes 19:15, 16.

Maar dit betekent niet dat de goddeloosheid van de mens het voorgenomen doel van God heeft verijdeld. Want naar Zijn eeuwig raadsbesluit zal Zijn Zoon voor de tweede maal op aarde komen. Ook zullen alle voorzeggingen betreffende de heerlijkheid en het koningschap van de Messias op dezelfde nauwkeurige en letterlijke wijze in vervulling gaan als in het verleden de profetieën betreffende Zijn lijden in vervulling gingen.

Hosea 3:4, 5 – Handelingen 1:6, 7 – Mattheüs 24:27-30 – Handelingen 15:14-17 – Lukas 1:31-33 (vers 31 is reeds letterlijk vervuld, de rest is nog toekomst.)

“LIJDEN” EN “HEERLIJKHEID” VAN DE MESSIAS

De Joden waren “traag van hart” om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hadden aangaande het lijden van hun Messias; maar velen zijn traag van hart om te geloven al wat zij gesproken hebben aangaande Zijn heerlijkheid (Lukas 24). Ongetwijfeld zijn zij meer te beschuldigen dan de Joden, want het moet gemakkelijker zijn te geloven, dat de Zoon van God zou komen “op de wolken des hemels met grote macht en heerlijkheid”, dan dat Hij zou komen als het Kind van Bethlehem en als de Timmerman van Nazareth.

Als men vraagt, hoe het mogelijk was dat de Joden zo verblind waren voor de duidelijke betekenis van zoveel en zulke ondubbelzinnige voorzeggingen, dan is het antwoord dat zij op precies dezelfde wijze verblind waren als vandaag duizenden Christenen verblind zijn voor de even duidelijke betekenis van een veel groter aantal voorzeggingen betreffende Zijn heerlijkheid, namelijk door de methode van het “vergeestelijken” van de Schrift. 

Met andere woorden: de oude Schriftgeleerden vertelden de Joden dat de profetieën betreffende het lijden van de Messias niet letterlijk opgevat moesten worden, precies zoals vandaag moderne Schriftgeleerden de Christenen vertellen dat de profetieën betreffende de aardse heerlijkheid van de Messias niet letterlijk opgevat moeten worden. Maar de tweede komst van Christus, d.i. Zijn wederkomst, is een belofte, gegeven zowel aan de Gemeente als aan de Joden.

Hij is persoonlijk en lichamelijk ten hemel gevaren. Hij zal ook persoonlijk en lichamelijk daaruit wederkeren. Op het moment dat onze Heiland voor de ogen van Zijn discipelen verdween, “stonden twee mannen bij hen in witte klederen”, die ook zeiden: “Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren” (Handelingen 1:11).

1 Thessalonicenzen 4:16, 17 – Filippenzen 3:20, 21 – Titus 2:13 – 1 Johannes 3:2 – Openbaring 22:12

In verband met deze “zalige hoop” worden wij vermaand te “waken” (Markus 13:33, 35, 37; Mattheüs 24:42; 25:23); te “verwachten” (1 Thessalonicenzen 1:10) en “bereid te zijn” (Mattheüs 24:44). Het laatste gebed in de Bijbel is een gebed om de spoedige wederkomst des Heeren (Openbaring 22:20).

Uit deze Schriftwoorden blijkt overduidelijk:

  1. dat de wederkomst persoonlijk en lichamelijk zal zijn;
  2. dat het niet betekent de dood van de gelovige;
  3. noch de verwoesting van Jeruzalem;
  4. noch het nederdalen van de Heilige Geest op de Pinksterdag;
  5. noch de geleidelijke verbreiding van het Christendom.

Maar de “zalige hoop” van de Christen is, 

  1. dat de ontslapen heiligen zullen worden opgewekt;
  2. dat de levende gelovigen zullen worden veranderd; 
  3. dat zij tezamen de Heer tegemoet zullen gaan; 
  4. dat zij, die nu kinderen Gods zijn, Hem gelijkvormig zullen worden; 
  5. dat de getrouwe gelovigen beloond zullen worden voor de werken, die zij sinds hun behoudenis verricht hebben “om Zijns Naams wil”.

TEGENSTELLING TUSSEN CHRISTUS’ EERSTE EN TWEEDE KOMST

Uit de volgende Schriftplaatsen blijkt verder de tegenstelling tussen de twee komsten van de Heere Jezus Christus. Vergelijk:

Eerste komst Tweede komst

Lukas 2:7 met Mattheüs 24:30 
Hebreeën 9:26 met Hebreeën 9:28 
Lukas 19:10 (Johannes 3:17) met 2 Thessalonicenzen 1:7, 8 
Johannes 12:47 met Handelingen 17:31

Wij zouden deze tegenstellingen tot in het oneindige kunnen vermenigvuldigen, maar wij willen volstaan met het trekken van de volgende conclusies:

SAMENVATTING

  1. De beloften aan Israël maken de wederkomst van onze Heer noodzakelijk.
    Deuteronomium 30:1-6; Jesaja 11:10-12; Jeremia 23:5-8; Hosea 3:4, 5; Handelingen 15:14-16; Zacharia 12:10; Zacharia 13:6; Zacharia 14:4-9; Lukas 1:31-33; Mattheüs 24:27-30.
  2. De voorzeggingen betreffende de heidenen maken de wederkomst van onze Heer noodzakelijk.
    Jesaja 11:10; Handelingen 15:16,17.
  3. De beloften aan de Gemeente maken de wederkomst van onze Heer noodzakelijk.
    Openbaring 22:12; 1 Johannes 3:2; 1 Thessalonicenzen 4:16; Handelingen 1:11; Filippenzen 3:20, 21; Titus 2:13 en meer dan 300 andere teksten in het Nieuwe Testament.

De Schriftgedeelten die spreken over Zijn zichtbare en lichamelijke verschijning aan het einde van deze bedeling moeten wij goed onderscheiden van die welke spreken over Zijn Goddelijke eigenschappen van alwetendheid en alomtegenwoordigheid, waardoor Hij alle dingen weet en altijd overal tegenwoordig is (zie Mattheüs 18:20 en Mattheüs 28:20).

Maar “de Mens Christus Jezus” is thans persoonlijk en lichamelijk aan de Rechterhand Gods in de hemel. Handelingen 7:55-56; Hebreeën 3:1; Kolossenzen 3:1.

Illustratie: Gedurende de Frans-Pruisische oorlog was generaal Von Moltke, door zijn genie en bekwaamheid en door een netwerk van telegraafverbindingen, onzichtbaar op alle fronten tegenwoordig, hoewel hij zich persoonlijk en lichamelijk steeds op zijn hoofdkwartier in Berlijn bevond. Later in de oorlog voegde hij zich bij het leger voor Parijs en bevond hij zich dus werkelijk en zichtbaar op het slagveld. Zo is ook onze Heiland door Zijn Goddelijke eigenschappen thans bij al de Zijnen verspreid over de gehele wereld, onzichtbaar tegenwoordig, maar Hij zal pas zichtbaar en persoonlijk op aarde tegenwoordig zijn bij Zijn wederkomst.

WAT DE WEDERKOMST DES HEEREN NIET BETEKENT

De profetieën betreffende de wederkomst des Heeren werden niet vervuld door de komst van de Heilige Geest op de Pinksterdag, noch door Zijn openbaring in machtige opwekkingen en gebedssamenkomsten.

  1. Omdat in de belofte van Christus aangaande de komst van de Heilige Geest Hij duidelijk spreekt over “een andere Trooster” (Johannes 14:16; 15:26; 16:7).
  2. omdat de geïnspireerde schrijvers van Handelingen, de Brieven en de Openbaring meer dan 150 maal de wederkomst des Heeren noemen ná Pinksteren, en altijd als een nog toekomstige gebeurtenis.
  3. omdat geen van de voorzegde gebeurtenissen, die met de wederkomst des Heeren gepaard zullen gaan, plaats hebben gehad op de Pinksterdag. Deze gebeurtenissen zijn o.a. de opstanding van de ontslapen heiligen; de verandering van de levende gelovigen; hun ontmoeting met de Heer in de lucht (1 Thessalonicenzen 4); het rouw bedrijven van alle geslachten der aarde (Mattheüs 24:29; Openbaring 1:7).

Dit zijn de verschijnselen, die de wederkomst des Heeren zullen begeleiden. Niet één van deze dingen had echter plaats op de Pinksterdag, noch in enige andere openbaring van de Heilige Geest.

De dood van een Christen is niet hetzelfde als de komst van Christus. Bewijzen:

  1. Toen de discipelen van de Heer begrepen hadden dat één hunner zou blijven totdat Hij wederkomen zou, werd onder hen het gerucht verspreid dat “deze discipel niet zou sterven” (Johannes 21:22-24)
  2. De geïnspireerde schrijvers spreken altijd over de dood van een gelovige als over zijn heengaan. In geen enkel geval wordt de komst des Heeren verbonden met het sterven van een Christen (zie Filippenzen 1:23; 2 Timotheüs 4:6; 2 Korinthe 5:8).
    De stervende Stefanus zag de hemel geopend, en de Zoon des Mensen, niet komende, maar “staande ter rechterhand Gods” (Handelingen 7:55, 56).
  3. Geen van de voorzegde gebeurtenissen, die plaats moeten hebben bij de wederkomst des Heeren, geschieden bij het sterven van een Christen.

3. De verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen was niet de wederkomst van Christus. Bewijzen:

In Mattheüs 24 en Lukas 21 worden drie gebeurtenissen voorzegd: 

  1. de verwoesting van de tempel
  2. de wederkomst des Heeren 
  3. de voleinding der wereld (eeuw). Zie Mattheüs 24:3

Omdat men deze volkomen verschillende gebeurtenissen door elkaar gemengd heeft, is de gedachte ontstaan dat de vervulling van de één de vervulling van alle zou betekenen.

  1. De apostel Johannes schreef zover bekend het boek Openbaring ná de verwoesting van Jeruzalem en spreekt daarin over de wederkomst des Heeren als een nog toekomstige gebeurtenis.
    Openbaring 1:4, 7; 2:25; 3:11; 12:10; 22:7, enz.
  2. Geen van de voorzegde gebeurtenissen, die de wederkomst des Heeren moeten vergezellen, zijn geschied bij de verwoesting van Jeruzalem.

4. De verbreiding van het Christendom is niet hetzelfde als de wederkomst.

  1. De verbreiding van het Christendom geschiedt gradueel, terwijl de Schriften spreken over de wederkomst des Heeren als iets plotselings en onverwachts.
    Mattheüs 24:27, 36-42, 44, 50; 2 Petrus 3:10; Openbaring 3:3.
  2. De verbreiding van het Christendom brengt verlossing aan de goddelozen, terwijl de komst van Christus geen verlossing brengt, maar “een haastig verderf”.
    1 Thessalonicenzen 5:2, 3; 2 Thessalonicenzen 1:7-10; Mattheüs 25:31-46.

Opmerking: Soms wordt gezegd dat de wederkomst des Heeren niet kan plaats hebben vóórdat de gehele wereld bekeerd is door de prediking van het Evangelie én onderworpen is aan de geestelijke heerschappij van Christus gedurende duizend jaren.

Dit kan echter niet waar zijn,

  1. omdat de Schrift duidelijk laat zien dat de aarde bij de wederkomst des Heeren in een buitengewoon goddeloze toestand zal verkeren.
    Vergelijk Lukas 17:26-32 met Genesis 6:5, 6 en Genesis 13:13; Lukas 18:8; 21:25-27.
  2. omdat de Schrift de hele loop van deze bedeling van het begin tot het einde beschrijft in bewoordingen die de mogelijkheid van een bekeerde wereld ten enenmale uitsluiten.
    Mattheüs 13:36-43, 47, 50; Mattheüs 25:1-10; 1 Timotheüs 4:1; 2 Timotheüs 3:1-9; 2 Petrus 3:3, 4; Judas 17-19.
  3. omdat het doel van God in deze bedeling niet is de bekering van de wereld, maar de uitroeping en de “vergadering van een volk voor Zijn Naam”. Pas daarna zal Hij wederkeren en dan pas – niet eerder – zal de wereld bekeerd worden. 
    Handelingen 15:14-17.
  4. omdat het onmogelijk zou zijn om te “wachten” op een gebeurtenis, die de eerste duizend jaar nog niet kan plaats hebben.


Naar Les 7 – Wet en Genade