De 70-ste jaarweek en de 33 jaar

De 70-ste jaarweek en de 33 jaar

Wanneer begint de 70-ste jaarweek? Het einde van 69 weken is namelijk al bijna 2000 jaar terug. Sinds de intocht in Jeruzalem aan het eind van de 69 weken (“Palmzondag” 10 Nisan 32 A.D., op de dag af nauwkeurig) staat de klok stil, althans die van de tijdrekening voor Israël. Dat is een periode van 2000 jaar, o.a. na analogie van de 2000 el van Jozua (Jozua 3) en het principe van één dag die 1000 jaar duurt en waarbij Petrus dat 2 x noemt. (2 Petrus 3 : 8)

Wij als Gemeente, bestaande uit gelovigen in de Here Jezus Christus, worden in die onderbreking van de geschiedenis van Israël gebouwd tot Zijn Tempel (zie o.a. Romeinen 9, 10 en 11).

Die 70-ste week, dus de resterende 7 jaar van de “70-weken-profetie” in Daniël, begint ná de opname van de Gemeente. Die 7 jaren leiden dan tot wat in Daniël 9 : 24 staat:

Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en den profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven. 

Hier staat: Over uw volk en over uw heilige stad. Het “sluiten van de overtreding” gaat dus over het volk van Daniël. Dat zijn de Joden, het 2-stammenrijk. Daniël zelf was een Jood, uit het koninklijk huis. Hij was één van de prinsen uit het huis van Juda. De “heilige stad” is Jeruzalem. De profetie over Jeruzalem en de Joden was niet alleen van toepassing op de dag van “de intocht” in Jeruzalem, aan het eind van de 69-ste week, maar is eveneens weer van toepassing in de nog toekomstige 70-ste week van Daniël. 

Hoewel “de kerken” beweren dat dit al vervuld is in het jaar 70 A.D., bij de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinse legerleider Titus, leert Schriftonderzoek dat dit niet kan. Vooral omdat de profetieën over het herstel van Israël, het aanbreken van het Messiaanse Vredesrijk, met Christus op de Troon van David in Jeruzalem, toen op geen enkele wijze in vervulling zijn gegaan. Daar kan totaal geen misverstand over bestaan. Dat alles moet nog toekomst zijn.

Na de grote gebeurtenissen aan het einde van de “70-ste jaarweek” verloopt er nog een periode van 33 jaar voor het aanbreken van het “1000-jarig rijk” of beter gezegd “de 1000 jaren waarin satan gebonden zal zijn”. Er liggen 33 jaar tussen de bekering van Israël (het begin van het Koninkrijk over Israël) en het definitieve vestigen van het Koninkrijk over alle volkeren. 

Tot aan het eind van die 33 jaren zal men onkundig blijken te zijn over de juiste datum van de verschijning van Christus op de troon Zijner heerlijkheid. Omdat men slaapt! Dat staat er ook bij. (Matthéüs 24 : 42-44) “Waakt dan”, wordt gezegd tot iemand die slaapt en zo van niets weet.

Israël (onder aanvoering van de 144.000 uit de 12 stammen) zal in die 33 jaar het Evangelie prediken aan die andere volken. De samenstelling van deze “verzegelden” (met een zegel op hun voorhoofd, dat hen onkwetsbaar maakt voor het oordeel; vergelijk met Ezechiël 9) moet toch de nodige tijd in beslag nemen. Dat kan niet direct na de 70-ste week al helemaal compleet zijn. En dan is ook nog heel wat tijd nodig om te doen wat Mattheüs 24 : 14 beschrijft: 

En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.

De “7 jaren” zijn te vinden in de 70-ste week van Daniël. Dat is makkelijk. Maar hoe kom je aan die 33 jaar? Die tussentijd moet er logischerwijze zijn. Er zal veel plaatsvinden in die tijd, die bovendien in sommige profetieën zelfs bij name genoemd wordt. Deze 33 jaar is namelijk de “Dag des Toorns”. (Openbaring 6 : 17: “Want de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan?”)

De Gemeente gaat níet door de grote verdrukking

Overigens is “Zijns toorns” een doorslaggevend Bijbels argument voor de stelling dat de Gemeente van Christus níet door de grote verdrukking gaat. Die verdrukking zal in totaal 40 jaar duren en niet alleen maar 3,5 jaar. Daarvóór is dan de Gemeente de Here Jezus Christus tegemoet gegaan in de lucht (1 Thessalonicenzen 4). Dat wordt de “opname van de Gemeente” genoemd, hoewel die uitdrukking zo niet in de Bijbel staat. 

Christus als Hoofd, en dus ook Zijn Lichaam, Zijn leden, komen uiteraard nooit onder het “oordeel des Heeren” en vallen dus niet onder het oordeel van “de grote dag Zijns toorns”. Gods oordeel, “de dag des Heeren” (“de dag van Jehovah”) wordt gelegd op de volkeren (die gesteld zijn in de tweede bedeling, die nog steeds van kracht is), te beginnen met het oordeel over Juda en de stad Jeruzalem. De Gemeente – gevormd in de vijfde bedeling – heeft daar niets mee van doen.

De individuele gelovigen in de Gemeente hadden en hebben in de afgelopen bijna 2000 jaar zeker te maken gehad met (grote) verdrukking, volop zelfs en in allerlei vormen, tot en met het overlijden in het aardse lichaam. Maar dat is geen verdrukking (oordeel) van Gods kant. De grote verdrukking in de periode van 7 en 33 jaar is echter wél een oordeel van Gods kant. Het lijkt mij niet moeilijk te aanvaarden dat dit oordeel (de toorn Gods) totaal niet over het Hoofd (Christus) én dus ook niet over Zijn Lichaam (de Gemeente) komt. 

Een ander groot argument is dat er ná de voltooiing van de Gemeente (“de volheid der heidenen”; Romeinen 11 : 25) geen geloof meer op aarde zal zijn en de Heer daarom direct twee getuigen zendt om van Hem te getuigen. Er moeten namelijk altijd gelovigen in de wereld zijn, al zijn het er maar twee om mee te beginnen. Anders gezegd: zolang de Gemeente op aarde is, worden de 2 getuigen niet in Jeruzalem gezet. Als ze aldaar wel zijn, om het Evangelie van het Koninkrijk Gods te verkondigen aan de Joden, dan moet de Gemeente niet meer op aarde zijn.

Er is nog een argument. Dat gaat over de “wederhouder” (2 Thessalonicenzen 2 : 6, 7) van “de afval”, dat is de openbaring (vertoning) van “de mens der zonde”, “de zoon des verderfs”. (2 Thessalonicenzen 2 : 3) De Gemeente weerhoudt de satan en zijn personeel om zich op aarde te openbaren. Dat zal wel mogelijk zijn als de Gemeente en de satan en zijn consorten “van plaats wisselen”. De Gemeente naar de hemel in de plaats van de satan, die op de zelfde tijd met zijn volgelingen naar de aarde geworpen zal worden. Hij zal zijn dystopisch werk voortzetten als de antichrist uit de brieven van Johannes. Hij zal alleen nog te zien zijn als mens en als koning van Babel, dat voor die gelegenheid weer de hoofdstad van de wereld zal zijn. 

Het einde van de 70-ste week van Daniël

Het gaat in Daniël 9 dus over de grote verdrukking, die begint bij het aanbreken van “de dag des Heeren”, ook genoemd “de dag Zijns toorns”. Met “het sluiten van de overtreding” ben je aan het eind van de 70-ste week van Daniël. Aan het einde van de periode (3,5 jaar) van grote verdrukking voor alléén de Joodse staat, het Joodse volk en de stad Jeruzalem, en dus niet het einde van de verdrukking voor de volkeren. In feite begint die dan pas. 

Aan het einde van de 70-ste week van Daniël begint het 1000-jarig rijk dus níet. Dat is logisch, want er is op dat moment zelfs geen Joodse staat meer. Het land (“Land des Heeren”) is dan letterlijk verwoest en leeg. Ezechiël 39 beschrijft hoe men zeven maanden lang, het land moet reinigen van alle lijken, omdat het land alsnog bewoond moet worden door een hersteld Israël. Derhalve is er dan totaal geen sprake meer van een Jeruzalem, waar de Heer Zijn Troon zal hebben. Er zal dan zeker níet zijn wat in Jesaja 2 : 3 en Micha 4 : 2 voorzegd is:

En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.

Er zal dus dan helemaal geen stad Jeruzalem meer zijn. (Zacharia 14 : 1-5) Die moet dan nog hersteld worden en de Troon van de “Zoon van David”, de Here Jezus Christus, moet in die herbouwde stad nog gevestigd gaan worden.

Ná de verwoesting van Jeruzalem, én na het tot geloof komen van een overblijfsel uit de stad Jeruzalem, gaat het verder met “de dag des toorns” voor de rest van de volkeren. Israël heeft dan als aanschouwelijk voorbeeld gefungeerd. De volkeren kunnen zo weten waar die verdrukking, samengaand met de prediking van het Evangelie van het Koninkrijk (Openbaring 7), op uit zal lopen. Namelijk op de verwoesting van de ongelovige volkeren en het behoud van een gelovig overblijfsel daaruit. Onder het zesde zegel (Openbaring 6), wordt die dag, de tijd die dan gaat aanbreken, aangekondigd. Dat is “de dag Zijns toorns”, “de dag van de toorn van het Lam”, over de overige volkeren der aarde dus.

Argumenten voor de 33 jaren ná de 70-ste week

Hoe weet je dat de lengte van “de periode van verdrukking over de volkeren” 33 jaar is? 

Het grote en belangrijke argument komt uit Openbaring 12, waarbij we terug zijn bij het begin van de 7 jaar van grote verdrukking over “uw volk en uw stad”. (Daniël 9 : 24) in Openbaring 12 wordt gesproken over de vrouw die een type is van Israël. Die vrouw bevalt van “een mannelijke zoon”. Die zoon is een type van de Gemeente, die wordt weggerukt tot God en Zijn troon. Het is ook het moment dat de satan en zijn personeel uit de hemelen op de aarde geworpen zullen worden, vertelt Openbaring 12 eveneens. Het wegrukken is een beeld van de opname van de Gemeente. Dat is profetie en dus nog toekomst. Vandaar dat het in Openbaring staat. 

Vervolgens staat er dat die vrouw vlucht naar de woestijn, “alwaar zij een plaats heeft, haar van God bereid”. Deze plaats is Petra. Daar zal zij gevoed worden, 1260 dagen lang. 

Terug naar 7 jaar daarvóór. Ná de opname van de Gemeente breekt er een periode van 2 x 1260 dagen aan. 1260 dagen is de lengte van de helft van de week, namelijk 3,5 jaar van 360 dagen. De 70-ste week wordt verdeeld in twee gelijke helften. (Daniël 9 : 27) 

In de eerste helft zal er vrede zijn (gesymboliseerd door “een wit paard en een ruiter met een boog (maar zonder pijlen!) uit Openbaring 6 : 2-8), omdat er een overeenkomst getekend (“verbond”; Daniël 9 : 27) is tussen de Joden (of de Joodse staat) en de “vorst”, de tegenstander (waarschijnlijk uit de Palestijnen). Het Evangelie aan “uw stad en uw volk” zal dan door de 2 getuigen (Mozes en Elia; Openbaring 11 : 6) die de Heer naar de aarde gezonden heeft gepredikt worden. Alle gelovigen zijn dan namelijk van de aarde vertrokken bij de opname van de Gemeente. Dat zou betekenen dat er geen “getuigen Gods” meer op aarde zouden zijn en dat kan uiteraard niet. Dus stuurt de Here Jezus Christus Mozes en Elia om te gaan getuigen. Dat zullen zij 3,5 jaar doen, dan worden ze gedood en verandert de (schijn)vrede in grote verdrukking, waarin de drie andere ruiters uit Openbaring 6.

De Bijbel leert dat het lichaam van Mozes – na zijn overlijden – door de Here Jezus Christus werd opgehaald. Dat gebeurde onder de naam Michaël (de Naam die gebruikt wordt als het om de Here Jezus Christus en Juda gaat). En daarom staat deze geschiedenis ook in de korte brief van Judas (vers 9), wiens naam een vergriekste vorm is van de Hebreeuwse naam “Juda”. De Joden zijn uit deze stamvader (de vierde zoon van Jakob) voortgekomen. 

Dat de andere getuige Elia moet zijn, blijkt o.a. uit het feit dat Elia ten hemel werd opgenomen. 

(2 Koningen 2 : 1) Daarnaast identificeert Openbaring 11 : 6 die twee getuigen als volgt: 

Dezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plage, zo menigmaal als zij zullen willen.

Elia staat bekend om “het sluiten van de hemel”, zodat er geen regen kwam. De Here Jezus Zelf vertelt daarover in Lukas 4 : 25: “… toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was…”. Jakobus 5 : 17: Elias was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden.

Mozes kennen we uiteraard van de wateren (Egypte) die in bloed werden veranderd. (Exodus 7).

In Openbaring 12 is sprake van een Israëlitische vrouw. Israël bevalt van een mannelijke zoon en daarop wordt dan Leviticus 12 toegepast. Daar gaat het over de wet op de reiniging van de kraamvrouw. In Leviticus 12 staat dat als een vrouw zaad zal gegeven hebben en een knechtje gebaard zal hebben, zij 7 dagen onrein zal zijn. Die 7 dagen kennen wij profetisch al, want dat is de hele 70-ste week, namelijk 7 jaren. Ze zal 7 dagen onrein zijn en vertaald naar de profetie is dat 7 jaren. Dan staat er: “Daarna zal zij 33 dagen onrein zijn”. Vertaald naar de profetie is dat 33 jaren. Over die tijd staat: “Niets heiligs zal zij aanroeren en tot het heiligdom zal zij niet komen”. 

Het heiligdom is de tempel. Profetisch toegepast betekent het dat de heilige dingen nog even op zich zullen laten wachten en dat de bouw van de tempel, namelijk “het komen tot het heiligdom”, ook op zich zal laten wachten.

Dat verhaal van de tempel die nog niet gebouwd wordt, staat in 1 Koningen 6. Daar wordt tot David gezegd dat hij niet de tempel zou bouwen, hoewel hij dat graag wilde. De HEERE zou wel voor David een “huis” bouwen. Een koningshuis, een dynastie. Er wordt ook verteld hoe David de bouw al helemaal voorbereid had en bovendien de fondsen daarvoor bijeengebracht had. Niet David, maar zijn zoon Salomo zou de tempel bouwen. 

David regeerde 40 jaar; 7 jaar in Hebron en 33 jaar in Jeruzalem. Dat zijn dus dezelfde cijfers. De verbinding van Leviticus 12 naar de geschiedenis van David is een volmaakte parallel van 7 en 33. 

De 70-ste week kunnen we verbinden aan de tijd die erop volgt, namelijk de 33 jaar tot aan het begin van de tempel (tot op Salomo). David is een type van Christus bij Zijn wederkomst, als Hij Zijn Koninkrijk opricht en Salomo is een type van Christus in Zijn Koninkrijk, nadat het opgericht is, als Vredevorst. De 1000 vrouwen van Salomo zullen wel verband houden met de 1000 jaren die volgen.

Zo ook bij Mozes, die de berg opging. Hij was 40 dagen op de berg, eerst tot op de zevende dag in de duisternis halverwege de berg en daarna moest hij hogerop en openbaarde de Heer Zich aan hem. (Exodus 24 : 16) Hij bleef in totaal nog 33 dagen op de berg. Dat is 40 verdeeld in 7 en 33. Op de grens van die beide, op de grens van die 7 en 33, ziet Mozes de Heer. En op die grens wordt David koning over heel Israël. Dat is bijna hetzelfde.

Zo was het ook in Leviticus 12 : 2, 3, want na 7 dagen – en voorafgaande aan de 33 dagen – werd het vlees zijner voorhuid besneden. De besnijdenis is een beeld van dood en opstanding. Het is een beeld van het wegnemen van de sluier (de omhulling) en het openbaar maken van wat verborgen was. Het is eigenlijk het openbaar worden van de Christus of het openbaar worden van de nieuwe schepping. Dat is hetzelfde als het Zich openbaren van de Heer aan Mozes. Bovendien wordt hij bij Zijn openbaring “Koning”. Dat is ook zo in het boek “de Openbaring van Jezus Christus”. Dan blijkt dat Hij Koning wordt van dat aardse deel van Zijn Koninkrijk. 

De bekering van Thomas vond een week na de opstanding van Christus plaats, toen men weer bijeen was in de opperzaal. Daarna duurde het nog 33 dagen tot aan hemelvaartsdag. Vanaf de opstanding tot aan Zijn hemelvaart was het 40 dagen, vanaf de opstanding tot de bekering van Thomas 7 dagen. Dus weer precies hetzelfde verhaal. De bekering van Thomas, en dus de bekering van Israël, vond plaats op de grens van 7 en 33.

De bekering van Israël vindt plaats aan het eind van de 70-ste week van Daniël. Daar openbaart de Heer Zich aan Israël op de Olijfberg of in de opperzaal of op de Sinaï of in de tempel. (Zacharia 12 : 10). Dan zullen zij Hem aanroepen (onder de Naam Jehovah) en zullen ze Hem zien, die ze doorstoken hebben.

Bij de geschiedenis van Jozef in Egypte blijkt dat de cijfers (7 en 33) in Egypte dubbel gerekend worden. Jozef kwam in Egypte en zat in de gevangenis. Dat heeft profetisch te maken met de tijd van de Gemeente nu. Wij zijn gevangenen van Christus Jezus, zoals de bakker en de schenker gevangen waren bij Jozef. 

Daarna volgt die droom van de Farao over 7 vette jaren en 7 magere jaren. Jozef was 30 jaar, toen hij uit de gevangenis kwam en koning werd. David was ook 30 jaar toen hij koning werd. (2 Samuël 5 : 4) Vanaf dat jaar begonnen de 7 vette jaren, zodat hij daarna 37 jaar was. Toen kwamen de 7 magere jaren, zodat hij daarna 44 jaar was. Er staat in Genesis twee keer dat het in Egypte was en dat Jozef 110 jaar oud werd. (Genesis 50 : 22, 26) Dus hij werd 110 jaar en vanaf zijn 44-jarige leeftijd tot zijn 110-jarige leeftijd is 66 jaren. Het is echter in Egypte, dus het zijn dubbele cijfers. Als wij de getallen door twee delen, krijgen wij netjes 3,5 – 3,5 – 33. En hier hebben we weer een parallel.

In dit verband gaan we terug naar Leviticus 12. Daar staat: 

“Als een vrouw zaad zal gegeven en een knechtje gebaard zal hebben, zal zij 7 dagen onrein zijn en 33 dagen, blijven ….” 

Maar als zij een meisje gebaard zal hebben, zal zij 14 dagen onrein zijn en daarna nog 66 dagen. Wij zien dus ook daar de dubbele cijfers van 7 en 33. Het is een typologisch bewijs. Chronologische gegevens kun je uit de profetie en dus ook uit de typologie halen. 

De 1000 jaren en de Jongste Dag

Na de 7 jaren en de daaropvolgende 33 jaren volgen de 1000 jaar en daarna wordt satan weer losgelaten en zal hij de volkeren verleiden. Dan volgt nog een korte periode tot aan de Jongste Dag (“uitersten dage”, Johannes 6 : 39, 40, 44, 54), waarvan de Bijbel zegt dat wij niet weten wanneer dat zal zijn. (Mattheüs 24 : 34-37)

De 5e, 6e en 7e bedeling

De vijfde bedeling, waarin wij nu leven is de bedeling van de Genade Gods. Daarin staat niet het Evangelie van het Koninkrijk, en de prediking daarvan centraal, maar juist de verborgenheid van de vorming van de Gemeente, het Lichaam van Christus, Zijn Tempel, uit gelovigen in Christus. 

De zesde bedeling is de bedeling “van de volheid der tijden” en omvat de totale 40 jaar, waarin het hemelse Koninkrijk óók op aarde gebouwd wordt. Paulus zegt in Efeze 1 : 10:

Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is;

Israël gaat dat Koninkrijk al in, voordat de volkeren er ingaan. Israël gaat er kort ná de 70-ste week in, zodat de sabbat (het Koninkrijk of de Dag des Heren) begint, terwijl voor de wereld de zesde dag nog voortduurt. Dat is typologie.

De zevende bedeling is de sabbat. De sabbat begint voor Israël op de zesde dag (vrijdagavond 18.00 uur). De zevende bedeling begint in verband met Israël ook op de zesde dag.