Les 8 – De twee naturen van de gelovige

Les 8 – DE TWEE NATUREN VAN DE GELOVIGE

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 8)

1) Beschrijf de natuurlijke mens.

2) Waartoe is de natuurlijke mens niet bekwaam?

3) Wat is wedergeboorte?

4) Wat verstaan wij onder “de nieuwe mens”?

5) Heeft de gelovige de oude natuur nog?

6) Hoe kan hij de oude natuur overwinnen?


II. GEESTELIJK – INDELINGEN NAAR DE INHOUD

c) Gemengde Indelingen

C. DE TWEE NATUREN VAN DE GELOVIGE

De Bijbel leert dat ieder wedergeboren mens twee naturen bezit:

1) de oude natuur, ontvangen door de natuurlijke geboorte uit zijn ouders, die totaal hopeloos en verdorven is;

2) de nieuwe natuur, ontvangen door de wedergeboorte uit God, die de natuur van God Zelf is en daarom volmaakt zondeloos en goed.

I. DE NATUURLIJKE MENS

1. Zijn schepping en val 

Genesis 1:26, 27 – “God schiep de mens naar Zijn beeld” 

Genesis 2:16, 17 – “Van de boom der kennis … niet eten” 

Genesis 3:12-24 – “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” 

Romeinen 5:12 – “Door één mens de zonde … dood … alle mensen”

2. Zijn broosheid en zwakheid

Job 10:20 – “Mijn dagen zijn weinig”

Job 14:1, 2 – “kort van dagen en zat van onrust”

Psalm 90:3-10 – “zeventig – tachtig jaren”

Jesaja 40:6-8 – “Alle vlees is gras … verdort”

3. De verdorvenheid van zijn natuur

Psalm 51:7 – “in ongerechtigheid geboren”

Jeremia 17:9 – “arglistig is het hart … verderfelijk”

Markus 7:21-23 – “al deze slechte dingen komen van binnen uit”

1 Korinthe 2:14 – “aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is”

Romeinen 8:7, 8 – “kunnen Gode niet behagen”

Efeze 2:3 – “van nature kinderen des toorns”

Romeinen 3:10-12 – “niemand rechtvaardig”

God zegt niet, dat niemand van de onwedergeboren mensen gedistingeerd, of beschaafd, knap, edelmoedig, vriendelijk of religieus is. Maar Hij zegt wel, dat niemand van hen rechtvaardig is, dat niemand God begrijpt, dat niemand God zoekt.

Uit bovenstaande Schriftgedeelten blijkt dat de onbekeerde mens tot drie dingen niet bekwaam is. Hij mag bepaald beschaafd, minzaam of godsdienstig zijn, hij mag zijn schulden op tijd betalen, eerlijk zijn, ijverig wezen, een goed huisvader zijn, of al deze dingen tezamen, maar één ding is zeker: hij kan niet:

1) God gehoorzamen
2) God behagen
3) God begrijpen

Wij hebben er dikwijls grote moeite mee om het vernietigend oordeel van God over de menselijke natuur te aanvaarden. Het is voor ons moeilijk om aan te nemen dat onze sympathieke en beschaafde vrienden, die dikwijls nauwgezet hun plichten vervullen, en die altijd bereid zijn hun medemensen te helpen en voor hun rechten op te komen, in wezen Gods rechten volkomen verachten en onverschillig zijn voor het werk van Zijn Zoon. Een beschaafd en aangenaam mens, die elke vorm van leugenachtigheid of oneerlijkheid tegenover zijn medemens verontwaardigd zou afwijzen, maakt niettemin God elke dag tot een leugenaar! 1 Johannes 1:10; 5:8-10.

II. DE NIEUWE MENS

De volgende Schriftgedeelten tonen ons de oorsprong en het karakter van de nieuwe mens. Wij zullen zien dat de gelovige, hoewel hij nog onveranderd in het bezit is gebleven van zijn oude natuur, daarnaast ook “een nieuwe mens” ontvangen heeft, namelijk “Christus in u, de hoop der heerlijkheid” (Kolossenzen 1:27).

Deze nieuwe mens is “geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid” (Efeze 4:24). Wedergeboorte is een schepping van God en niet een verandering: het is de totstandkoming van iets nieuws, en niet de verbetering van iets ouds. Precies zoals wij de menselijke natuur ontvangen hebben door natuurlijke geboorte, zo ontvangen wij de Goddelijke natuur door wedergeboorte.

Johannes 3:3 – “wederom-geboren”

Johannes 1:12, 13 – “uit God geboren” 

1 Johannes 5:1 – “uit God geboren”

Deze Schriftgedeelten bewijzen dat de populaire en veelvoorkomende uitdrukking “het universele vaderschap van God” of de “universele broederschap der mensen” absoluut on-Bijbels is.

Niet allen die geboren zijn, maar allen die wedergeboren zijn, zijn kinderen van God. Wel zegt de Schrift ons dat Adam de zoon van God was; maar zij verklaart bovendien, dat Seth de zoon van Adam was (Lukas 3:38).

Efeze 4:24 – “geschapen in gerechtigheid” 

2 Korinthe 5:17 – “een nieuwe schepping”

En deze nieuwe mens is verbonden met Christus.

Galaten 2:20 – “Christus leeft in mij”
Kolossenzen 1:27 – “Christus onder u”
Kolossenzen 3:3, 4 – “Christus, die ons leven is”
Filippenzen 1:21 – “het leven is mij Christus”
2 Petrus 1:4 – “deelhebben aan de Goddelijke natuur”

Romeinen 8:10 – “indien Christus in u is”
1 Johannes 5:11,12 – “dit leven is in Zijn Zoon”

Maar deze nieuwe Goddelijke natuur, die Christus’ eigen natuur is, bevindt zich in de gelovige tezamen met de oude natuur. Het is dezelfde Paulus, die kon zeggen: “Dat is niet meer ik, maar Christus leeft in mij, die ook zegt: “Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont” (Romeinen 7:18); en “zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bij ligt” (Romeinen 7:21).

Het was Job, de “oprechte, vrome en godvrezende man”, die uitriep: “Ik herroep en doe boete”. Het was Daniël, “een zeer beminde man” van God, die zei: “Mijn sierlijkheid werd aan mij veranderd in een verderving’ (Daniël 10:8), toen hij de verheerlijkte Oude van Dagen zag. Deze twee naturen zijn voortdurend met elkaar in conflict.

Bestudeer zorgvuldig de strijd tussen de twee “Ego’s” – de oude en de nieuwe Paulus in Romeinen 7:14-25. Het is deze ervaring, die jong-gelovigen zo vaak ontmoedigt.

De eerste blijdschap over de bekering vermindert, de wandel wordt minder waakzaam en de jong-bekeerde is teleurgesteld en ontmoedigd, omdat hij ontdekt dat het vlees met zijn oude gewoonten en verlangens zich opnieuw laat gelden. Dit kan ertoe leiden dat hij zelfs gaat twijfelen aan zijn behoudenis. Dit is een gevaarlijke toestand. Paulus roept in deze crisis om verlossing en noemt zijn oude natuur een “lichaam des doods”. De wet maakt zijn benauwdheid slechts nog groter en hij vindt bevrijding van het “vlees”, niet door inspanning of door wetsbetrachting, maar “door Jezus Christus – onze Heere” (Romeinen 7:24, 25).

De aanwezigheid van het vlees is evenwel geen excuus om naar het vlees te wandelen. De Schrift leert ons dat onze oude mens “met Christus gekruisigd is” en dat wij in die zin “der zonde dood” zijn. Wij worden vermaand, om die toestand tot een praktische ervaring te maken, door onze leden, die op de aarde zijn “te doden” (m.a.w. voor dood te houden).

De kracht die wij daarvoor nodig hebben, is de Heilige Geest, die in iedere gelovige woning heeft gemaakt  (1 Korinthe 6:19). Het is de gezegende taak van de Geest, om het vlees te onderwerpen.

Galaten 5:16, 17 – “Wandelt door de Geest en volbrengt de begeerlijkheid van het vlees niet” 

Romeinen 8:13 – “Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; Maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven”.

Dus in plaats van te trachten de verlangens van ons vlees te weerstaan en te bestrijden, door wilskracht of door goede voornemens, dragen wij de strijd over aan de Geest van God, Die in ons woont.

Het zevende hoofdstuk van de Romeinenbrief is een beschrijving van de strijd tussen de wedergeboren mens en zijn oude “ik” en is daarom zeer persoonlijk. “Ik wil”, “ik doe niet”, “ik wil niet … “, “ik doe”, is een droeve erkenning van nederlaag, die weerklank vindt in zovele christenharten.

In het achtste hoofdstuk gaat de strijd voort, maar hoe heerlijk onpersoonlijk. Er is geen angst meer, want Paulus is niet in de strijd betrokken. De strijd is nu tussen “vlees” en de Heilige Geest. Paulus zelf ervaart vrede en overwinning.

Wij moeten wel bedenken dat dit betrekking heeft op de overwinning over het vlees, d.w.z. de innerlijke begeerten van de oude natuur. Verzoekingen die van buitenaf tot ons komen, worden overwonnen als wij de toevlucht nemen tot Christus als onze Hogepriester (1 Johannes 1:7).

III. HET GEHEIM VAN OVERWINNING OVER DE OUDE NATUUR

Bestudeer nauwkeurig de volgende Schriftgedeelten.

Filippenzen 3:3 – “Die niet op vlees vertrouwen”
Kolossenzen 3:3 – “gij zijt gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God”
Romeinen 6:11 – “dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus”
Romeinen 13:14 – “Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden”
Romeinen 8:12 – “wij zijn schuldenaars maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven”
Galaten 5:16, 17 – “Wandelt door de Geest”



Naar Les 9 – Staat en Toestand van de gelovige