De Nieuwe Mens aandoen en het oude leven, de oude mens, afleggen
Paulus roept de leden van het Lichaam van Christus, leden van de Gemeente Gods, om het “Nieuwe Leven”, dat zij ontvangen hadden toen zij tot geloof kwamen, ook daadwerkelijk “aan te doen”, d.w.z. dat Leven in de Nieuwe Mens ook echt te leven in de praktijk.
Efeze 4 : 24
En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
Daarvóór heeft hij gezegd dat de gelovige de “oude mens”, de “vorige wandeling”, het in de oude mens “actief zijn in het vlees”, zou afleggen. Dat is hetgeen “door Hem (Jezus) geleerd” is. Vers 21 en 22:
Indien gij naar Hem gehoord hebt, en door Hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus is;
Teweten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding;
De oude mens wordt verdorven
De “begeerlijkheden der verleiding” zorgen ervoor dat “de oude mens verdorven wordt”. Jakobus zegt dat zo in Jakobus 1 : 14, 15:
Maar een ieder wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt.
Daarna de begeerlijkheid ontvangen hebbende baart zonde; en de zonde voleindigd zijnde baart den dood.
“Verdorven” dus, want dat is het synoniem voor “dood” en dat geeft weer in hoogste instantie aan dat er “geen communicatie”, “geen verbinding”, is.
Het woord “afleggen”
Dat woord “afleggen” wordt in het Nieuwe Testament voor het eerst gebruikt door de Here Jezus, in Johannes 10 : 17, 18:
Daarom heeft mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme.
Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.
Als het leven “afgelegd” is, dan is daar geen communicatie meer mee. Dat “leven” doet dan niks, is niet meer actief. Het speelt geen rol meer. Het is verdwenen.
De oude mens voor dood houden
Het gaat er vooral niet om dat we de zonde in de oude mens zouden bestrijden, maar veeleer dat we die gehele (onze) oude mens voor dood houden. Dat doet God immers ook!
Paulus heeft het over het “afleggen van de werken der duisternis”, zodat we kunnen “aandoen” (in de praktijk leven dus) “de wapenen des lichts”, oftewel: “de Here Jezus Christus aandoen”. Romeinen 13 : 12-14:
De nacht is voorbijgegaan, en de dag is nabij gekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis, en aandoen de wapenen des lichts.
Laat ons, als in den dag, eerlijk wandelen; niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid;
Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden.
Eerlijk wandelen
De “werken der duisternis”, is ook: “verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden”. Dat, aandacht geven aan begeerlijkheden, om de oude mens te verzorgen, behoort bij de “oude mens” en is “oneerlijk wandelen”, want het “eerlijk wandelen” uit vers 13 hoort bij: “doet aan de Heere Jezus Christus.
De Nieuwe Mens aandoen; Hem aandoen
Dit wordt tot gelovigen geschreven, die dus al op grond van geloof toegevoegd zijn aan “den Heere Jezus Christus”. De bedoeling is echter dat men “Hem aan doet”, d.w.z. het Leven in Christus ook in de praktijk leeft. Het Nieuwe Leven leeft, i.p.v. dat het oude leven nog steeds heerst in de praktijk van hun leven, in dit “sterfelijk lichaam”. Daarover zegt Paulus:
Romeinen 6 : 12 en 14
Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams.
Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
Het gaat er dus om, er staat immers “heersen” in Romeinen 6, “wie de baas” is in de gelovige, de “oude mens”, de “Adamitische natuur”, of de Nieuwe Mens, “Christus in ons”?
De last afleggen
Het heersen van de zonde (“zonde” = fundamenteel: het doel missen) in ons leven, is een last, en die zouden wij afleggen, schrijft Paulus aan de Hebreeën, in 12 : 1:
Daarom dan ook, …, laat ons afleggen allen last, en (= namelijk) de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is;
De genade zou heersen
Vóór dat wij tot geloof kwamen, heerste de dood in ons oude leven, dat terug te voeren is op Adam. Maar nu, in ons Nieuwe Leven, dat begonnen is toen wij tot geloof in Christus kwamen, heerst de genade, “dien Enen, namelijk Jezus Christus”.
Althans …, mits we dit “heersen van de genade van Christus” ook echt toelaten. Daar hebben we zelf invloed op. Paulus schrijft in Romeinen 5 : 17 en 21:
Want indien door de misdaad van een de dood geheerst heeft door dien enen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus.
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere.
Het oude leven voor dood houden
Willen we de genade van Christus laten heersen (de baas laten zijn) in ons dagelijks leven? Dat kan alleen door dat Nieuwe Leven te leven en het oude leven voor dood te houden. Door het oude leven af te leggen.
Paulus schrijft aan de Kolossenzen, in 3 : 14-17, waarbij wat hij in Efeze noemt “de Nieuwe Mens aandoen”, nu heet “doet aan de liefde”.
Doet aan de liefde
En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.
En de vrede Gods heerse in uw harten, tot welken gij ook geroepen zijt in een lichaam; en weest dankbaar.
Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart.
En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.
Het “aandoen van de liefde” is in de praktijk de actieve gemeenschap met Christus én met degenen die Hem liefhebben. Dat zijn mede-erfgenamen in Christus. Dat is de volmaakte band, die ons als gelovigen bindt, die ons “verbinding” geeft. (Zie studie nr. 92 “Johannes-brieven” op vlichthus.nl)
Vrede en aangenaamheid in het hart
Dat geeft “vrede in het hart”, en die vrede zal dan ook heersen, de baas zijn in ons leven. Logisch, want vers 16 zegt: “Het woord van Christus wone (blijft, verblijft) rijkelijk in u”. Dát geeft “aangenaamheid in uw hart”. En vervolgens is het mogelijk om alles wat wij doen en zeggen (dat is dus leven in de praktijk), te doen “in de Naam van de Here Jezus”.
“Het woord van Christus wone rijkelijk in u”, betekent wel dat we ons open dienen te stellen voor dat Woord, anders kan het er niet eens in komen, laat staan “rijkelijk wonen”. Letterlijk betekent het dat wij Zijn Woord zouden openen, zouden onderzoeken, én aanvaarden natuurlijk .
“Onderzoekt de Schriften; … die zijn het, die van Mij getuigen”, sprak de Here Jezus in Johannes 5 : 39.
De gelovigen te Berea
In welke mate, zegt de Heer er niet bij. We krijgen later wel een indicatie, in Handelingen 17 : 11, waar het gaat over de gelovigen te Berea. Hun dagelijks onderzoeken van de Schrift wordt positief beschreven.
En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren.
Het begint met het “Woord met alle toegenegenheid” (daar kun je voor kiezen) te openen, te horen, te lezen, te ontvangen en te aanvaarden.
Zacht van gemoed
Een gelovige zou “zacht van gemoed zijn”, (Zalig zijn de zachtmoedigen; Mattheüs 5 : 5) zodat de Here Jezus Christus heel eenvoudig Zijn onderwijs in dat zachte, en daarmee ontvankelijke, “gemoed” (verstand, hart, voelen) kan leggen. Jakobus weer, in 1 : 21:
Daarom, afgelegd hebbende alle vuiligheid en overvloed van boosheid, ontvangt met zachtmoedigheid het Woord, dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zaligmaken.
Uw zielen zaligmaken
Het Woord, dat in ons kan komen als wij het “met zachtmoedigheid ontvangen”, kán “uw zielen zaligmaken”. In de Bijbel betekent dit “uw praktische levenswandel”.
Dat kán alleen als we, in diezelfde praktische levenswandel “afgelegd hebbende alle vuiligheid en overvloed van boosheid”, de “oude mens”, onze oude natuur, dus. Doen wij dit, dan zál ons Zaligmaker ook ons in dit duale leven hier op aarde, waarin wij nu nog zowel in de oude mens én in de Nieuwe Mens actief zijn, zalig maken. Dat betekent in ieder geval: geschikt om God te dienen.
Onze Hogepriester
Het “tegenwoordige werk van Christus” is, dat Hij onze Hogepriester is, Die ons in staat stelt God te dienen, zelfs met gebruikmaking van ons vleselijk lichaam. (Romeinen 12) Uiteraard kan dat dienen alleen in de Nieuwe Mens, want voor God is de oude mens al lang geleden aan het kruis van Golgotha gestorven. Het is Christus – Hij alleen – Die ons “volkomenlijk zalig kan maken”.
Hebreeën 7 : 24, 25 en 10 : 22
Maar Deze, (Christus) omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap.Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden.
Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.
Het kwaad niet meer weten
Waar wij “de oude mens afleggen” en “de Nieuwe Mens aandoen”, is het de Here Jezus Christus, onze Hogepriester naar de ordening van Melchizédek, Die onze harten reinigt, zodat we “het kwaad niet meer weten”, in ieder geval niet mee bezig zijn, in de zin dat het over ons heerst. Alleen zo kunnen wij tot God naderen en Hem dienen.
Dat is dus het werk van de Heer Zelf en niet het onze!
Als we toch van mening zijn dat we onze oude mens moeten verbeteren, of dat we zelf in staat zouden zijn “onze harten te reinigen”, dan passeren we daarmee de Here Jezus Christus, de Hogepriester en Middelaar van het Nieuwe Verbond. Dat kan uiteraard nooit de bedoeling zijn. Dat is helemaal fout en daar mogen we zeker over nadenken alvorens dit soort pogingen te wagen.
Hebreeën 8 : 6
En nu heeft Hij (Christus) zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
Dus: doe de Nieuwe Mens aan en leg af de oude mens!