Bijbelteksten over geloof

1 Korinthe

1 Korinthe 2:5 
Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods.

1 Korinthe 3:5 
Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welke gij geloofd hebt, en [dat], gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft?

1 Korinthe 11:18 
Want eerstelijk, als gij samenkomt in de Gemeente, zo hoor ik, dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten dele;

1 Korinthe 12:9 
En een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest.

1 Korinthe 13:2 
En al ware het dat ik de [gave] der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.

1 Korinthe 13:13 
En nu blijft geloof, hoop [en] liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.

1 Korinthe 15:14 
En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof.

1 Korinthe 15:17 
En indien Christus niet opgewekt is, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden.

1 Korinthe 16:13 
Waakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk, zijt sterk.


2 Korinthe

2 Korinthe 1:24 
Niet dat wij heerschappij voeren over uw geloof, maar wij zijn medewerkers uwer blijdschap; want gij staat door het geloof.

2 Korinthe 4:13 
Dewijl wij nu denzelfden Geest des geloofs hebben, gelijk er geschreven is: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken wij ook;

2 Korinthe 5:7
(Want wij wandelen door geloof [en] niet door aanschouwen.)

2 Korinthe 5:11 
Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard te zijn.

2 Korinthe 8:7 
Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig zijt, in geloof, en in woord, en in kennis, en in alle naarstigheid, en in uw liefde tot ons, [ziet], dat gij ook in deze gave overvloedig zijt.

2 Korinthe 10:15 
Niet roemende buiten de maat in anderen [lieden] arbeid, maar hebbende hoop, als uw geloof zal gewassen zijn, dat wij onder ulieden overvloediglijk zullen vergroot worden naar onzen regel;

2 Korinthe 13:5 
Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt.


Galaten

Galaten 1:23 
Maar zij hadden alleenlijk gehoord, [dat] [men] [zeide]: Degene, die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte.

Galaten 2:16 
[Doch] wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden.

Galaten 2:20 
Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, [doch] niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.

Galaten 3:2 
Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?

Galaten 3:5 
Die u dan den Geest verleent, en krachten onder u werkt, [doet] [Hij] [dat] uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?

Galaten 3:7 
Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.

Galaten 3:8 
En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, [zeggende]: In u zullen al de volken gezegend worden.

Galaten 3:9 
Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.

Galaten 3:11 
En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.

Galaten 3:12 
Doch de wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven.

Galaten 3:14 
Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, [en] opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.

Galaten 3:22 
Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof ván Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden.

Galaten 3:23 
Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.

Galaten 3:24 
Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.

Galaten 3:25 
Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester.

Galaten 3:26 
Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus.

Galaten 5:5 
Want wij verwachten door den Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid.

Galaten 5:6 
Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.

Galaten 5:22 
Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.


Efeze

Efeze 1:15 
Daarom ook ik, gehoord hebbende het geloof in den Heere Jezus, dat onder u is, en de liefde tot al de heiligen,

Efeze 2:8 
Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave;

Efeze 3:12 
In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid, en den toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem.

Efeze 3:17 
Opdat Christus door het geloof in uw harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt;

Efeze 4:5 
Een Heere, een geloof, een doop,

Efeze 6:23 
Vrede zij den broederen, en liefde met geloof, van God den Vader, en den Heere Jezus Christus.


Filippenzen

Filippenzen 1:25 
En dit vertrouw en weet ik, dat ik zal blijven, en met u allen zal verblijven tot uw bevordering en blijdschap des geloofs;

Filippenzen 1:27 
Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in een geest, met een gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies;

Filippenzen 2:17 
Ja, indien ik ook tot een drankoffer geofferd worde over de offerande en bediening uws geloofs, zo verblijde ik mij, en verblijde mij met u allen.

Filippenzen 3:9 
En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, [namelijk] de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof;


Kolossenzen

Kolossenzen 1:4 
Alzo wij van uw geloof in Christus Jezus gehoord hebben, en van de liefde, die [gij] [hebt] tot alle heiligen.

Kolossenzen 1:23 
Indien gij maar blijft in het geloof, gefondeerd en vast, en niet bewogen wordt van de hope des Evangelies, dat gij gehoord hebt, hetwelk gepredikt is onder al de kreature, die onder den hemel is; van hetwelk ik Paulus een dienaar geworden ben;

Kolossenzen 2:5 
Want hoewel ik met het vlees van [u] ben, nochtans ben ik met den geest bij u, mij verblijdende en ziende uw ordening, en de vastigheid van uw geloof in Christus.

Kolossenzen 2:7 
Geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, gelijkerwijs gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve, met dankzegging.

Kolossenzen 2:12 
Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met [Hem] opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft.


1 Thessalonicenzen

1 Thessalonicenzen 1:8 
Want van u is het Woord des Heeren luidbaar geworden niet alleen in Macedonië en Achaje; maar ook in alle plaatsen is uw geloof, dat [gij] op God [hebt], uitgegaan, zodat wij niet van node hebben, iets [daarvan] te spreken.

1 Thessalonicenzen 3:2 
En hebben gezonden Timotheüs, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen mede-arbeider in het Evangelie van Christus, om u te versterken, en u te vermanen van uw geloof;

1 Thessalonicenzen 3:5 
Daarom ook [deze] [begeerte] niet langer kunnende verdragen, heb ik [hem] gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen.

1 Thessalonicenzen 3:6 
Maar als Timotheüs nu van ulieden tot ons gekomen was, en ons de goede boodschap gebracht had van uw geloof en liefde, en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden;

1 Thessalonicenzen 3:7 
Zo zijn wij daarom, broeders, over u in al onze verdrukking en nood vertroost geworden door uw geloof;

1 Thessalonicenzen 3:10 
Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende, om uw aangezicht te mogen zien, en te volmaken, hetgeen aan uw geloof ontbreekt.


2 Thessalonicenzen

2 Thessalonicenzen 1:3 
Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof zeer wast, en [dat] de liefde eens iegelijken van u allen jegens elkander overvloedig wordt;

2 Thessalonicenzen 1:4 
Alzo dat wij zelven van u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt;

2 Thessalonicenzen 1:10 
Wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag.

2 Thessalonicenzen 2:13 
Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid;

2 Thessalonicenzen 3:2 
En opdat wij mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; want het geloof is niet aller.


1 Timotheüs

1 Timotheüs 1:2 
Aan Timotheüs, [mijn] oprechten zoon in het geloof; genade, barmhartigheid, vrede zij u van God, onzen Vader, en Christus Jezus, onzen Heere.

1 Timotheüs 1:4 
Noch zich te begeven tot fabelen en oneindelijke geslachtsrekeningen, welke meer [twist] vragen voortbrengen dan stichting Gods, die in het geloof is.

1 Timotheüs 1:5 
Maar het einde des gebods is liefde uit een rein hart, en [uit] een goed geweten, en [uit] een ongeveinsd geloof.

1 Timotheüs 1:13 
Die te voren een [gods] lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetende gedaan heb in [mijn] ongelovigheid.

1 Timotheüs 1:14 
Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus.

1 Timotheüs 1:19 
Houdende het geloof, en een goed geweten, hetwelk sommigen verstoten hebbende, van het geloof schipbreuk geleden hebben;

1 Timotheüs 2:7 

Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen, in geloof en waarheid.

1 Timotheüs 2:15 
Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid.

1 Timotheüs 3:9 
Houdende de verborgenheid des geloofs in een rein geweten.

1 Timotheüs 3:13 
Want die wel gediend hebben, verkrijgen zichzelven een goeden opgang, en vele vrijmoedigheid in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus.

1 Timotheüs 4:1
Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten, en leringen der duivelen,

1 Timotheüs 4:12 
Niemand verachte uw jonkheid, maar zijt een voorbeeld der gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid.

1 Timotheüs 5:8 
Doch zo iemand de zijnen, en voornamelijk [zijn] huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige.

1 Timotheüs 5:12 
Hebbende [haar] oordeel, omdat zij [haar] eerste geloof hebben te niet gedaan.

1 Timotheüs 6:10 
Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken.

1 Timotheüs 6:11 
Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid.

1 Timotheüs 6:21 
Dewelke sommigen voorgevende, zijn van het geloof afgeweken. De genade zij met u. Amen.


2 Timotheüs

2 Timotheüs 1:5 
Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd, dat het ook in u [woont].

2 Timotheüs 1:12 
Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijde, maar word niet beschaamd; want ik weet, Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij [Hem] weggelegd, te bewaren tot dien dag.

2 Timotheüs 1:13 
Houd het voorbeeld der gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde, die in Christus Jezus is.

2 Timotheüs 2:18 
Die van de waarheid zijn afgeweken, zeggende, dat de opstanding alrede geschied is, en verkeren sommigen geloof.

2 Timotheüs 2:22 
Maar vlied de begeerlijkheden der jonkheid; en jaag naar rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede, met degenen, die den Heere aanroepen uit een rein hart.

2 Timotheüs 3:8 
Gelijkerwijs nu Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, alzo staan ook deze de waarheid tegen; mensen, verdorven zijnde van verstand, verwerpelijk aangaande het geloof.

2 Timotheüs 3:10 
Maar gij hebt achtervolgd mijn leer, wijze van doen, voornemen, geloof, lankmoedigheid, liefde, lijdzaamheid.

2 Timotheüs 3:15 
En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is.

2 Timotheüs 4:7 
Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden;


Titus

Titus 1:1 
Paulus, een dienstknecht Gods, en een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods, en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is;

Titus 1:3 
[Namelijk] Zijn Woord, door de prediking, die mij toebetrouwd is, naar het bevel van God, onze Zaligmaker; aan Titus, [mijn] oprechten zoon, naar het gemeen geloof:

Titus 1:13 
Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof.

Titus 2:2 
Dat de oude mannen nuchter zijn, stemmig, voorzichtig, gezond in het geloof, in de liefde, in de lijdzaamheid.

Titus 3:15
Die met mij zijn, groeten u allen. Groet ze, die ons liefhebben in het geloof. De genade zij met u allen. Amen.


Filémon

Filémon 1:5 
Alzo ik hoor uw liefde en geloof, hetwelk gij hebt aan den Heere Jezus, en jegens al de heiligen;

Filémon 1:6 
Opdat de gemeenschap uws geloofs krachtig worde in de bekendmaking van alle goed, hetwelk in ulieden is door Christus Jezus.


Hebreeën

Hebreeën 4:2 
Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben.

Hebreeën 4:3 
Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel [Zijn] werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.

Hebreeën 6:1 
Daarom, nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fondament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God,

Hebreeën 6:12 
Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt dergenen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beërven.

Hebreeën 10:38 
Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en zo [iemand] zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.

Hebreeën 11:1 
Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, [en] een bewijs der zaken, die men niet ziet.

Hebreeën 11:2 
Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen.

Hebreeën 11:3 
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden.

Hebreeën 11:4 
Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve [geloof] spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.

Hebreeën 11:5 
Door het geloof is Enoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want voor zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde.

Hebreeën 11:6 
Maar zonder geloof is het onmogelijk [Gode] te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken.

Hebreeën 11:7 
Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden, [en] bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke [ark] hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is.

Hebreeën 11:8 
Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou.

Hebreeën 11:9 
Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd [land], en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren derzelfde belofte.

Hebreeën 11:11 
Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven den tijd [haars] ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had.

Hebreeën 11:13 
Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar heb›ben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren.

Hebreeën 11:17 
Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft [zijn] eniggeborene geofferd,

Hebreeën 11:20 
Door het geloof heeft Izak [zijn] [zonen] Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen.

Hebreeën 11:21 
Door het geloof heeft Jakob, stervende, een iegelijk der zonen van Jozef gezegend, en heeft aangebeden, [leunende] op het opperste van zijn staf.

Hebreeën 11:22 
Door het geloof heeft Jozef, stervende, gemeld van den uitgang der kinderen Israëls, en heeft bevel gegeven van zijn gebeente.

Hebreeën 11:23 
Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders verborgen, overmits zij zagen, dat het kindeken schoon was; en zij vreesden het gebod des konings niet.

Hebreeën 11:24 
Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden;

Hebreeën 11:27 
Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke.

Hebreeën 11:28 
Door het geloof heeft hij het pascha uitgericht, en de besprenging des bloeds, opdat de verderver der eerstgeborenen hen niet raken zou.

Hebreeën 11:29 
Door het geloof zijn zij de Rode zee doorgegaan, als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, [ook] verzoekende, zijn verdronken.

Hebreeën 11:30 
Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest.

Hebreeën 11:31 
Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, als zij de verspieders met vrede had ontvangen.

Hebreeën 11:33 
Welken door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt;

Hebreeën 11:39 
En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen;

Hebreeën 13:7 
Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben; [en] volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst [hunner] wandeling.


Jakobus

Jakobus 1:3 
Wetende, dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt.

Jakobus 1:6 
Maar dat hij [ze] begere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op [geworpen] en nedergeworpen wordt.

Jakobus 2:1 
Mijn broeders, hebt niet het geloof van onzen Heere Jezus Christus, [den] [Heere] der heerlijkheid, met aanneming des persoons.

Jakobus 2:5 
Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, [om] rijk [te] [zijn] in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?

Jakobus 2:14 
Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken?

Jakobus 2:15 
Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijks voedsel;

Jakobus 2:17 
Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood.

Jakobus 2:18 
Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt het geloof, en ik heb de werken. Toon mij uw geloof uit uw werken, en ik zal u uit mijn werken mijn geloof tonen.

Jakobus 2:20 
Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?

Jakobus 2:22 
Ziet gij wel, dat het geloof mede gewrocht heeft met zijn werken, en het geloof volmaakt is geweest uit de werken?

Jakobus 2:24 
Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleenlijk uit het geloof?

Jakobus 2:26 
Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood.


1 Petrus

1 Petrus 1:5 
Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in den laatsten tijd.

1 Petrus 1:7 
Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof, en eer, en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus;

1 Petrus 1:9 
Verkrijgende het einde uws geloofs, [namelijk] de zaligheid der zielen.

1 Petrus 1:21 
Die door Hem gelooft in God, Welke Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat uw geloof en hoop op God zijn zou.

1 Petrus 5:9 
Denwelken wederstaat, vast zijnde in het geloof, wetende, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt.


2 Petrus

2 Petrus 1:1 
Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben, door de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker, Jezus Christus;

2 Petrus 1:1 
Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben, door de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker, Jezus Christus;

2 Petrus 1:5
En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis,


1 Johannes

1 Johannes 5:4 
Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwint, [namelijk] ons geloof.

1 Johannes 5:10 
Die in den Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelven; die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn Zoon.


Judas

Judas 1:3 
Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de gemene zaligheid, zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven en [u] te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.

Judas 1:20 
Maar geliefden, bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest;


Openbaring

Openbaring 2:13 
Ik weet uw werken, en waar gij woont; [namelijk] daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas, Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont.

Openbaring 2:19 
Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en [dat] de laatste meer [zijn] dan de eerste.

Openbaring 13:10 
Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat [zelf] in de gevangenis; indien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is die lijdzaamheid en het geloof der heiligen.

Openbaring 14:12 
Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus.



Bijbelteksten over geloof