22 Bijbelverzen met “de God en Vader, Heere Jezus Christus”

22 Bijbelverzen met “de God en Vader, Heere Jezus Christus”. Er zijn in het Nieuwe Testament 22 Bijbelverzen met daarin klip en klaar de verklaring dat de Here Jezus Christus de Vader is van de gelovigen in Hem. Dat zijn op dit moment alle gelovigen vanaf de opstanding van de Here Jezus en Zijn aanstelling tot Christus en Zijn erven van de Naam Jehovah, de Hoogste Naam die er is. 

De Here Jezus Christus is Vader – Levengever – omdat Hij de Eerste van de Nieuwe Schepping is en een ieder die Hem in die Nieuwe Schepping volgt, heeft dat Nieuwe Leven van en in Christus ontvangen. 

Vanaf Zijn opstanding wordt de Here Jezus Christus de Vader van alle gelovigen in Hem. Dat is één van de wijzen waarop de verhoudingen tussen God – want dat is de opgestane Here Jezus Christus – en Zijn wedergeboren kinderen (later “zonen”) Gods aan ons getoond wordt in de Bijbel.

De drie-eenheidsleer

De Bijbel leert dat de Vader God is. Dat zal niemand bestrijden, maar vreemd genoeg wordt wel volop bestreden dat de Here Jezus Christus de Vader is, bijvoorbeeld door degenen die de drie-eenheidsleer (die in de Bijbel niet voorkomt…) aanhangen. Zij hebben het dan alleen over de Zoon. De Zoon kan niet de Vader zijn, is de gedachte. Het moeten er dus wel twee zijn, waarna de niet te begrijpen leer van de drie-eenheid volgt. 

Dat Eén Wezen Gods meerdere “functies”, hoedanigheden, rollen e.d. kan aannemen en uitvoeren, komt kennelijk niet in hun op. Terwijl dat helemaal niet vreemd is. Wij als mensen doen niet anders. Zo ben ik man van …, vader, zoon, buurman, klant, opdracht-gever, ingezetene van de gemeente waar in ik woon, vriend en noem maar op. Maar toch ben ik steeds dezelfde, één wezen namelijk. 

Daarnaast was het in Jesaja 9 : 5 al aangekondigd dat de Verlosser zou komen en dat Hij “meerdere hoedanigheden” zou meebrengen:

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;

Van deze Verlosser, de Heiland, die gegeven zou worden, wordt gezegd dat Hij zou zijn:

  1. Kind (bij Zijn geboorte)

      En dit werd/ontving Hij vanaf Zijn opstanding:

  1. Zoon (= Erfgenaam)
  2. Heerschappij hebbende (over alles; Mattheüs 28 : 18)
  3. De Wonderlijke Naam (Jehovah)
  4. Raad
  5. Sterke God
  6. Vader in de eeuwigheid (voor altijd) (in de Nieuwe Schepping) 
  7. Vredevorst (Koning in Zijn Koninkrijk)

De Jehovah’s Getuigen

De Jehovah’s Getuigen kennen Jezus Christus (“Here” of Jehovah als onderdeel van de volledige Godsnaam kennen zij niet) ook alleen als de zoon (inderdaad met kleine letter “z”). Hij is in hun leer – als wezen, als “biologische entiteit” – het eerste dat God (die bij hen alleen de Naam Jehovah draagt) geschapen heeft. De leer is vervolgens dat God via deze Jezus Christus, alle “andere dingen” geschapen heeft. Dat leert de Bijbel niet, maar wel de eigen Jehovah’s Getuigen-versie, die we kennen als Nieuwe Wereldvertaling (NWT). Het wachttorengenootschap (WTG) heeft schaamteloos Gods Woord aangepast (door het invoegen van het woord “andere”) om een eigen dwaalleer overeind te kunnen houden.

Kortom: In de Bijbel is de Heere Jezus Christus: God, Vader, Zoon, Heilige Geest, Geest, Geest Gods, Hogepriester van het Nieuwe Verbond, het Lam, dat staat als geslacht, de Eerste en de Laatste, de Alfa en de Omega, de Koning, de Heer der heren, om er maar een paar te noemen. Allemaal “uitgevoerd” door dat Ene Wezen, want er is één Ware God, leert de Bijbel al in het begin. De apostel Paulus wijst er op in 1 Korinthe 8 : 4 en 6 dat er:

… geen ander God is dan één.

Nochtans hebben wij één God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem;

Paulus heeft het over “wij”. Dat zijn uiteraard de gelovigen van toen en nu. Daarvan wordt gezegd dat deze Ene, onze God, onze Vader is. Logisch ook, want er staat “uit Welken alle dingen zijn”.  “Welken” is oud-Nederlands voor “de Welke”; enkelvoud, want het slaat op “één God”, waarvan gezegd wordt, omdat het om “totstandkoming” / “voortbrengen” gaat, dat die God de Vader is. 

“Welken” is een betrekkelijk voornaamwoord en dat verwijst altijd naar “het antecedent”, en dat is een voorafgaand woord in dezelfde zin. Voorbeeld: “De man DIE daar staat, is zijn vader. Antecedent: “de man”. Hier is het antecedent: “één God, de Vader”. 

De gelovigen zijn “uit de Vader”. Dat leert ook de apostel Petrus in 1 Petrus 1 : 3:

Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, …

Dat “tot Hem” (Hem toebehorend) in vers 6 van 1 Korinthe 8 kan taalkundig niet anders slaan dan op “God, den Vader”.

Maar vers 6 is nog niet af. Wat volgt is dezelfde zin, maar dan met andere woorden voor God, den Vader. Via het voegwoordje “en”, wat ook in dit geval “namelijk” betekent, gaat de zin verder. “En” luidt de komende nadere verklaring in over wat er in het voorgaande werd gezegd:

één Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem.

Wat eerst was “God den Vader”, is in deel 2 van hetzelfde Bijbelvers de “Heere Jezus Christus”, door of uit (uit Hem voortkomend) “Welken alle dingen zijn”. “Welken” is ook hier “de Welke”, in het enkelvoud gebruikt.

Kolossen 1 : 16:

Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn,

Eén God, één Vader, Eén Heere Jezus Christus. Dat leert Paulus hier. En dus niet alleen hier. Zie bijvoorbeeld zijn woorden in Efeze 4, waar hij het over het Lichaam van Christus heeft:

Eén lichaam is het, en (= namelijk) één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping;
Eén Heere, één geloof, één doop,
Eén God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen.

In de Bijbel gaat het dus altijd om de Ene Ware God, die wij nu kennen als Here Jezus Christus. Gelovigen sinds de opstanding van de Here Jezus Christus hebben één Vader, één God, één Heere, één geloof. Zij zijn verenigd in één Lichaam, waarvan gezegd wordt dat het één Geest is. Al dit “één” heeft één Naam: Here Jezus Christus.

Schriftplaatsen met God, Vader, (Heere) Jezus Christus

Vóór de opsomming van al die Schriftplaatsen – uiteraard allemaal in het Nieuwe Testament – met God, Vader, (Heere) Jezus Christus, kijken we extra naar de eerste keer dat het voorkomt. Dat is in de Romeinen-brief van Paulus.

1. – Romeinen 1 : 7

Allen, die te Rome zijt, geliefden Gods, en geroepen heiligen, genade zij u, en vrede vanGod, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.

Er wordt genade, dat blijkt ook vrede van God te zijn, aangeboden. Taalkundig wordt dat niet aangeboden vanuit zówel de Vader als van de Here Jezus Christus, in de zin dat het twee verschillende Wezens zouden zijn. Dan hadden beiden genade/vrede gegeven, 2 x dus. Maar dat is niet het geval. 

Er staat niet voor niets “den” in de Statenvertaling. De vertalers wisten goed hoe ze de Nederlandse taal dienden te gebruiken en vertalen het dus met “den”, wat in deze tijd is geworden “de”. Dat is een bepaald lidwoord voor mannelijke naamwoorden. 

In het Nederlands gebruiken we ook het onbepaalde lidwoord “een” in tegenstelling tot het Grieks.

In de Griekse grondtekst staat het laatste gedeelte van Romeinen 1 : 7 zo genoteerd: 

Het “the” bij “Father”, zowel als bij “Lord”, staat tussen [ ] om aan te geven dat dit door de vertalers is ingevoegd en niet in de grondtekst staat. 

In ieder geval staat hier niet het Griekse woordje “apo”, wat – waar het van toepassing is – in ons Nederlands vaak vertaald wordt met “van”. Bijvoorbeeld in Mattheüs 7 : 16:

Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van (“apo”) doornen, of vijgen van (“apo”) distelen?

In veel gevallen is het “van” niet het woord “apo”, maar is het een onderdeel van de vervoeging (naamvallen) van het Griekse woord. Maar waar we het hier over hebben is de vraag of het “van” als bezittelijk voornaamwoord gelezen moet worden. Bijvoorbeeld: “dit is de fiets van …”, waarmee aangegeven wordt dat de fiets “bezit” is van…

Ik haal juist dit voorbeeld aan, omdat het wachttorengenootschap deze gedachte toepast in de teksten omtrent “God, Vader, Heer Jezus Christus”, waarbij zij heel bewust het woordje “van”, op te vatten als bezittelijk voornaamwoord, invoegt in de tekst. Dat gebeurt ook in Romeinen 1 : 7, in de Nieuwe Wereldvertaling (NWT):

Aan alle geliefden van God in Rome, geroepen om heiligen te zijn. Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

Het “van” vóór “de Heer Jezus Christus” is toegevoegd. Maar vanuit de grondtekst is daar geen enkele aanleiding toe. Het woordje “apo”, of een ander Grieks woord dat met “van” vertaald kan worden, staat er niet.

Twee naamvallen gebruikt bij “Kurios”

In de interlineaire vertaling van het Grieks naar het Engels, die het WTG gebruikt, staat boven “Kupiou”: “of lord”. Dat is echter een interpretatie op basis van de uitgang (de naamval) “u” van Kurios en geheel in het straatje van het wachttorengenootschap. Daar kan men wat mee bij hun van de Bijbel afwijkende leer over het Wezen Gods. Een beetje “hulp” van Westcott & Hort, die dat kennelijk ook wel zo wilden, gezien hun invoeging van “of” vóór Lord”. 

Daarmee kom ik op het punt dat we wat dieper de taal in duiken. Hoe zit dat nou met de schrijfwijze van “Kurios”, dat, afhankelijk van de context, Heere, Heer of heer betekent?

De “Stepbible” van het gerenommeerde Tyndale House in Engeland, heeft “Kurios” zo genoteerd staan in Romeinen 1 : 7: κύριος (kurios)

De basis voor zowel de King James Version en de Statenvertaling heeft ook deze vorm. 

Het verschil zit in de uitgang van het woord, de laatste letter. Bij Westcott & Hort en de eerder in dit artikel gebruikte grondtekst is dat een “u“; bij Tyndale en in het manuscript waar de Statenvertaling op gebaseerd is, staat: “ς

De gebruikte uitgang (naamval) in de grondteksten (de manuscripten) verschillen van elkaar. De oudere vertalingen, maar ook de “Stepbible” (ESV: English Standard Version 2016) hebben kύριος en de manuscripten op basis van de “tekstkritiek” hebben κύριου.

Als een Grieks woord eindigt op ος, ον, ους is het in het algemeen een nominativus (nominatief / eerste naamval). Het is een zelfstandig naamwoord. Meestal is het ook het onderwerp in de zin. In Romeinen 1 : 7 is wat mij betreft het onderwerp: 

God, onzen Vader, namelijk [de] Heere Jezus Christus

Dan heb je een volledig “onderwerp”, dat de Godheid, zoals Die ons in de Bijbel (vanaf Handelingen) gepresenteerd wordt, ruim beschrijft. “[ ]” geeft aan dat het lidwoord “de” niet in het Grieks staat. Het Grieks kent onze lidwoorden “de”, “het” en “een” niet op de manier zoals wij ze wel kennen. Er is ook een optie voor een wat korter onderwerp:

God, onzen Vader

Ook goed, maar wat mij betreft dus niet zo volledig als de vorige versie. De directe toevoeging “Heere Jezus Christus” is dan een extra verklaring van Wie God en Vader is. Zo begrijp ik het en zo lees ik het. En zo klopt het taalkundig ook.

Als ik moet kiezen tussen kύριος enκύριου, is het eenvoudig voor mij. Het kύριος, de eerste naamval, is het duidelijkst en geeft geen aanleiding tot verwarring.

Waarom de tekstkritiek meent dat het – na onderzoek van de Griekse handschriften – κύριου moet zijn, heb ik niet nagezocht, maar dat moet wel te vinden zijn. In ieder geval is er in die vertalingen, via “υ” i.p.v. “ς“,ruimte gecreëerd om er een tweede naamval (genitivus) van te maken. En dat geeft weer de mogelijkheid om er “bezit” van te maken. Niet zomaar, want in het Grieks is die uitgang “υ” soms lastig te vertalen. Het kán bezit aangeven, maar dat moet dan wel overeenstemmen met de context van die zin en de andere zinnen.

De Griekse genitivus kan iets zeggen over een eigenschap van het gebruikte naamwoord of aangeven op wie/wat iets gericht is. Dat wordt een “bijvoeglijke bepaling” genoemd in het Nederlands. Meer specifiek is het een “bijstelling”. Volgens “Onze Taal” geven bijstellingen:

een omschrijving, uitleg of alternatieve aanduiding van de naamwoordgroep waar ze bij horen. 

Onze Taal geeft als voorbeeld o.a.: 

De oude dame droeg haar mooiste juwelen, een gouden ketting met bijpassende oorbellen, alleen op feestdagen.

“Een gouden ketting met bijpassende oorbellen” is de nadere uitleg van “juwelen”. Het verstrekt gedetailleerde informatie over het meer algemene begrip juwelen, dat als eerste genoemd wordt. Het is absoluut duidelijk dat de “juwelen” in deze zin hetzelfde zijn als “gouden ketting met bijpassende oorbellen”. Het eerste wordt gevormd door dat wat als tweede genoemd wordt.

Als we dit principe toepassen op Romeinen 1 : 7 – in de vertalingen met κύριου -dan is er  in feite geen verschil met hoe kύριος gelezen wordt. Allebei geven ze dan een nadere verklaring van God, de Vader. Het voorbeeld van Onze Taal wordt dan:

God, onzen Vader, [de] Heere Jezus Christus

Zo bezien speelt het verschil in vertalingen met kύριος enκύριου geen rol in het begrijpen van de tekst. En toch is er “gedoe” over, omdat de gebruikers van κύριου de kans menen te moeten pakken om toch iets van bezit (genetivus /2e naamval) aan te geven. Men wil dan kennelijk hebben dat er dit gelezen wordt:

God, onzen Vader, en (= plus)van [de] Heere Jezus Christus

Het voegwoord “en” wordt dan gemaakt tot een rekenkundig woordje, want in feite wil men dat er gelezen wordt:

God, onzen Vader, plus die van de Heere Jezus Christus

Daarmee heeft men (drie-eenheidsleer / Jehovah’s Getuigen) wat men hebben wil en dat is onderscheid tussen God, Vader aan de ene kant en Heere Jezus Christus aan de andere kant. Niet wat mij betreft, want het is uiteraard God, onze Vader, Die de Heere Jezus Christus heeft “voortgebracht”, waarbij het met biologie niets van doen heeft. Dat lag vanaf het allereerste begin opgesloten in Zijn Plan op weg naar nieuwe hemelen en nieuwe aarde (o.a. 2 Petrus 3 : 13) De reeds in Genesis 1 : 3 (Licht) aangekondigde Christus, dé Mens uit de hemel (1 Korinthe 15 : 47) kreeg op de opstandingsdag definitief en volledig gestalte in de opgestane Here (Jehovah) Jezus, Die toen de Christus werd. Pas toen werd het Woord “vlees”.

Uit Paulus woorden in 2 Korinthe 5 : 19 blijkt dat het God Zelf is Die – ín Christus, staat er – de wereld met Zichzelf verzoent (nu dus…). Hij rekent de zonden niet toe aan degenen die “in Christus” zijn. Het staat er in de Nederlandse vertaling weliswaar in de verleden tijd, maar het gaat echt om de tegenwoordige tijd, want het niet toerekenen van de zonden is het huidige werk van de Hogepriester (Christus), sinds de opstandingsdag.

Geen “bezit van”

Pfff…, wat een omslachtige weg om via de naamval van een Grieks woord tot “bezit van” te komen. Als de Auteur van de Bijbel (God Zelf) gewild had dat hier heel duidelijk gelezen zou moeten worden dat het “bezit van de Vader, van God” bestaat uit de Here Jezus Christus, dan had Hij dat ook wel gezegd. Dan was bijvoorbeeld de Zoon ook genoemd, want waar het woord Vader gebruikt wordt, volgt – als vanzelfsprekend – het woord Zoon. Die begrippen horen bij elkaar. 

Als er in de grondtekst werkelijk had gestaan dat God de Vader is van de Here Jezus Christus, in “biologische zin”, dan zou er een duidelijk “des” staan, want in het oud-Nederlands is dat de 2e naamval (genitivus), die wordt gebruikt om “bezit” aan te geven. Dan had er moeten staan:

… genade zij u, en vrede van God, onzen Vader en des Heere Jezus Christus.

In dat “des” zit het aanwijzend voornaamwoord “die” in verwerkt. Er staat dan in feite:

… van God, onzen Vader, plus die ván de Heere Jezus Christus.

Zo zou je eventueel kunnen komen tot de gedachte dat er “Twee” zijn i.p.v. van Eén. Waarbij God, Die onzen Vader is, óók de Vader is van de Here Jezus Christus. Maar dat staat er niet!

Nogmaals, ik kan het niet genoeg zeggen: die deling van de Ene in twee, is de bedoeling van zowel de volstrekt onbijbelse drie-eenheidsleer als de evenzo onbijbelse leer van de Jehovah’s Getuigen dat Jehovah en Jezus Christus twee Wezens zijn, waarbij Christus níet God is, maar het eerste schepsel (“biologisch”) van Jehovah, Die alleen als God wordt aangemerkt.

Maar zelfs de gedachte dat genade en vrede komt van God, Die zowel onze Vader is, als die van de Here Jezus Christus, is voor mij geen probleem. Ik weet heel goed wat het begrip Vader in de Bijbel is. Evenals ik heel goed weet dat het altijd om God als “Eén Wezen” gaat, of Hij Zich manifesteert als Vader, Zoon, Geest of Here Jezus Christus, Hogepriester of het Lam, of nog meer, Hij blijft de Ene Ware God.

Er staat in de grondtekst dus helemaal geen “des”, maar gewoon “de”. En zelfs dat lidwoord had er – net zoals in het Grieks het geval is – niet hoeven staan. We kunnen ook gewoon lezen:

… genade zij u, en vrede van God, onzen Vader en (= namelijk)Heere Jezus Christus.

In de Bijbel komt genade/vrede altijd van God af. Zo wordt het gezegd en vervolgens wordt verklaard dat deze God de Heere Jezus Christus is.

Van God wordt gezegd dat Hij “onzen Vader” (Levengever) is. Hij is Degene die ons “voortgebracht” heeft. Die “ons” zijn uiteraard gelovigen, want Paulus spreekt in zijn brieven en uiteenzettingen alleen tot gelovigen.

Nog 21 Bijbelteksen

Lees nu alle teksten – nog 21 – met dit in gedachten en zie hoe consistent Paulus is omtrent de Here Jezus Christus als de God en Vader van de gelovigen in die tijd en in deze tijd.

De eerste vers-notering is uit de Statenvertaling. De tweede uit de Nieuwe Wereld-vertaling van de Jehovah’s Getuigen.

2. – Romeinen 15 : 6

Opdat gij eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.

zodat jullie eensgezind en uit één mond eer geven aan de God en Vader van onze Heer Jezus Christus.

Hier staat “de God en Vader, onzen Heere (Jehovah) Jezus Christus”.
Zie de onderbouwing waarom hier geen “van” staat.

3. – 1 Korinthe 1 : 3

Genade zij u en vrede van God onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

Hier staat “de God en Vader, namelijk de Heere Jezus Christus”. Er staat niet “van de” zoals het WTG het vertaald heeft, in hun poging om hun leer dat God de “biologische” Vader is van de Here Jezus Christus vastgelegd te krijgen onder hun leden.

4. – 2 Korinthe 1 : 2 en 3

Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus.

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting;

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

Loof de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader van tedere barmhartigheid en de God van alle troost,

Hier staat “de God en Vader, onzen Heere (Jehovah) Jezus Christus”.
Zie de onderbouwing waarom hier geen “van” staat.

In het tweede deel van de vers 3 wordt er nog een schepje bovenop gedaan, zodat het voor de lezer maar heel goed duidelijk is. Direct ná “Heere Jezus Christus” wordt gezegd dat Hij – Heere Jezus Christus dus – de “Vader der barmhartigheden”, namelijk de God van aller vertroosting is”. 

Uiteraard is deze waarheid “aan het zicht onttrokken” in de NWT. Door het plaatsen van het woordje “van” in vers 2 en de hoofdletter “V” in “Vader” in vers 3, moet de lezer denken dat het hier over “God en Vader” gaat en níet over de Here Jezus Christus. Want bij de Jehovah’s Getuigen kan Christus Jezus nooit Vader zijn. Hij is bij hen alleen de (“biologische”) zoon, met een kleine “z” dus, om aan te geven dat Hij níet God is. 

5. – 2 Korinthe 11 : 31

De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg.

De God en Vader van de Heer Jezus, degene die voor eeuwig geprezen moet worden, weet dat ik niet lieg.

Hier staat “de God en Vader, onzen Heere (Jehovah) Jezus Christus”.
Zie de onderbouwing waarom hier geen “van” staat.

Waarom het WTG hier het woordje “onze”, de vertaling van “hēmōn”, dat in de grondtekst staat, niet heeft, ontgaat mij.

6. – Galaten 1 : 3 

Genade zij u en vrede van God den Vader, en (= namelijk) onzen Heere Jezus Christus;

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

De grondtekst geeft hier geen enkele aanleiding voor “van”.

7. – Efeze 1 : 2

Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en (= namelijk)den Heere Jezus Christus.

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

De grondtekst geeft hier geen enkele aanleiding voor “van”. De Jehovah’s Getuigen uiteraard wel, want die zijn juist gericht op het verschil tussen die 2, dat er niet is.

8. – Efeze 1 : 3

Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus.

Loof de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, want hij heeft ons gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten in eendracht met Christus.

Hier staat “de God en Vader, onzen Heere (Jehovah) Jezus Christus”.
Zie de onderbouwing waarom hier geen “van” staat.

9. – Efeze 6 : 23

Vrede zij den broederen, en liefde met geloof, van God den Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus.

Ik wens de broeders zowel vrede als liefde met geloof toe van God, de Vader, en de Heer Jezus Christus.

Opvallend is dat de NWT hier juist niet “van” heeft toegevoegd vóór “Heer Jezus Christus.” Is dat een foutje? De JG-lezers zullen het ongetwijfeld lezen als “en van de”, in de zin dat het er twee zijn waarover het gaat bij de “wens tot zowel vrede als liefde met geloof”.

Maar ook hier is het heel eenvoudig. Eerst wordt “God den Vader” genoemd en direct wordt daaraan toegevoegd Wie dat is, met Naam en Toenaam: Here (Jehovah) Jezus Christus.

10. – Filippenzen 1 : 2

Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus.

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

De grondtekst geeft hier geen enkele aanleiding voor “van”.

11. – Kolossenzen 1 : 2

Den heiligen en gelovigen broederen in Christus, die te Kolosse zijn; genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus.

Aan de heiligen in Kolosse, broeders die trouw zijn in eendracht met Christus. Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader.

De Statenvertaling heeft “en de Heer Jezus Christus” wel. De NWT heeft die toevoeging niet. Volgens Jamieson-Fausset-Brown, is die toevoeging wel gevonden in enkele van de oudste manuscripten, maar is die ook in ander manuscripten, van gelijke oudheid, weggelaten. Dat kwam het WTG wel goed uit in dit geval…

12. – Kolossenzen 1 : 3

Wij danken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, altijd voor u biddende; 

Wij danken God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, altijd als we voor jullie bidden,

Hier staat “de God en Vader, onzen Heere (Jehovah) Jezus Christus”.
Zie de onderbouwing waarom hier geen “van” staat.

13. – Kolossenzen 2 : 2

Opdat hun harten vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot allen rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en den Vader, en van Christus;

Ik hoop dat ze bemoedigd worden en dat ze in liefde harmonieus samengevoegd worden en dat ze alle rijkdom zullen hebben: begrip waar ze volledig zeker van zijn en nauwkeurige kennis van het heilige geheim van God, namelijk Christus.

Er is in de commentaren geen overeenstemming of het “en den Vader” in de Staten-vertaling correct is of niet. Het komt het WTG goed uit dat ze het hier niet perse hoeven te gebruiken in hun vertaling. 

Maar er is meer aan de hand met deze vertaling in de NWT. Het staat er nu zo, door o.a. “hebben:” en de volgorde van de woorden die daarna komen, dat het “heilige geheim van God” Christus is. Anders gezegd – in de gedachtegang van het WTG – Christus is het heilige geheim van God en dus is Christus God niet. De nadruk wordt op 2 gelegd, op de verschillen tussen die 2. Deze tekst is in de NWT wartaal geworden.

In de Statenvertaling ligt de nadruk echter anders. Daar gaat het om het “samengevoegd zijn in de liefde”. Dat blijkt vervolgens te leiden “tot de volle zekerheid des verstand”, wat anders gezegd is: “kennis der verborgenheid van God, de Vader en Christus”. Dus tot het verstaan (begrijpen) van wat eerst verborgen was. Paulus zegt in Romeinen 16 : 25:

Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest;

Wat verborgen was, ís geopenbaard door en ín Jezus Christus en Paulus spreekt daarvan. Voor de gelovigen betekent het troost om God, de Vader, Christus te kennen. Alle gelovigen behoren tot “de verborgenheid van God, namelijk de Vader, namelijk Christus”. Dat zit opgesloten in dat “samenvoegen in liefde”. Het één geheel worden met de God, Die Vader is en Die de Christus is.

Of – als je vindt dat “de Vader” niet in de grondtekst staat – wordt het:

… tot kennis van de verborgenheid van God, namelijk Christus.

Dat “namelijk Christus” heeft de NWT ook. Je kunt het nu al eenvoudig lezen als dat “namelijk Christus” een nadere verklaring is op het woord “God” en dus niet op “de verborgenheid van God”, zoals het WTG bedoelt.

14. en 15. – 1 Thessalonicenzen 1 : 1 + 2 Thessalonicenzen 1 : 1

Paulus, en Silvanus, en Timotheüs, aan de Gemeente der Thessalonicenzen, welke is inGodden Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus: genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus.

Van Paulus, Silva̱nus en Timotheüs. Aan de gemeente van de Thessalonicenzen in eendracht met God, de Vader, en de Heer Jezus Christus. Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe.

“Welke is in God den Vader” slaat op de “Gemeente der (van de) Thessalonicenzen”. Die Gemeente is ín God en daarmee ín “den Heere (Jehovah) Jezus Christus”. De apostel Paulus legt in de Efeze-brief uit dat Christus het hoofd van de Gemeente Gods is. Hij vergelijkt het met een Lichaam, waarvan Christus het hoofd is en de leden (gelovigen) zich ín dat Lichaam bevinden. In dus, en niet het veel zwakkere “in eendracht met”

Efeze 5 : 23:

Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.

Het is in de eerste verzen van de 2 Thessalonicenzen-brieven volkomen duidelijk dat de Gemeente ín God en dus ín Christus is. De Here Jezus Christus is God de Vader. Nog eens versterkt door het “onzen”, want een gelovige sinds de opstanding van de Here Jezus behoort te weten dat de Opgestane “onze Vader” is. In Hem, door Hem, van Hem hebben wij namelijk dat onvergankelijke Nieuwe Leven gekregen. Hij heeft ons doen wedergeboren worden, zegt Petrus, zoals eerder aangehaald, in 1 Petrus 1 : 3:

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, …

De NWT volgt de eenvoudigere versie in de nieuwere vertalingen. Dan missen we de “herhaling”, met daarin het “onzen“. Geen probleem. 

Het leuke is wel dat dat het WTG hier “God, de Vader, en (= namelijk) de Heer Jezus Christus” heeft laten staan. De JG lezen daar uiteraard overheen, want in hun hoofd zit
– zo vast als in beton gegoten – dat de Heer Jezus Christus níet God is, níet de Vader is. En juist dat staat hier wel, zelfs in hun eigen vertaling.

16. – 1 Thessalonicenzen 3 : 11

Doch onze God en Vader Zelf, en (= namelijk) onze Heere Jezus Christusrichte onzen weg tot u.

We bidden dat onze God en Vader zelf en onze Heer Jezus voor ons de weg vrijmaken om bij jullie te komen.

Deze tekst moet ongetwijfeld een probleem geweest zijn voor het WTG. Het Griekse woord “kateuthynō” wordt vertaald in het Engels met “direct”, in de betekenis van “richting geven”. De Statenvertaling heeft daarom “richte”, meteen na “God en Vader Zelf en onzen Heere Jezus Christus”. In enkelvoud tegenwoordige tijd dus, om aan te geven dat het hier om Eén-en-dezelfde gaat, namelijk God, in Zijn “rol” als Vader en onder de Naam Heere Jezus Christus. Dat is “Heer Jezus” in de NWT, omdat men hier weer de schriftkritiek volgt.

God, Vader, die de gelovigen kenden als Here Jezus Christus, zou Zélf Paulus en metgezel(en) “richting geven” op weg naar de gelovigen in Thessaloniki. Dat zit in het woordje “richte”. Als het meervoud (Vader + Jezus Christus) zou zijn geweest stond hier “richten”. Maar dat staat hier dus niet. In de grondtekst staat “κατευθύναι”, waarvan gezegd wordt dat de uitgang “αι” de 3e persoon enkelvoud is. 

Schaamteloze manipulatie van Gods tekst

Maar ja, daar kan het WTG niks mee. Dat gaat tegen hun eigen leer in. Dat wordt een probleem als er toch ergens een oplettende JG mocht zijn. De oplossing voor dit serieuze probleem lag kennelijk in het meervoud van “vrijmaken”. Nu is het WTG ineens van dat vervelende enkelvoud af, want er had moeten staan “vrijmaakt”. Nu ziet het er uit alsof zowel Jehovah, als ook Jezus, samen dus, de weg vrijmaken. En dat is precies wat de JG moeten leren. Alleen… het staat er niet!

Ik hoop dat het duidelijk is dat hier een schaamteloze manipulatie van Gods tekst heeft plaatsgevonden. Louter om de eigen foute leer in stand te kunnen houden, waarbij het WTG zegt dat wat in hun Nieuwe Wereldvertaling staat, van God afkomstig is. Het is een leugen!

17. – 2 Thessalonicenzen 1 : 2

Genade zij u, en vrede, van God, onzen Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus.

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, de Vader, en van de Heer Jezus Christus.

Volgens het wachttorengenootschap zou de “onverdiende goedheid en vrede” van zowel God, de Vader, als óók van de Heer Jezus Christus moeten komen. Beiden zouden dus, naast elkaar, “onverdiende goedheid en vrede” (het woord “genade” is niet in gebruik bij de Jehovah’s Getuigen) geven, zo wordt gewenst. Daartoe heeft men “van” ingevoegd. Niet omdat het Griekse woord “apo” in de grondtekst staat, maar op grond van de eerder – bij Romeinen 1 : 7 – besproken uitgang “u” van het Griekse “Kurios”. Ook hier is dat wat mij betreft volkomen onterecht.

18. – 2 Thessalonicenzen 2 : 16

En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade,

Mogen onze Heer Jezus Christus zelf en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en eeuwige troost en goede hoop heeft gegeven door onverdiende goedheid,

De schaamteloze manipulatie in de Bijbel door het WTG komt wel heel goed tot uitdrukking als we deze teksten in de SV en NWT met elkaar vergelijken. Om te beginnen door de volgorde na “Christus Zelf” te veranderen. In de NWT is het niet meer “en onze God en Vader”, maar “en God, onze Vader”. Dat volgt overigens op “Christus zelf” met een kleine letter “z” dus. Ook zo probeert het WTG de volgelingen aan te leren dat Christus níet God is. Níet de hoogste Naam boven alle naam.

Bij de Jehovah’s Getuigen is alleen God – die bij hen alleen Jehovah wordt genoemd – de Vader. Jezus Christus is pertinent níet God en níet Vader, volgens het wachttorengenoot-schap. In de Bijbel natuurlijk wel en daar houden we ons dan ook aan vast. De leer van het WTG schuiven we terzijde. Het is niets anders dan een dwaalleer.

“Wie heeft ons liefgehad en een eeuwige vertroosting gegeven”? Inderdaad: die Here Jezus Christus Zelf! “Die”. Enkelvoud en alzo duidelijk aanwezig in de grondtekst (ὁ (ho) ’the/this/who’ – G3588). Hoe heeft het WTG dit probleem opgelost? Want men kan dat aanwijzende voornaamwoord “die” niet wegstoppen.

Men doet een zwakke poging door te beginnen met “Mogen”, wat helemaal niet in de grondtekst terug te vinden is. Via dat meervoud probeert men er 2 van te maken en aan het begin van het vers al te zeggen dat de Heer Jezus Christus zelf, een ander wezen is dan “God en Vader”. De Jehovah Getuige, die al zo lang met deze foute gedachte bekend is gemaakt, heeft hier voldoende aan. Die leest niet goed meer wat er staat.

Een JG vraagt zich niet af op Wie – of wie – dat enkelvoudige “die” slaat. Is dat nou op “Heer Jezus Christus” of op “God, onzen Vader”? Allebei – als het verschillende zijn – kan niet, zo blijkt ook uit “heeft liefgehad”. Als het om het liefhebben door twee verschillenden zou gaan, dan had er moeten staan “hebben liefgehad”. Maar… dat staat er niet. 

Het is echter simpel. Hier staat niets anders dan dat de Here Jezus Christus onze God en Vader is! Heel duidelijk zelfs.

19. – 1 Timotheüs 1 : 1, 2

Paulus, een apostel van Jezus Christus, naar het bevel van God, onzen Zaligmaker, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus, Die onze Hope is,

Aan Timotheüs, mijn oprechten zoon in het geloof; genade, barmhartigheid, vrede zij u van God, onzen Vader, en (= namelijk) Christus Jezus, onzen Heere.

Van Paulus, een apostel van Christus Jezus op bevel van God, onze Redder,en vanChristus Jezus, onze hoop. Aan Timotheüs, een echt kind in het geloof.

Ik wens je onverdiende goedheid, barmhartigheid en vrede toe van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer.

De vertalers van het wachttorengenootschap moeten echt wel “peentjes gezweet” hebben bij het zien van deze tekst. Hoe krijgen wij het voor elkaar om hier twee Wezens te laten zien? Helemaal niet makkelijk, vanwege “God, onze Redder”. Want ook bij de Jehovah’s Getuigen is Jezus de Redder. Hoewel… volgens het wachttorengenootschap zijn er toch 2 Redders. Waaruit maar weer eens blijkt dat men geheel de weg kwijtraakt door het niet willen erkennen dat er Eén God is, Die onze Zaligmaker is en Die daarmee onze hoop is en Die wij kennen als Here Jezus Christus.

Ook hier is de toevoeging van twee keer “van” vóór “Christus Jezus” onterecht, om dezelfde redenen als eerder aangegeven.

20. – 2 Timotheüs 1 : 2

Aan Timotheüs, mijn geliefden zoon: genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en (= namelijk) Christus Jezus, onzen Heere.

Aan Timotheüs, mijn geliefd kind. Ik wens je onverdiende goedheid, barmhartigheid en vrede toe van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer.

O, wat is de apostel Paulus consistent in zijn duiden van God, Vader Christus Jezus, Heere. In de Statenvertaling is weer direct duidelijk dat God de Vader, Christus Jezus Heere (Jehovah) is. Het toevoegen van het woordje “van” moet dat anders laten lijken, probeert het WTG. Ook hier is dat volkomen onterecht.

Helemaal leuk wordt het als we de rest van dit hoofdstuk bekijken en zien hoe Paulus het e.e.a. vertelt, waarbij hij zich niet beperkt tot enkel “God”, maar hij begint daar wel mee:

Vers 3: “Ik dank God, …”

Vers 6: “dat gij opwekt de gave Gods, die in u is, …”

Vers 7: “Want God heeft …”

Vers 8: “Schaam u dan niet der getuigenis onzes Heeren …” en “Zijn gevangene …” en “naar de kracht Gods;”

Vers 9: “Die (“God” uit vers 7) ons heeft zalig gemaakt en geroepen” en “Zijn eigen 

voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, …”

Vers 10: “Doch nu geopenbaard is (“God” uit vers 7) door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, …”

Vers 12: “… ik weet, Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat Hij (“de Zaligmaker 

Jezus Christus”, uit vers 10) machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te

bewaren tot dien dag.”

Vers 13: “… die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde, die (= “mij” en dus Paulus)

in Christus Jezus is.”

Vers 14: “… door den Heiligen Geest, Die in ons woont.”

Vers 16: “De Heere geve den huize van Onesiforus barmhartigheid; …”

Vers 18: “De Heere geve hem, dat hij barmhartigheid vinde bij den Heere, …”

Paulus heeft het hier over God, onze Heer, Christus Jezus, Zaligmaker Jezus Christus, Hij die machtig is …, de Heilige Geest, en de Heere. Dat zijn geen 7 (of 3) verschillende Wezens, of in het geval van de Jehovah’s Getuigen: 1. Jehovah 2. Jezus Christus en 3. de Heilige Geest, die dan wordt beschouwd als alleen maar “werkzame kracht” en niet God Zelf.

Het gaat hoe dan ook over Eén-en-dezelfde: God Zelf.

21. – Titus 1 : 4

Genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker.

Aan Titus, een echt kind in het geloof dat we delen. Ik wens je onverdiende goedheid en vrede toe van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Redder.

Het wordt eentonig… Waar het toch heel duidelijk is dat de genade, barmhartigheid en vrede van God afkomstig zijn, Die wij kennen als Here Jezus Christus, onze Zaligmaker, omdat wij in Christus (alléén in Zíjn Naam, aldus Petrus in Handelingen 4 : 12) zalig gemaakt worden, probeert het WTG er weer 2 van te maken. En wederom onterecht! Er is één Zaligmaker: God Zelf, maar God maakt ons zalig (doet Zijn werk) ín Christus Jezus. Logisch want Hij is het “uitgedrukte Beeld Gods”. (Hebreeën 1 : 3) Dat zei Petrus ook op het zogeheten “apostel-convent” in Handelingen 15: 

“Maar wij geloven, door de genade van den Heere Jezus Christus, zalig te worden, …”

Elders noemt de apostel Paulus dat de “genade Gods”, maar dan wel aan de gelovigen gegeven ín Christus Jezus. De genade van God – één genade – is precies dezelfde als de genade van de Heere Jezus Christus. 1 Korinthe 1 : 4:

Ik dank mijn God allen tijd over u, vanwege de genade Gods, die u gegeven is in Christus Jezus;

22. – Filemon 1 : 3

Genade zij ulieden en vrede van God, onzen Vader, en (= namelijk)den Heere Jezus Christus.

Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

Dit is de laatste van Paulus’ openingsgroeten aan de gelovigen waaraan hij schrijft. Paulus heeft zich consistent getoond in het wensen van genade, namelijk vrede met God. Die vrede hebben gelovigen van God gekregen en daarom wordt God steevast Vader genoemd, want God is de Gever, Die geeft aan ons (gelovigen). 

God geeft genade en vrede ín de Heere Jezus Christus. Dat zijn er dan geen twee, maar het is er Eén. De Ware God is Eén en van Hem zegt Paulus in 1 Timotheüs 6 : 16:

Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen.

Als God zich “uitdrukt” naar Zijn schepping, in “contact” is met Zijn schepselen, dan gebeurt dat, sinds de opstanding, in:

  1. Zijn uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid 
  2. de Zoon
  3. Erfgenaam van een uitnemender Naam; en ook van alles
  4. Afschijnsel van Zijn heerlijkheid
  5. Die aanbeden wordt door alle engelen
  6. de zittende op de Troon tot in eeuwigheid
  7. Die de schepter heeft van Zijn koninkrijk (Koning is)
  8. de Eerste of Eersteling (in de tekst staat “Eerstgeborene”)
  9. de Gezalfde (= Messias)
  10. de Heere (Jehovah) 
  11. God
  12. de Schepper van hemelen en aarde

Dit indrukwekkende rijtje, door Paulus genoteerd in het geweldig duidelijke eerste hoofdstuk van Hebreeën, heeft het over de Ene Ware God!

1. God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende

door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den 

Zoon;

2. Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft;

3. Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel [Zijner] heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter [hand] der Majesteit in de hoogste [hemelen];

4. Zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geërfd heeft.

5. Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden  heb ik U gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?

6. En als Hij wederom den Eerstgeborene (= de Eerste van de Nieuwe Schepping) inbrengt in de wereld, zegt Hij: En dat alle engelen Gods Hem aanbidden.

7. En tot de engelen zegt Hij wel: Die Zijn engelen maakt geesten, en Zijn dienaars een vlam des vuurs.

8. Maar tot den Zoon [zegt Hij]: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter.

9. Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft  U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten.

10. En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen; (Psalm 102)

11. Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd, en zij zullen alle als een kleed verouden; (Psalm 102)

12. En als een dekkleed zult Gij ze ineenrollen, en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet ophouden. (Psalm 102)

13. En tot welken der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechter [hand], totdat (= opdat) Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten? (Psalm 110)

14. Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?

Conclusie

Wat zou de conclusie moeten zijn van al het voorgaande? Eenvoudig deze:

De Bijbel – het Woord Gods – leert niets anders dan:

  1. dat er Eén Ware God is, Die wij nu kennen – sinds de opstanding van de Here Jezus – onder de volledige Godsnaam: Jehovah (Here) Jezus Christus. 
  1. dat de Here Jezus Christus ónze (van nieuwtestamentische gelovigen) God en Vader (Levengever) is.
  1. Dat de kerkelijke drie-eenheidsleer niet juist weergeeft wat de Bijbel leert als het om de Ene Ware God gaat.
  1. dat het wachttorengenootschap zeer bewust probeert deze Bijbelse waarheden te veranderen in hun eigen “bijbelvertaling” om het valselijk te doen voorkomen alsof hun leer van God afkomstig zou zijn.
  1. dat het wachttorengenootschap hun leden indoctrineert met de dwaalleer dat de Here Jezus Christus níet God en Vader is.

22 Bijbelverzen met “de God en Vader, Heere Jezus Christus”