Les 80 – De eerste Brief van Petrus

Les 80 – DE EERSTE BRIEF VAN PETRUS

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 80)

1) Waardoor heeft God ons wedergeboren?

2) Waartoe heeft God ons wedergeboren? (1:3)

3) Waartoe heeft God ons wedergeboren? (1:4)

4) Waartoe worden wij door God bewaard? (1:5)

5) Waar is de erfenis van de Christen?

6) Hoe bewaart de kracht van God de gelovige?

7) Noem de drie aspecten van de “zaligheid” in het Nieuwe Testament.

8) Welke van deze drie wordt bedoeld in 1:5? En in Hebreeën 9:28? In  2 Timotheüs 1:9?
    In 1 Petrus 1:8, 9? In Titus 3:4, 5? In Jakobus 1:21?

9) Waarvoor zijn “allerlei verzoekingen” een toetssteen?

10) Waarom is dit toetsen “kostbaar”?

11) Wie hebben onderzoek gedaan naar onze zaligheid?

12) Waarnaar hebben de profeten onderzoek gedaan?

13) Wat is de maatstaf van heiligheid? (1:16)

14) Geef in eigen woorden weer wat 1:22 zegt over de reiniging?

15) Wat zegt Petrus over de wedergeboorte?

16) Wat is zijn vonnis over “het vlees”?

17) Wat zegt Petrus over het Woord in hoofdstuk 1 en wat in hoofdstuk 2?

18) Wie is de “levende steen” in 2:4? En wie in 2:5?

19) Geef teksten uit het Oude Testament over Christus als de “steen” of “rots”.

20) Idem uit de Evangeliën en uit de Brieven.

21) Wat is Christus als de Steen voor de gelovige? En wat voor de ongelovige?

22) Wat zegt hoofdstuk 2 over de positie en verantwoordelijkheid van de gelovige?

23) Welk verschil is er tussen het tweeërlei lijden in 2:20? In 3:17? In 4:12-16?

24) Op welke gave maakt Petrus aanspraak? En op welk ambt in de Gemeente?

25) Wat wordt de oudsten opgedragen? Wat wordt hun verboden?

26) Wat wordt er gezegd van de satan?


I. ALGEMENE OPMERKINGEN

1. De afzender

De eerste Brief van Petrus is geschreven vanuit Babylon aan de Eufraat (5:13). Het idee dat Babel (Babylon) Rome zou zijn, vindt geen enkele Bijbelse grond, behalve dan dat alle achtereenvolgende wereldrijken geacht worden Babel te zijn. Maar zo bezien kan daaronder elke plaats worden verstaan. Dat hier niet het mystieke Babylon (Rome) wordt bedoeld, blijkt ook uit de opsomming van de provincies in Klein-Azië (1:1), die voor iemand in Babylon de juiste volgorde in afstand is. 

Overigens heeft de Roomse traditie van Petrus de eerste bisschop van Rome gemaakt en gebruikte daarvoor dit vers ten bewijze dat de apostel in Rome heeft gewoond en gewerkt. Overigens was het pas in de derde eeuw dat men het begon voor te stellen alsof Petrus de eerste bisschop van Rome was. Daarvóór meldden de vroege kerkvaders niets dienaan-gaande. 

Volgens Ireneüs was trouwens Linus ( 2 Timotheüs 4:21) de eerste “bisschop” van Rome, maar het is hier niet de plaats om daarop verder in te gaan. Het idee dat in de dagen der apostelen Babylon niet bestond is inmiddels reeds lang achterhaald.

2. De adressering

De adressering luidt: “aan de vreemdelingen in de verstrooiing (= diaspora)”. Het Griekse “diaspora” kan ons wellicht verleiden te menen dat christenen van Joodse afkomst zijn bedoeld, woonachtig in de talrijke Joodse kolonies der oudheid. Daarover merkt Prof. Dr. Ed. Schweizer op: “Een Joodse Diaspora-kerk kan daarmee niet bedoeld zijn. Het kan slechts slaan op het “diaspora-bestaan” van de Christelijke kerk, die geen blijvende woonplaats heeft in deze wereld (2:11). Want uit 1:18; 2:9, 10; 4:3 blijkt dat de lezers gelovigen uit de heidenen waren en geen Joden-christenen.” 

Toch moet erop worden gewezen dat behalve hier, en in Jakobus 1:1, de “diaspora” nog voorkomt in Johannes 7:35, waar de verstrooiden “Grieken” of “heidenen” worden genoemd. (Afhankelijk van verschillende vertalers, die het eens zijn dat hier niet-Joden worden bedoeld.) De voor de hand liggende conclusie is, dat in alle drie de Schriftplaatsen (ook) gedacht wordt aan dat andere huis van Israël, dat al sinds 722 vóór Christus officieel heidens, en in de verstrooiing, en niet Joods is. En een deel daarvan woonde, zoals bekend, in de plaatsen uit de adressering. Zie ook wat beschreven is bij de les over de brief aan de Galaten. 

Hoe dit ook zij, zowel Jakobus als Petrus richten zich tot wedergeboren mensen (Jakobus 1:18; 1 Petrus 1:3, 23). In Jakobus 1:18 zijn zij eerstelingen en in 1Petrus 1:4 wacht hen een erfenis in de hemel. Het gaat dus om gelovigen uit de tegenwoordige bedeling, geroepen tot zoonstelling, eerstgeboorterecht, koningschap en priesterschap (1 Petrus 2), de hemel, etc..

3. Het Onderwerp

Aanleiding tot de brief was de moeilijke en gevaarlijke positie waarin de gemeente van Christus in Klein-Azië zich geplaatst zag door een vijandige heidense omgeving (2:12-20; 3:14-17; 4:4, 12). Het doel van de brief is dus de gelovigen in hun verdrukking te troosten en hen op te richten, hun geloof te versterken, hun nieuwe hoop te geven en tot gehoorzaamheid en geduld op te roepen. Door de gehele brief wordt Christus getekend als de machtige Verlosser en zegevierende Overwinnaar van het lijden. Kenmerkende woorden in de Brieven van Petrus zijn: “kostbaar” en “heerlijkheid” (“verheerlijken”).

II. INDELING

De eerste Brief van Petrus leent zich niet tot een scherpe verdeling, maar wij kunnen de volgende globale analyse maken:

  1. Het lijden en de wandel van de Christen in het licht van zijn volkomen verlossing en zijn hemelse erfenis. – 1:1-2:3
  1. Het lijden en de wandel van de Christen in het licht van zijn heilig en koninklijk priesterschap en van het
    voorbeeld van Christus. – 2:4-4:19
  1. De dienst en de wandel van de Christen in het licht van de komst van de “Opperherder”. – 5:1-14


Naar Les 81 – De tweede Brief van Petrus