Les 53 – Het Boek Daniël

Les 53 – HET BOEK DANIËL

VRAGEN VOOR ZELFSTUDIE (Les 53)

  1. Onder welke naam is Daniël bekend onder de profeten?
  2. God zond Daniël naar Babel om de heidenen een grote waarheid te leren. Welke?
  3. Noem minstens zeven goede eigenschappen van Daniël.
  4. In welke opzichten is Daniël een type van Christus?
  5. Wanneer begonnen “de tijden der heidenen”?
  6. Wanneer zullen zij eindigen?
  7. Welke wereldmachten worden getoond in het visioen van Nebukadnezar?
  8. Welke is de laatste van de vier grote wereldrijken?
  9. Wanneer wordt het “Koninkrijk der hemelen” opgericht?
  10. Waar is in het boek van Daniël sprake van de antichrist?
  11. Geef met uw eigen woorden een verklaring van Daniël 2.
  12. Geef met uw eigen woorden een verklaring van Daniël 7.

A. DE PERSOON VAN DANIËL

I. ZIJN PLAATS ONDER DE PROFETEN

Daniël is bekend als de profeet van de “tijden der heidenen”. Terwijl de andere profeten hoofdzakelijk tot Israël profeteerden, en een enkele maal ook tot andere volken, heeft Daniël geen enkele boodschap voor Israël. Wel staan er in zijn boek dingen betreffende Israël. Maar hoewel hij bij gelegenheid spreekt namens zijn volk (Daniël 9:5 e.v.), spreekt hij zijn volk nergens aan. Hij heeft alleen te maken met de heidenen. 

Eerst ontmoeten wij hem aan het hof van de koning van Babel, later krijgt hij visioenen over de toekomst, maar nooit zegt hij iets tot of over de Joden in Babel. In de voorgaande profetische boeken zijn we bekend gemaakt met het gewichtige feit dat God het volk, dat Hij als Zijn getuige op aarde verkoren had, tijdelijk terzijde gesteld had. Maar zij hadden hun onwaardigheid voor deze hoge opdracht zó duidelijk bewezen, dat God de wereldheerschappij in de handen van de heidenen legde. Israël had de kans gehad de opperste regerende natie van de wereld te worden.

In het wonderbare hoofdstuk 28 van Deuteronomium heeft God onder meer, maar alleen op voorwaarde van gehoorzaamheid, beloofd dat Hij Israël tot een hoofd” zou stellen van alle volken (vs. 12, 13). Maar die éne voorwaarde van gehoorzaamheid wilden zij niet volbrengen. Toen dat duidelijk was gebleken, gaf God de macht die Hij aan Israël had willen geven, in handen van anderen. 

Babel was de eerste heidense natie waaraan God de wereldmacht gaf en Hij liet toe dat Nebukadnezar de Joden overwon en Jeruzalem innam. Op de dag dat God Jeruzalem aan Nebukadnezar overleverde, begonnen “de tijden der heidenen”, vermeld in Lukas 21:24.

Nu God de wereldheerschappij aan Babel had gegeven, zond Hij Daniël naar het hof van de koning, om Hem daar te vertegenwoordigen en om de koning Zijn wil aan te zeggen. Want zowel de heidenen als de Joden moesten leren dat het behoud van macht en zegen afhankelijk is van gehoorzaamheid aan God.

Zo was dan het levenswerk van Daniël om de heidenvolken de gebeurtenissen aan te zeggen, die onder hen zouden plaats hebben gedurende “de tijden der heidenen”, dat is de tijd, waarin de politieke heerschappij in handen is van de heidenen. Deze tijd is begonnen in 606 vóór Christus en zal eindigen bij Zijn wederkomst in heerlijkheid.

II. ZIJN PERSO0NLIJKE GESCHIEDENIS

Daniël was van adellijke afkomst, misschien een afstammeling van koning Hizkia en volgens de profetie (2 Koningen 20:17, 18; Jesaja 39:7; Daniël 1:3) is hij als jongen met drie andere jongemannen van adel naar Babel gevoerd. Deze vier knapen waren schoon van uiterlijk, van hoge afkomst, intelligent en welopgevoed (1:4) en het is niet te verwonderen dat Nebukadnezar hen had uitgekozen om tot zijn dienst te worden opgeleid. Hij heeft verandering gebracht in hun verblijfplaats, hun taal, hun namen, hun bezigheden en hun voedsel, maar hun karakter kon hij niet veranderen. Hij zou ondervinden dat hun karakter onder alle omstandigheden zou blijven uitblinken.

Zij kregen namen die afgeleid waren van de Babylonische goden, maar zij waren niet van plan die goden te aanbidden en dachten er niet over te gaan leven zoals de Babyloniërs. Zij waren overtuigde aanbidders van God en vastbesloten dit te blijven. De koning wilde van deze Hebreeërs wijze mannen maken en wilde dit op wereldse wijze volbrengen. Maar Daniël ging Gods weg. Zie het resultaat in 1:19, 20. De wijsheid van God gaat altijd verre uit boven de wijsheid van de wereld. Daniël en zijn vrienden stegen snel op de politieke ladder van Babel (zie 2:48, 49; 3:30; 5:29; 6:2-4), maar hun succes veroorzaakte grote jaloersheid onder de andere officiële personen en dezen smeedden een geraffineerde samenzwering tegen Daniėl (Daniël 6).

Wat een lof zwaaiden deze mensen onbewust Daniël toe, toen zij zeiden: “Wij zullen tegen dezen Daniël geen gelegenheid vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in de wet zijns Gods” (vs. 6). Tevergeefs hadden zij geprobeerd een fout te vinden in zijn bestuur, zodat er kans bestond dat Daniël zou worden aangesteld tot bestuurder over het gehele gebied van Babylon en dat moest verhinderd worden. Nu kwamen zij tot de conclusie, dat als zij een geschil konden veroorzaken tussen de koning Darius en de Heere, Daniël stellig de zijde van de Heere zou kiezen. En zo konden zij zijn val bewerken.

Daniël had een lang en nuttig leven. Hij profeteerde vanaf Nebukadnezar tot Cyrus (Kores) (2:27 en 6:29). Hij was een tijdgenoot van Jeremia en Ezechiël, van Ezra en Zerubbabel en ook van Josua, de hogepriester van de terugkeer in het land.

II. ZIJN KARAKTER

Het is voor iedereen zeer de moeite waard studie te maken van het karakter van Daniël. Hij is een voorbeeld, dat tot in bijzonderheden dient te worden nagevolgd. Hij is een van de weinigen waarover alleen goede dingen worden vermeld. En hij schijnt in het Oude Testament de tegenhanger te zijn van Johannes in het Nieuwe Testament, want tot drie maal toe wordt hij de “zeer gewenste man” genoemd (9:23; 10:11, 19).

1. Vastberaden
De meest opvallende karaktertrek van Daniël is wel zijn vastberadenheid. Hij had zich voor-genomen zich niet te verontreinigen en zich verre te houden van alles wat in Gods ogen onrein was. Dit vaste besluit van Daniėl is de sleutel tot zijn gehele leven. Van het begin tot het einde heeft hij onwankelbaar volhard in wat hij zich had voorgenomen te doen.

2. Wijs, tactvol en hoffelijk
Van deze eigenschappen kunt u een illustratie vinden in 1:8, 11-13. Hij dwong niets af, maar “verzocht” beleefd aan de overste der hovelingen een tiendaagse proef te nemen met ander voedsel.

3. Kennis van de Schrift
Daniël maakte een gedegen studie van het Woord van God, met name van de boeken van Mozes (zie 9:11-13).

4. Dapper
Hij aarzelde niet de meest trotse koning van de wereld een vernedering aan te zeggen die zijn weerga niet kent in de geschiedenis (4:19-26). Hij had de moed de eetzaal van een brassende koning binnen te gaan, om hem aan te zeggen dat het uur van zijn ondergang was aangebroken (Daniël 5).

Hij ging rustig naar zijn kamer, om voor het open venster ten aanzien van zijn loerende vijanden neer te knielen voor zijn geregeld gebed (Daniël 6). Zij hadden volkomen gelijk gehad met te veronderstellen dat hij niet zou wankelen in zijn trouw aan God. Zelfs de woedende, hongerige leeuwen ging hij moedig en kalm tegemoet met hetzelfde vertrouwen op God als tegenover zijn kwaadaardige politieke vijanden.

5. Bescheiden en nederig
Ook Daniëls nederigheid moeten we niet over het hoofd zien. Hij schreef de verklaring van de droom helemaal niet aan zichzelf toe, maar gaf God al de eer (2:28-30).

6. Geloof en behoefte aan gebed
De grootste van Daniëls deugden was zeker wel zijn onwankelbaar geloof in God en zijn wonderbaar gebedsleven. Een sterk bewijs van zijn grote geloof vindt u in 2:13-28 en betreffende zijn gebedsleven 6:11. Merk op, dat zijn gebed was: gelovig, eerbiedig, dagelijks op vaste tijden. Juist daardoor was het in tijden van gevaar zo effectief. Men moet niet denken dat men veel resultaat zal bereiken wanneer men alleen bidt als men in nood of gevaar is. Verlossing of bevrijding zal alleen het gevolg zijn van een leven van gebed.

IV. DE TIJD WAARIN HIJ LEEFDE

Er zijn belangrijke perioden geweest in de wereldgeschiedenis, maar de tijd waarin Daniël leefde en profeteerde is wel een van de merkwaardigste, zowel van menselijk als van Goddelijk standpunt uit gezien. Het was immers juist het begin van die nieuwe orde van zaken, die in de Schrift wordt aangeduid als “de tijden der heidenen” (Lukas 21:24). Het is van belang twee dingen in het oog te houden:

  1. Wat betekent de uitdrukking “tijden der heidenen”?
  2. Wanneer begon deze periode en wanneer eindigt zij?

Hoewel wij op de voorgaande bladzijden al enige malen hierover geschreven hebben, willen wij om reden van belangrijkheid nog even herhalen:

  1. De “tijden der heidenen” zijn die periode in de geschiedenis waarin de Davidische troon in Jeruzalem vacant is en de werelddominantie gelaten is aan de heidenen.
  2. Zij zijn begonnen bij de Babylonische ballingschap van Juda onder Nebukadnezar en zij zullen eindigen bij de wederkomst van Christus in heerlijkheid.

“Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden,
totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn” (Lukas 21:24).

God had de wereldheerschappij aangeboden aan Israël (Deuteronomium 28), maar Israël wilde niet voldoen aan die voorwaarde en daarom nam God in 606 vóór Chr. de mogelijkheid van de wereldheerschappij weg van Jeruzalem en gaf die aan de heidenen, met name aan Babel.

Nebukadnezar was de eerste heidense wereldheerser, die Israël geheel ten onder bracht. Andere koningen hadden hen wel voor een tijd schatplichtig gemaakt, maar Nebukadnezar voerde het volk weg en maakte hun land tot één geheel met zijn eigen gebied. Wij zien in dit boek hoe Nebukadnezar dit aanbod van God heeft aanvaard en hoe ook de latere wereld-heersers gehandeld hebben met de gave van de wereldmacht. Altijd hebben zij die misbruikt tot hun eigen grootheid en hoogmoed en nooit tot verheerlijking van Hem, Die hun deze macht had gegeven.

Wanneer wij Gods handelen met de Joden in ballingschap goed nagaan, zien wij dat Gods doel met deze verbanning is geweest het volk af te brengen van hun afgoderij. De Joden waren nu in een land, dat bekend was door zijn vele afgoden, zoals hun voorvaderen in het afgodische Egypte waren geweest. In Egypte had Jehovah door een reeks wonderen getoond niet vergeleken te kunnen worden met hun goden. Hij had vooral Zijn grote macht getoond, omdat die het verduisterde heidense verstand aanspreekt. Zo lezen we in het boek Daniël weer hoe God Zijn onbeperkte macht openbaart tegenover de machteloosheid van de Babylonische afgoden. Zo tracht Jehovah Zijn volk te bewegen Hem alleen te dienen. God had Juda nationaal onteigend, maar individueel konden zij te allen tijde rekenen op Zijn tegenwoordigheid, wijsheid, raad en bescherming op de eenvoudige voorwaarde die Hij van oudsher gesteld had: gehoorzaamheid aan Zijn Woord.

V. ZIJN ROEPING

Ons wordt niet meegedeeld, dat Daniël een speciale roeping heeft ontvangen, maar de omstandigheden waarin hij geplaatst werd en de grote behoefte, die er was aan een woordvoerder voor God, mogen wij wel beschouwen als een bewijs van zijn roeping.

B. HET BOEK VAN DANIËL

I. INLEIDING

Daniël was evenals Ezechiël een slachtoffer van de ballingschap. Hij was van koninklijken bloede (1:3) en wegens zijn hoge afkomst en zijn aantrekkelijk uiterlijk (vs. 4) werd hij aangewezen om opgeleid te worden voor de paleisdienst. Van die tijd af tot zijn dood in het derde jaar van Cyrus (in de Bijbel Kores genoemd) leidde hij te midden van de verdorven atmosfeer van een oosters hof, een buitengewoon vroom en nuttig leven. Dat het boek Daniël werkelijk door hemzelf geschreven is, wordt niet alleen in het boek zelf bevestigd, maar ook door onze Heer (Mattheüs 24:15). Hij was een tijdgenoot van Jeremia, van Josua de hogepriester van de terugkeer, en van Zerubbabel.

II. ALGEMENE OPMERKINGEN

Het boek Daniël is de onmisbare inleiding tot de profetie van het Nieuwe Testament. Deze laatstgenoemde geeft de beschrijving van de afval in de laatste dagen, het optreden van de antichrist, de Grote Verdrukking, die onmiddellijk voorafgaat aan de wederkomst des Heeren, de opstandingen en de oordelen. Al deze onderwerpen, behalve de eerste, worden in Daniël behandeld. Bovendien omspant zijn profetie de gehele periode van de heerschappij van de heidenen op aarde, vanaf Nebukadnezar tot de uiteindelijke vernietiging van de heidense overheersing en het oprichten van het Messiaanse Rijk.

Zo blijkt dan dat Daniël alleen staat te midden van de profeten, daar hij als voornaamste en centrale boodschap heeft: het beschrijven van de loop der wereldgeschiedenis. Bij de andere profeten worden de heidenen alleen genoemd in verband met Israël. Daniël geeft de loop van de overheersing van de wereld door de heidenen, alsook het karakter en het einde daarvan.

III. INDELING EN BEKNOPTE INHOUD

  1. Inleiding en persoonlijke geschiedenis van Daniël – Daniël 1:1-21
  2. Nebukadnezars droom van het kolossale beeld – Daniël 2:1-3:30
    1. De vergeten droom en de falende astrologen en magiërs – Daniël 2:1-12
    2. De openbaring van de droom en zijn uitleg aan Daniël – Daniël 2:13-26
    3. De droom en zijn verklaring – Daniël 2:27-45 
  1. Het gouden hoofd: Nebukadnezar en zijn monarchie. Let wel, dat het de God des hemels is, Die de scepter uit handen neemt van de nakomelingen van David en die in handen geeft van de heidenen. Nu beginnen de “tijden der heidenen”, die zullen voortduren “totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn” (Lukas 21:24). Uit Schriftplaatsen als Handelingen 15:14, 15; Romeinen 11:25, 26 blijkt dat de tijden der heidenen zullen duren tot het lichaam van Christus, de Gemeente, compleet is, als de “Verlosser uit Sion” verschijnt, om het koninkrijk van David op te richten.
  2. De borst en de armen van zilver: Dit is het koninkrijk “lager dan dat van Nebukadnezar”, nl. het Medo-Perzische rijk.
  3. De buik en de dijen van koper: Het Griekse rijk onder Alexander de Grote, “dat heersen zal over de gehele aarde”.
  4. De benen van ijzer: het Romeinse rijk, hard als ijzer, “dat alles vermaalt en verbreekt”. Merk op, dat er meer bijzonderheden worden gezegd over dit vierde wereldrijk, dan over al de andere, en wel juist omdat het het laatste is. Het is in tweeën verdeeld. Zo is ook het Romeinse rijk in tweeën gescheurd: het Oosterse deel met Constantinopel en het Westerse deel met Rome als hoofdstad. Later valt het nog verder uiteen (de tien tenen).

    De voeten en tenen zijn van een mengsel van ijzer en leem, hetgeen wijst op de ontaarding van het rijk. Zo valt dan de eens gecentraliseerde uiteen. In de toekomst zal er een bond van tien rijken ontstaan. Het zal steeds verder ontaarden, totdat de Grote Steen alles zal vernielen en het “Koninkrijk der Hemelen” zal worden geopenbaard, het Koninkrijk van Christus, het Messiaanse Rijk, het Koninkrijk van de Steen.
  5. De Steen zonder handen afgehouwen: Jezus Christus bij Zijn verschijning in heerlijkheid. Merk op, dat het einde niet komt door langzame en vreedzame penetratie, maar door ontzettende rampen en vernietigingen. De heidense overheersing eindigt met één slag. De Steen (Christus) wordt een grote berg (wereldmacht) en vervult de aarde (Daniël 2:31-45).
  6. De hoogmoed van Nebukadnezar – Daniël 2:46-3:30. Dit gedeelte heeft geen commentaar nodig.
  1. De droom over de boom en zijn gevolgen – Daniël 4

Voor zover van toepassing op de persoon van Nebukadnezar verklaart dit gedeelte zichzelf, maar is dan nauwelijks van enige betekenis. De grote betekenis van deze droom schuilt hierin, dat wordt geprofeteerd dat Babel weliswaar in zeker opzicht zou ten onder gaan, maar na zeven tijden zou hersteld worden als “de grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde” (Openbaring 17:18).

  1. De hoogmoed van Belsazar – Daniël 5
  2. Daniëls geschiedenis tot de troonsbestijging van Cyrus – Daniël 6
  3. Daniëls visioen van de vier dieren – Daniël 7

Dit is een herhaling van de droom van Nebukadnezar van het grote beeld, uitgebreid met meer bijzonderheden. Het gaat dus weer over de vier heidense wereldmachten. Het kenmerkende verschil is dat het visioen van het beeld de uiterlijke verschijning van die wereldmachten tekent en dat van de vier dieren meer hun karakter. Het gezag dat de heidenen uitoefenen, berust op roofzucht, zelfzucht en wreedheid.

De geschiedenis van de wereld sedert Nebukadnezar is een geschiedenis van oorlogen. Een zee van mensenbloed is er gevloeid. De meeste wereldmachten hebben een roofdier of een roofvogel in hun wapenschild. De “grote zee” is in de beeldspraak van de Schrift altijd een symbool van de totale mensheid (Openbaring 17:15).

  1. het dier als een leeuw is Nebukadnezar, het rijk van Babel;
  2. het beest als een beer is het Medo-Perzische rijk;
  3. het dier als een luipaard is de heerschappij van Alexander de Grote: het Griekse rijk, dat later in vier delen uiteenvalt: de “vier koppen” (vs. 6);
  4. het dier met de ijzeren tanden stelt het Romeinse rijk voor. Evenals bij de droom van het beeld, wordt ook hier de meeste aandacht besteed aan het laatste rijk. Het beeld had tien tenen, en het vierde dier had tien hoornen, waarmede volgens vs. 24 tien koningen of rijken bedoeld worden.

    Men heeft veel moeite gedaan om na te gaan hoe deze tien tenen of hoornen kunnen worden toegepast op het voormalige Romeinse rijk. Maar dat is nutteloos, omdat deze profetie nog vervuld moet worden. Ook bij de komst van Christus op aarde was het Romeinse rijk niet verdeeld onder tien koningen. Maar volgens het visioen van het beeld zal de Steen, zonder handen afgehouwen, tegen de voeten van het beeld slaan en dit komt overeen met het visioen van het vierde dier met zijn tien hoornen, dat onmiddellijk wordt opgevolgd door het rijk van de “Oude van dagen” (vs. 13).

    De tien koningen, voorgesteld door tien tenen en tien hoornen, zijn dus tien toekomstige vorsten of rijken. En nadat de Steen dit rijk vernietigd heeft, zal het rijk opgericht worden van “de heiligen des Allerhoogsten” (N.B.G., vs. 22), d.i. het zichtbare Koninkrijk Gods.
  1. De kleine hoorn (vs. 8, 24-26) is een elfde koning, die uit de tien zal opkomen en drie van hen zal verslaan. Deze “kleine hoorn” is de verschrikkelijke “wetteloze” van 2 Thessalonicenzen 2:1-10 en “het beest” van Openbaring 13:1-8. Dit schepsel zal, nadat het drie van de tien koningen heeft verslagen, door de anderen als keizer worden erkend en zo het laatste, heidense, wereldrijk tot stand brengen.

    Het is de persoon, die “in de tempel Gods als een god zal zitten” (2 Thessalonicenzen 2:4), die in Daniël 11:31 “een verwoestende gruwel” genoemd wordt (zie ook Daniël 12:11; Mattheüs 24:15).
  1. Deze kleine hoorn, “de mens der wetteloosheid, het beest uit de zee”, zal oppermacht hebben, totdat de “Oude van Dagen” komt en “het koninkrijk geven zal aan de heiligen des Allerhoogsten” (vs. 21-27).
  1. De ram en de geitebok – Daniël 8:20-25

De ram met zijn twee hoornen is het Medo-Perzische rijk (vs. 20); de geitebok is het Griekse rijk van Alexander de Grote (vs. 21). Dit laatste rijk zal in vier delen uiteenvallen (de vier horens van vs. 8). Uit één van deze vier rijken zal “een kleine hoorn” voortkomen, die wij vanzelfsprekend in verband zien met de “kleine hoorn” van Daniël 7. Wij moeten wel concluderen dat deze vorst, die zou voortkomen uit één van de vier delen van het rijk van Alexander de Grote, minstens een voorloper en schaduw is van de laatste vreselijke “kleine hoorn” van Daniël 7; 2 Thessalonicenzen 2 en Openbaring 13.

Deze “kleine hoorn” van Daniël 8 was Antiochus Epíphanes (175 vóór Chr.), de genadeloze vervolger der Joden uit de heldentijd van de Makkabeeën en de eerste “gruwel der verwoesting op de heilige plaats”. Hij ging de tempel in, offerde een zwijn op het altaar en ontheiligde het Heilige der Heiligen. Dat dit alsnóg een vervulling zal hebben, blijkt uit de woorden van de Heer in Mattheüs 24:15, die tweehonderd jaar na Antiochus Epiphanes werden uitgesproken.

  1. Daniëls gebed en de profetie van de zeventig weken – Daniël 9

Dit zijn “jaarweken”, dus zeventig weken van elk zeven jaar. Binnen deze jaarweken moet er een einde komen aan de tuchtiging van Juda en moet het als natie hersteld zijn in eeuwige gerechtigheid (vs. 24). De zeventig weken zijn verdeeld in 7, 62 en 1 (vs. 25-27), waarbij met jaren van 360 dagen wordt gerekend.

  1. In de 7 weken – 49 jaar – zal Jeruzalem herbouwd worden “in benauwdheid der tijden” (vs.25). Dit is vervuld in de tijd van Ezra en Nehemia.
  2. 62 weken – 430 jaar daarna, zal de Messias “uitgeroeid” (letterlijk “afgesneden”) worden. Dit is vervuld na de zogeheten “intocht in Jeruzalem” door de kruisiging van de Heere Jezus. Hierop volgde de verwoesting van Jeruzalem en vanaf die gebeurtenis tot het einde zullen er oorlogen zijn (Mattheüs 24:6, 7).
  3. Vers 27 handelt over de laatste jaarweek. De “hij” van vs. 27 is “de vorst die komen zal” van vs. 26, wiens volk de tempel heeft verwoest, A.D. 70. Hij is dezelfde als de “kleine hoorn” van hoofdstuk 7 (zie punt hierboven). Hij zal een verbond sluiten met de Joden betreffende Jeruzalem, en daarmee vangt de laatste jaarweek aan. Maar midden in die 7 jaren zal hij Daniël 12:11 en 2 Thessalonicenzen 2:3, 4 in vervulling doen gaan.

    Tussen de 69-ste week, toen de Messias werd afgesneden (uitgeroeid) en de 70-ste jaarweek, waarin de “kleine hoorn” van Daniël 7, “de mens der wetteloosheid” van 2 Thessalonicenzen 2, “het beest uit de zee” van Openbaring 13 zal optreden, ligt het gehele tijdperk van de Gemeente.
    Het is een tussentijd, die de oudtestamentische profeten niet gedetailleerd hebben gezien (Efeze 3:1-10; 1 Petrus 1:10, 11). Wanneer die 70-ste jaarweek zal ingaan, is niet bekend. Het tweede deel daarvan is de tijd van de “grote verdrukking” (Mattheüs 24:15-28), “een tijd van grote benauwdheid” (Daniël  12:1), “de ure der verzoeking” (Openbaring 3:10).
  1. Daniël en het visioen der heerlijkheid – Daniël 10
  1. Profetie over de nabije toekomst der koninkrijken – Daniël 11, 12

De geest der profetie keert hier weer terug naar wat meer betrekking heeft op de naaste toekomst van het rijk, waarin Daniël een zo belangrijke persoon was. 

Nog drie koningen zullen over Medo-Perzië regeren. Dan komt Alexander, de “geweldige” (vs. 3) van Griekenland (Macedonië). Zoals reeds voorzegd, zal zijn rijk uiteenvallen in vier delen. De onlusten waarmee dit gepaard zal gaan, worden beschreven tot vs. 21. 

Dan komt de geschiedenis van Antiochus Epiphanes tot vs. 36. Zijn verontreiniging van de tempel wordt opnieuw vermeld. Vanaf vs. 36 volgt dan de beschrijving van het optreden van de “kleine hoorn”, de “mens der wetteloosheid” en het “beest uit de zee”. Na de schending van het heiligdom zal hij zijn paleis bouwen in Jeruzalem (11:45). Dan volgt de “grote verdrukking” (12:1). Verder geeft Daniel nog een tijdsduur aan: vanaf de “gruwel der verwoesting” worden 1290 dagen geteld, d.i. tot een hier niet nader beschreven tijdstip van 30 dagen voorbij de zeventigste jaarweek. En daarna nog eens 45 dagen.

Korte samenvatting:

Vier wereldrijken zullen opkomen en vergaan. Maar voordat Rome tot het hoogtepunt van zijn macht is gekomen, treedt in de delen van het rijk van Alexander de Grote een schaduwbeeld op van de grote tegenstander, de antichrist, namelijk Antiochus Epiphanes. Maar ook die gaat ten onder. De Messias verschijnt en wordt “uitgeroeid” (afgesneden). 

Nu volgt een tussentijd, die Daniël niet heeft gezien, namelijk de bedeling van de Gemeente. Voor de wereld is dit een periode van oorlogen en rampen. Tenslotte ontstaat een federatie van 10 rijken met aan het hoofd een schrikbarend schepsel, de grootste plaag en tiran, die de wereld ooit gehad heeft. Maar door de Steen, zonder handen afgehouwen, wordt hij geveld. De Messias zal heel het kunstig samenstel van de heidense wereldregering vernietigen. Het nieuwe rijk van de “God des hemels”, het rijk van de “heiligen des Allerhoogsten”, het duizendjarig vrederijk, zal opgericht worden.

IV. SLEUTELVERS

Als sleutelvers van het boek Daniël kunnen wij nemen hoofdstuk 7:13-14.

“En ziet, er kwam Eén met de wolken des hemels, als eens Mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van Dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.”

Het “sleutelwoord” is “Koning” – 183 maal of “Koninkrijk” – 55 maal.

V. TYPOLOGIE

1. Daniël een type van Christus

De geschiedenis en het karakter van Daniël hebben grote overeenkomst met die van Jozef. Beiden zijn wonderbare schaduwen van Christus.

  1. Daniëls naam betekent: “God is mijn Rechter”. Vergelijk 1 Petrus 2:23.
  2. Daniël had een zeer verheven karakter. Wij vinden geen enkele zonde van hem opgetekend. Toen zijn vijanden iets tegen hem zochten en hem met arendsogen bespiedden, konden zij niets tegen hem vinden. De haters van Christus verging het hetzelfde.
  3. Daniël was bemind van God in bijzondere zin des woords. Hij werd aangesproken als “zeer gewenst man”. Het woord “bemind” betekent: “geliefd” en herinnert ons aan de uitroep des Vaders: “Deze is Mijn geliefde Zoon”.
  4. Daniël werd gehaat door de goddelozen. Hoe heiliger een mens is, hoe meer hij gehaat wordt. De vlekkeloze Heiland is meer gehaat dan ooit een ander.
  5. Daniël werd in de kuil geworpen. De vijanden wierpen ook de Grote Profeet in de kuil van het graf. Zoals Daniëls kuil verzegeld werd, zo werd ook het graf van Christus verzegeld. Maar beide zegels konden niet blijvend sluiten.
  6. Daniël werd opgetrokken uit de kuil en kwam tot hoge eer. Christus stond op uit de doden en heeft een Naam ontvangen boven alle naam. Verder denke men nog aan zijn trouw, heiligheid, moed, gebedsleven, enzovoorts, en men zal moeten toestemmen dat we in Daniël een zeer treffend type hebben van de Grote Profeet, onze Heere Jezus Christus.
  7. Men denke tenslotte nog aan Daniëls vurige liefde voor Israël. Hoewel hij zo hoog was geklommen tot eer en macht, vergat hij de smaad van de ballingen niet. Hij bad voor hen. Christus is Israëls Voorbidder en zal eens Israëls Verlosser zijn.

2. De vurige oven, een beeld van de Grote Verdrukking

De Heer had bij monde van Jesaja gezegd dat Israël niet verteerd zou worden, als zij door het vuur zou gaan (Jesaja 43:2). In Daniël zien wij dat God ook daarin een Waarmaker van Zijn Woord is. Wij hebben in die enerverende geschiedenis een voorbeeld van hetgeen eens het gelovig overblijfsel overkomen zal onder het bewind van de antichrist in de Grote Verdrukking.

  1. Er was een beeld opgericht, dat stond in het teken van het getal van het beest. Vergelijk hetgeen in het tweede deel van Openbaring 13 staat opgetekend van een ander beeld.
  2. De toen bekende wereld kwam door haar hoogwaardigheidsbekleders bijeen om het beeld in te wijden. Er was vreugde in Babel. Die zal er blijkens Openbaring 13 ook zijn in de dag, waarop de twee beesten de wereld regeren.
  3. Er werd een wereldwet uitgevaardigd van deze tirannieke inhoud: “Wie zich niet ter aarde nederwerpt en aanbidt … zal in de brandende vuuroven geworpen worden”.
    De staten streven naar staats-almacht en de wijsheid raakt met de dag meer zoek, en zal in die boze tijd geheel van de baan zijn.
  4. Er was hier sprake van fel antisemitisme, Jodenhaat. De Jodenhaat onzer dagen is een belangrijk teken des tijds. Israël zal het in de eindtijd hard te verduren hebben. Het zal dan zijn “de dag van Jakobs benauwdheid” (Jeremia 30:7).
  5. De getrouwe Joden kwamen in het vuur terecht, maar zij werden niet verteerd. God hield Zijn Woord ten opzichte van hen, nu zij aan dat Woord vasthielden. De engel uit de hemel kwam om hen te redden niet uit, maar in het vuur.
  6. Na de wonderbare verlossing kwam het trouwe overblijfsel tot hoge eer en heerlijkheid. Alles liep uit op de verhoging van de God van Israël over alle goden. Dit zal eens op veel grotere schaal geschieden met de Christus Gods, Die als de Koning en de God van Israël verheerlijkt zal worden door alle volkeren en voor Wie alle koningen zich zullen nederbuigen.

Tenslotte

De diverse profetieën en hoofdstukken van Daniël zijn in zeer hoge mate parallel en verklaren daarmee elkaar. Maar men moet zich realiseren dat al deze profetieën op één of andere wijze een sprong maken, vanuit wat inmiddels historie is, naar de toekomst. Dat is omdat de tegenwoordige “bedeling der verborgenheid” verborgen moest blijven. Denk aan de chronologische breuk tussen de 69-ste en 70-ste week!

Dit verklaart dat met name Daniël 3 en Daniël 7 niet verder komen dan “ijzer” en het “vierde dier”, nl. het Romeinse Rijk. Dat in de praktijk dit rijk nog een opvolger zou hebben, waarvan niet Rome maar Babel de hoofdstad zou zijn, wordt niet door Daniël, maar door Mattheüs geopenbaard! En dat is één van de redenen waarom dat laatste Bijbelboek nodig was en die naam draagt.



Naar Les 54 – Het Boek Haggaï