Les 7 – WET EN GENADE
VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 7)
1) Wat is de Wet?
2) Aan wie werd de Wet gegeven?
3) Wat is het doel en de uitwerking van de Wet?
4) Wat kan de Wet niet doen?
5) Wat is Genade?
6) Wat is Gods doel in de Genade?
7) Is het Schriftuurlijk te zeggen, dat de Wet thans dient als leefregel voor de gelovige?
8) Wat is de leefregel van de gelovige?
II. GEESTELIJK – INDELINGEN NAAR DE INHOUD
c) Gemengde Indelingen
B. WET EN GENADE
De duidelijkste en misschien wel de belangrijkste verdeling van het “Woord der Waarheid” is die tussen Wet en Genade. Deze twee geheel tegengestelde principes zijn inderdaad kenmerkend voor de twee voornaamste bedelingen – de Israëlitische en de Christelijke. “Want de Wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen” (Johannes 1:17).
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat er vóór Mozes geen wet geweest is, en evenmin dat er vóór Jezus Christus geen genade en waarheid geweest zijn. Het verbod aan Adam om te eten van “de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad”, was wet. En ongetwijfeld trad de genade op heerlijke wijze aan de dag in het feit dat de Heere God Zijn zondigende schepselen opzocht en hen bekleedde met vellen van dieren – Genesis 3:21 – een wonderbaar type van Christus, “Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing” (1 Korinthe 1:30).
Wet, in de betekenis van één of andere openbaring van Gods wil, en genade in de betekenis van één of andere openbaring van Gods goedheid, hebben altijd bestaan. Daarvan geeft de Schrift overvloedig bewijs. Maar “de Wet”, werd door Mozes gegeven en heeft geheerst van Sinaï tot Golgotha en was kenmerkend voor deze tijdsperiode.
Op dezelfde wijze heerst de Genade in onze bedeling, die begonnen is bij Christus’ opstanding en die eindigen zal bij de opname der Gemeente.
De genade geeft aan deze bedeling haar bijzonder en apart karakter.
Het is echter van het allergrootste belang te bedenken, dat de Schrift deze twee beginselen nimmer, in welke bedeling ook, door elkaar mengt. Wet en Genade zijn twee tegengestelde principes, die niets met elkaar gemeen hebben, en elkaar volkomen uitsluiten.
De Wet heeft een plaats en een werkzaamheid duidelijk en totaal onderscheiden van die van de Genade.
Wet tegenover Genade
Onder de Wet verbiedt en eist God | Onder de Genade stelt God in vrijheid (Galaten 5:1) |
De Wet is een “bediening des doods” (2 Korinthe 3:7) | De Genade is een bediening van verzoening |
De Wet vervloekt | De Genade verlost van die vloek (Galaten 3:13) |
De Wet doodt | de Genade maakt levend |
De Wet stopt iedere mond voor God | de Genade opent iedere mond om Hem te prijzen |
De Wet verwijdert de mens van God en stelt hem schuldig | De Genade brengt de schuldige mens nabij God |
De Wet zegt: “Oog om oog en tand om tand” | De Genade zegt: “De boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe” (Mattheüs 5:38, 39) |
De Wet zegt: “Haat uw vijanden” | De Genade zegt: “Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen (Mattheüs 5:43) |
De Wet zegt: “Doe en leef” (Galaten 3:10-12) | De Genade zegt: “Geloof en leef” |
De Wet had nimmer een zendeling | De Genade moet worden gepredikt aan alle mensen. |
De Wet veroordeelt de beste mens | De Genade rechtvaardigt de slechtste mens (Lukas 23:43; Romeinen 5:6; 1 Timotheüs 1:15; 1 Korinthe 6:9-11). |
De Wet is een systeem, gebaseerd op recht | De Genade is gebaseerd op gunst. |
De Wet stenigt een overspeelster | De Genade zegt: “Ook Ik veroordeel u niet” (Johannes 8:11) |
Overal in de Bijbel worden Wet en Genade voorgesteld als twee aan elkaar tegengestelde sferen.
Helaas worden deze twee beginselen in het tegenwoordige christendom en in de hedendaagse prediking op jammerlijke wijze door elkaar gehaald, en dat doet grote afbreuk aan beide.
De Wet wordt daardoor van zijn verschrikking beroofd en de Genade van haar vrijheid.
U dient zich steeds voor ogen te houden dat wij in het Nieuwe Testament onder Wet bijna altijd hebben te verstaan: de Wet, die door Mozes gegeven werd.
Er zijn enkele uitzonderingen. Maar het onderscheid, dat men gewoonlijk maakt tussen de zogenaamde “morele” wet (of de tien geboden) en de “ceremoniële” wet (de voorschriften betreffende de offer- en priesterdienst), is in de Bijbel volkomen onbekend. De gehele Wet, de “morele” en de “ceremoniële”, vormt één compleet systeem.
Een Jood was rechtvaardig” (vergelijk Lukas 1:6); of “naar de gerechtigheid der wet onberispelijk” (zoals Paulus van zichzelf verklaart in Filippenzen 3:6), niet omdat hij nimmer de geboden gebroken had, maar omdat hij – na gezondigd te hebben – altijd het door de Wet voorgeschreven offer gebracht had.
Ook dienen wij altijd te bedenken, dat in de Wet liggen opgesloten de wonderbare typen – de schone voorafschaduwingen – van de Persoon en het werk van de Heere Jezus Christus als Priester en Offer. De bestudering van deze geweldige typen is voor de geestelijk gezinde gelovigen telkens weer een bron van onvoorstelbaar genot en zegen.
Sommige uitdrukkingen in de Psalmen zouden volkomen onverklaarbaar en totaal onbegrijpelijk zijn, als zij alleen betrekking hadden op de morele Wet, de bediening des doods in letteren en in stenen ingedrukt (gegrift)” (2 Korinthe 3:7).
Maar zij worden duidelijk als wij zien dat ze ook betrekking hebben op de typen van met name de ceremoniële Wet – deze lieflijke schilderingen van genade. Wij denken aan uitspraken als deze:
“… die aan des Heeren wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht” (Psalm 1:2).
“Uw wet is al mijn verlustiging” (Psalm 119:77).
“Hoe lief heb ik Uw wet; zij is mijn overdenking de ganse dag” (Psalm 119:97).
Drie dwaalleringen, betrekking hebbend op de juiste verhouding tussen Wet en Genade, hebben in de Gemeente veel verwarring veroorzaakt.
1. Het Anti-nomianisme
Dit is de ontkenning van alle gezag over de levens van de gelovigen en de verwerping van elke levensregel. Het anti-nomianisme verklaart dat God van de gelovige, omdat hij niet uit de werken, maar uit vrije genade behouden is geworden, geen heilige levenswandel eist of verwacht. Dat dit een zeer gevaarlijke leer is, laat zich gemakkelijk verstaan, want het ontneemt de gelovige elke verantwoordelijkheid tot een leven van heiligmaking en het geeft hem een vrijbrief tot zonde en
ongerechtigheid.
De Schrift waarschuwt voor deze valse leraars en zegt van hen:
“Zij belijden dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam en tot alle goed werk ongeschikt” (Titus 1:16).
“Want er zijn sommige mensen ingeslopen… die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid, en den enigen Heerser, God, en onzen Heere Jezus Christus verloochenen” (Judas :4).
2. Het Ceremonialisme
In zijn eerste vorm de eis dat gelovigen de Joodse inzettingen moeten houden, zoals de besnijdenis en de sabbatsviering.
“En sommigen, die afgekomen waren van Judea, leerden de broederen, zeggende: Indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden” (Handelingen 15:1).
De moderne vorm van deze dwaling is de leer dat christelijke gewoonten en gebruiken een wezenlijk onderdeel van de behoudenis vormen.
3. Het Galatianisme
Oftewel de vermenging van Wet en Genade. De leer, dat de rechtvaardiging deels door genade, deels door de wet is; of dat de genade wordt gegeven om een overigens krachteloos zondaar bekwaam te maken om de Wet te houden; of dat de gelovige uit dankbaarheid voor zijn behoudenis de Wet moet volbrengen.
Op deze dwaalleer, de meest voorkomende van alle, geven de ernstige waarschuwingen in de Brief aan de Galaten een duidelijk en afdoend antwoord:
“O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest
ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?” (Galaten 3:1-2; 1:6-8).
Het volgende moge dienen als een uittreksel van de Schriftuurlijke leer over dit belangrijke onderwerp:
I. WET
1. WAT IS DE WET?
Romeinen 7:12 – “heilig”
Romeinen 7:14 – “geestelijk”
1 Timotheüs 1:8 – “wij weten, dat de wet goed is”
Galaten 3:12 – “niet uit geloof” (maar werken)
Psalm 19:8-10 – “volmaakt”, “waarachtig”, ‘louter, “rein”.
2. AAN WIE WERD DE WET GEGEVEN?
Exodus 20:2 – “hen, die uit het land Egypte, uit het diensthuis geleid zijn”
Deuteronomium 5:1, 6 – “geheel Israël”
Markus 12:29 – “Hoor, Israël”
Romeinen 2:14 – “de heidenen, die de wet niet hebben”
Galaten 3:25 – “niet onder de tuchtmeester”
Romeinen 7:4-6 – “dood voor de wet”
3. HET DOEL EN DE UITWERKING VAN DE WET
Romeinen 7:7 – “ik kende de zonde niet dan door de wet”
Romeinen 3:20 – “door de wet is de kennis der zonde”
Galaten 3:19 – “om der overtredingen wil daarbij gesteld”
Romeinen 3:19 – “opdat alle mond gestopt worde”
2 Korinthe 3:7,9 – “bediening des doods die veroordeling brengt”
1 Korinthe 15:56 – “de kracht der zonde is de wet”
Romeinen 7:8 – “wekt de zonde in mij allerlei begeerlijkheden op”.
Galaten 3:24 – “tuchtmeester tot Christus”
Het is dus duidelijk, dat God – nadat de mensheid 2500 jaren zonder geleefd had (Johannes 1:17; Galaten 3:17) – de Wet gegeven heeft met het doel om de schuldige mens in de eerste plaats tot kennis van zijn zonde te brengen, en daarna van zijn totale hulpeloosheid in betrekking tot Gods rechtvaardige eisen.
De Wet van de Tien Geboden was enkel en alleen een bediening des doods en in combinatie met de Levitische wet een tuchtmeester voor de Joden tot de komst van Christus.
4. WAT DE WET NIET KAN DOEN
Romeinen 3:20 – “niemand rechtvaardigen”
Galaten 2:16, 21 – “de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet”
Galaten 3:11 – “door de wet niemand gerechtvaardigd
Romeinen 8:3 – “wat de wet niet vermocht”
Handelingen 13:39 – “niet gerechtvaardigd kon worden”
Hebreeën 7:19 – “de wet heeft geen ding volmaakt”
II. GENADE
1. WAT IS GENADE?
Titus 3:4, 5 – “goedertierenheid van God is verschenen”
Efeze 2:7 – “goedertierenheid over ons”
1 Timotheüs 1:15; Johannes 3:16; Romeinen 4:5; 5:8
2. WAT IS GODS DOEL IN GENADE?
Efeze 2:8, 9 – “door genade zijt gij zalig geworden”
Titus 2:11-13 – “de zaligmakende genade Gods”
Titus 3:7 – “gerechtvaardigd door Zijn genade”
Romeinen 3:24 – “om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade”
Handelingen 20:32 – “een erfdeel te geven onder alle geheiligden
Efeze 1:6, 7 – “de vergeving van de overtredingen
Hebreeën 4:16 – “genade vinden om hulp te verkrijgen
Romeinen 5:2 6 – “de genade, in welke wij staan”
Hoe volkomen en allesomvattend!
Genade redt; rechtvaardigt; bouwt op; verlost; vergeeft; geeft een erfenis, geeft een positie; voorziet in een troon, die wij vrijmoedig mogen naderen om hulp te verkrijgen; onderwijst ons hoe we moeten leven; en geeft ons een zalige hoop.
III. GENADE EN WET
Het zijn verschillende principes, die niet met elkaar vermengd kunnen worden.
Romeinen 4:4, 5 – “hem die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld”
Romeinen 11:6 – “anders is de genade geen genade meer
Galaten 3:16-18 – “indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet uit de belofte”
IV. DE GELOVIGE IS NIET ONDER DE WET
In Romeinen 6:1-10 vinden wij de leer omtrent de eenheid van de gelovige met Christus in Zijn dood, waarvan de doop in water een symbool is.
In het 11 vers begint de verklaring van de principes, die de wandel van de gelovige dienen te beheersen – zijn leefregel. Dit is het onderwerp van de overblijvende twaalf verzen.
In vers 14 vinden wij het grote principe van zijn bevrijding, niet van de straf voor de zonde (waarvan hij door de dood en opstanding van Christus reeds bevrijd is), maar van de macht en de heerschappij van de zonde, waaraan hij van nature onderworpen was.
“Want de zonde zal over u niet heersen, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.”
Opdat deze uitspraak niet zou leiden tot de gevaarlijke en monsterachtige conclusie, dat een godvruchtig leven daarom niet belangrijk zou zijn (Antinomianisme), voegt de Heilige Geest er onmiddellijk aan toe: “Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre!” (Romeinen 6:15).
Ongetwijfeld zal ieder vernieuwd hart hierop “Ja en Amen” zeggen. Vervolgens wijst hoofdstuk 7 van Romeinen op een ander principe van de bevrijding van de Wet.
Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen. Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter” (Romeinen 7:4-6). (Dat dit niet slaat op de ceremoniële wet, blijkt uit vers 7.)
“Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester”
(Galaten 3:23-25).
“Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik Gode (voor God) leven zou” (Galaten 2:19). “Wij weten, dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt, en hij dit weet, dat den rechtvaardigen de wet niet is gezet, maar den onrechtvaardigen…” (1 Timotheüs 1:8, 9).
V. DE LEEFREGEL VAN DE GELOVIGE
1 Johannes 2:6 – “wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft”
1 Johannes 3:16 – “behoren voor de broeders het leven te stellen”
1 Petrus 2:11 – “dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerlijkheden”
Efeze 4:1, 2 – “wandelt, waardiglijk der roeping, waarmede gij geroepen zijt”
Efeze 5:1 enz. – “wandelt als kinderen des lichts” (vers 8)
Galaten 5:16 – “wandelt door de Geest”
Johannes 13:15 – “opdat gelijkerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet”
Johannes 14:21 – “Mijn geboden”
Johannes 15:10 – “Mijn geboden”
1 Johannes 3:23 – “Dit is Zijn gebod, dat wij geloven”
Een prachtige illustratie van dit principe wordt gezien in moederliefde. De Nederlandse staatswet eist dat de ouders hun kinderen zullen onderhouden. Doen zij dat niet, dan kunnen zij gestraft worden. Maar ons land is vol met gelukkige moeders, die hun kinderen liefderijk verzorgen, hoewel zij zelfs niet eens van zulk een wet afweten. De wet is in hun harten (Hebreeën 10:16).
In dit verband is het interessant zich te herinneren, dat God had bepaald dat de stenen tafelen der wet bewaard moesten worden in de ark des Verbonds. Dus daar waar ook de gouden kruik met manna en de bloeiende staf van Aaron werden bewaard.
Het manna was een type van Christus als het “brood des Levens” en de bloeiende staf van Aaron was een beeld van de opstanding; beide spraken van genade. De stenen wetstafelen waren dus voor het oog bedekt door het gouden verzoendeksel, waarop jaarlijks het bloed der verzoening werd gesprengd.
Het oog van God kan Zijn gebroken wet alleen zien door het bloed, dat volkomen aan de eis van Zijn rechtvaardigheid voldeed en Zijn toorn verzoende (Hebreeën 9:4, 5, e.v.). Helaas hebben latere theologen deze heilige en rechtvaardige, maar dodelijke tafelen, als het ware van onder het verzoendeksel en het verzoenend bloed weggehaald, en hen in de christelijke kerken verheven tot leefregel voor de gelovige.