De 70-ste jaarweek en de 33 jaar

Data opname Gemeente en einde 70-ste jaarweek

Er is dus één dag waarvan gezegd wordt dat wij niet weten wanneer dat zal zijn. Dat is de “Jongste Dag”. Wat inhoudt dat de andere “dagen” die genoemd, maar nog niet gepasseerd zijn, wel bekend kúnnen zijn. Dus ook het aanbreken van de 70-ste jaarweek en – zeven jaar daarvóór – de dag (in een “split second”, een “punt des tijds”; 1 Korinthe 15 : 51-53) van de opname van de Gemeente en wat daar zoal bij hoort. 

En toch…, toch weten wij niet waar deze momenten op onze kalender staan. Er wordt al lange tijd over gespeculeerd, maar  zonder resultaat, we zijn immers nog “in het vlees”. Wie dat doet, “slaapt” in ieder geval niet, maar is dus wakende en oplettend op wat voorzegd is. Dat is uiteraard heel goed, zo blijkt ook uit 1 Thessalonicenzen 5.

1996

Als je weet dat de 69-ste jaarweek tot op de dag nauwkeurig eindigde op de berekende kalenderdatum (uitgaande van 10 Nisan 32), hoewel die datum pas vele eeuwen later is bepaald, dan is het niet vreemd dat er een poging wordt gedaan om het begin en het einde van de 70-ste jaarweek te vinden. Dat is bijvoorbeeld gedaan door bijbelleraar Ab Klein Haneveld. 

In o.a. zijn studie 22. De “Bijbelse tijdrekening”, uitgesproken vóór 1996, geeft hij aan hoe hij, op basis van profetische jaren, aan de datum van 6 april 1996 komt, als mogelijke dag van de opname van de Gemeente. Overigens zonder garanties. Hij besluit die studie met: 

“Wij hebben in deze Bijbelstudie geprobeerd te laten zien hoe de dingen samenhangen. Wij geven geen garantie voor de juiste omrekening van de Joodse naar onze Gregoriaanse danwel Juliaanse kalender, want dat is het zwakke punt.”

De berekeningen van Klein Haneveld zien er weliswaar solide uit en er is veel uit te leren, maar de uitkomst klopt niet. 1996 was niet het jaar van de opname en 2003 niet het jaar van het einde van de 70-ste week van Daniël, geldend voor het Joodse volk in en om Jeruzalem. 

De berekeningen zijn gebaseerd op het op de “365,24-dagen-per-jaar-kalender” plaatsen van profetische jaren van 360 dagen. Een profetische jaar in de Bijbel telt 360 dagen, maar wij rekenen met 365,24-en-nog-een-beetje dagen. Dat komt dan niet met elkaar overeen. Elk jaar zit er 5,24+ dagen verschil in. Gerekend over 2000 jaar is dat 10.480 dagen, 28,7 jaar!

Ab Klein Haneveld begon zijn berekening bij de opstandig van de Here Jezus en Zijn aanstelling tot Christus, dat was precies één week (17 Nisan 32) later dan het einde van de 69-ste week van Daniël. Op wat wij nu kennen als Palmzondag, 10 Nisan, waren er exact profetische 173.880 dagen van 360 in een jaar voorbij. 69 x 7 jaarweken x 360 dagen = 173.880 dagen. Het aantal werkelijke dagen van de 69 jaarweken tussen 1 Nissan -445 (“Uitgang des woords…”; Daniël 9 : 25 en Nehemia 2) 10 Nissan 32 was eveneens 173.880. 

Wat mijn bescheiden mening betreft klopt dit eerste gedeelte, inclusief de Bijbels onderbouwde veronderstelling dat het om profetische jaren van 360 dagen gaat. 

Dit moet vervolgens de basis zijn voor deel 2, dat is de tijd vanaf de opstanding van de Here Jezus tot aan de opname van de Gemeente en 7 later het verschijnen van Christus en Zijn Gemeente op de Olijfberg, ten oosten van Jeruzalem waarna het gelovig overblijfsel van de Joden aldaar Hem (het Hoofd en Zijn Lichaam) zal aanschouwen. (Zacharia 12 en 14)

De vervolgberekening ziet er zo uit (pagina 37 “De Bijbelse Tijdrekening”) De onderbouwing is eerder in deze studie besproken (blz. 27).

  • Van opstanding van Christus (eind 69-ste week) tot eind 70-ste week
    2000 vermenigvuldigen met 360 = 720.000
  • 720.000 delen door 365,24 = 1971,2
    1971,29358 vermeerderen met 31 = 2002,2 is 2003 A.D. 
  • Van opstanding van Christus tot begin 70-ste week
    1993 vermenigvuldigen met 360 is 717.480
  • 717.480 delen door 365,24 = 1964,407
    1964,407 vermeerderen met 31 = 1995,4 is 1996 A.D. 

In de jaren er na zijn de berekeningen en data niet gewijzigd, tot aan heden toe. De bijbelleraar, die in 2023 officieel 50 jaar “in het vak” zit, heeft daar geen redenen voor gezien. Hij heeft eens zijn best gedaan en meer is er niet van te zeggen. Een nieuwe datum noemen is niet aan de orde. In 1999 besteedde Klein Haneveld in de bijbelstudie (audio) “Hoezo millennium?” wel aandacht aan het ontstaan van data op de kalender, gebaseerd op de geboorte van de Here Jezus, zoals wij die nu in de westerse wereld kennen. Hij vertelde o.a. het volgende:

  • De kalender die wij gebruiken, de Gregoriaanse kalender, is officieel ingevoerd in 526 van onze jaartelling.
  • De monnik “Dionysius”, met als tweede naam “Exiguus”, heeft dat met terugwerkende kracht nagerekend. Hij was een geleerd man, die in Rome functioneerde als archivaris van de paus.
  • Er waren meerdere “kalenders” in omloop in die dagen, met dus telkens andere jaartallen.
  • Volgens Dionysius werd de Here Jezus geboren in het jaar – 1. Dat is het jaar vóór het jaar 1. In het kortste geval zit daar 1 dag tussen. Het jaar 0 bestaat niet en daar moet dan ook niet mee gerekend worden.
  • Het jaarnummer 5757 begon op 1 Tisri, de zevende maand. Op onze kalender was die Joodse nieuwjaarsdag 14 september 1996. Sinds de uittocht uit Egypte, toen de 7e maand Nisan, werd door de HEERE bestemd als de eerste maand van het jaar, een verschuiving van de nummering van de maanden met een half jaar dus. Dat staat in Exodus 12 : 2.
  • Onze kalender heeft ook iets dergelijks, want de Latijnse namen van de maanden geeft ook aan dat er verschoven is. September zou de naam van de zevende maand moeten zijn en oktober (“octaaf” = 8) de achtste maand, maar het zijn de maanden 9 en 10. 
  • Dit is vanwege de foutieve gedachte dat de Here Jezus op 25 december geboren zou zijn en niet op bijvoorbeeld 15 tisri, de eerste dag van het Loofhuttenfeest, wat teruggerekend op onze kalender ± 5, 6 oktober, in het jaar -4 (of -1 bij Dionysius) geweest moet zijn. De “dag van de verwekking” zou dan 25, 26 december geweest moeten zijn. Wellicht zit hier de verklaring voor 25 december (ook de datum van het heidense midwinterfeest) als geboortedag van de Here Jezus, volgens Dionysius.
  • De eerste van de eerstvolgende maand, dat is 6,7 dagen later, werd in de telling van Dionysius de eerste dag van een nieuw jaar, namelijk het jaar 1 A.D. (Anno Domini; het jaar des Heren). Januari werd zo maand nummer 1, waar dat eerst maart was.
  • Tot in het begin van de zeventiende eeuw twijfelde niemand aan deze jaartelling. In de kantlijn van de toen verschenen Statenvertaling (1637) stond dat het jaar van de geboorte -1 was. Dat was een reactie op de stelling van kardinaal en historicus Cesare Baronius (1538-1607), die het geboortejaar van Jezus op -4 had gedateerd.
  • De Ierse aartsbisschop James Usher (1581-1656), bekend om zijn bijbelse chronologie, stelde de datum van de schepping van Adam op -4004, volgens onze Christelijke kalender. Vervolgens werd de Here Jezus volgens hem 4000 jaar later geboren in het jaar -4. 2000 jaar later was in 1996. 
  • Dionysius bepaalde de datum van de geboorte van de Here Jezus op de Romeinse kalender in het jaar 753 AUC (“Ab Urbe Condita”), dat is: gerekend vanaf het begin van de stichting van de stad Rome. Uiteraard is dit een achteraf vastgestelde jaartelling gebaseerd op de geboorte van Jezus, want er werd niet vanaf het jaar 1 geteld bij het begin van de stichting van Rome en verder.
  • Men hanteerde in de dagen van Dionysius Exiguus een andere jaartelling, namelijk die van de Romeinse keizer Diocletianus (236-316). Zijn eerste jaar was 284 A.D.
  • Er waren in onze wereld al 2 jaartellingen in gebruik toen de Christelijke jaartelling werd gemaakt.
  • De Joodse kalender was er volgens de Joden ook al. Die zou gelden vanaf de geboorte van Adam (anno mundi), maar die klopt niet, omdat men niet goed door de oudtestamentische geschiedenis heen gegaan is en daardoor het getal te laag is. 5757 is te weinig, het zou rond de 6000 moeten zijn. 
  • Maar vermoedelijk dateert deze kalender niet van Hillel II (320-365), zoals wel verteld wordt, maar van rond het jaar 1000 A.D., als Joods antwoord op de toen algemeen gebruikte Christelijke kalender. Dat is ruim na de instelling van de kalender van Dionysius Exiguus.
  • De Mohammedanen hebben ook een eigen kalender. Die is gebaseerd op de vlucht van Mohammed van Mekka naar Medina (621/622 A.D.). Toen begon jaar 1. Het is een kalender van 354 dagen in een jaar, gebaseerd op de maancyclus. Er mee rekenen is heel moeilijk. T.o.v. onze kalender kom je dan elk jaar 11,25 dagen tekort. 1917 op de Christelijke kalender was 1335 op de Mohammedaanse kalender. Dat werd – onterecht – in verband gebracht met de profetie over de 1335 dagen, omdat in december van dat jaar de Britse generaal Allenby Jeruzalem van de overheersing door de Turken (Ottomaanse Rijk) bevrijdde.

2000 jaren van 365,24-en-nog-een-beetje-dagen

De Bijbel kondigt een periode van 2000 jaar aan (zie “Aanwijzingen voor de 2000 jaar in de Bijbel“). De kalender van die 2000 jaren begint wat mij betreft bij de opstanding van de Here Jezus Christus en niet zoals ook gedacht wordt bij de geboorte van de Here Jezus in -4 of -1 (volgens Dionysius en Baronius). De opstanding was – op onze kalender – op zondag 17 Nisan 32, toen brak het Nieuwe Verbond aan. Als Exiguus gelijk heeft, was dat 17 Nisan 35.

De omrekening van werkelijke jaren naar profetische jaren van 360 dagen komt precies uit in het deel van de 69 jaarweken. Daarna zijn er nog maar 7 jaarweken te gaan, de 70-ste week. Tussentijds staat de klok stil voor de Joden, wellicht ook voor wat betreft de profetische jaren. 

Wat nu als er in die tussentijd van 2000 jaar gerekend moet worden met jaren van 365,24-en-nog-een-beetje, omdat het niet over profetische jaren gaat in deze tussentijd, waarin God Zijn Gemeente bouwt?

Anders gezegd: als de genoemde 2000 jaar ook écht 2000 jaar op onze kalender is? 

Dan ziet het er heel eenvoudig zo uit:

17 Nisan 32 + 2000 jaar = 17 Nisan 2032. (Of 2035, als Exiguus gelijk heeft en Usher niet)

Dat is in deze berekening de datum van het einde van de 70-ste jaarweek, gemarkeerd o.a. door het aanroepen van Gods Naam door een gelovig Joods overblijfsel. 

Halen we daar 7 jaar vanaf, de jaren van die 70-ste jaarweek, te beginnen met het optreden van de 2 getuigen, het uit de hemel werpen van satan en zijn personeel én de opname van de Gemeente, dan komen we uit in het jaar 2025. (2028 – Exiguus)

Het herstel van Babel

Dan is er nog de kwestie van het herstel van de stad Babel als hoofdstad van de volkeren. Het gaat om de vervulling van de profetie aan Nebukadnezar, de koning van Babel, in Daniël 4. 

Het komt er op neer dat Babel voor een periode van 2520 jaar níet de hoofdstad van de wereld zou zijn. De begindatum daarvan ligt in -482, in het vierde jaar van Xerxes I, bij de zogeheten “ontmanteling van Babel”. Babel (Babylon in het Grieks) was vanaf dat jaar geen hoofdstad meer en raakte daarna ernstig in verval. Uiteindelijk werd de stad gebruikt als steengroeve voor de nieuwe hoofdstad Seleucia in 305 v. Chr. 

Susa was de hoofdstad van het Perzische rijk van Ahasveros, die ook Xerxes (485-465) wordt genoemd. De ruïnestad heet nu Schusch en ligt 300 km ten noorden van de Perzische golf. 

De stad Susa was één van de residentiesteden van de Perzen. Andere waren Persepolis,  Ekbatana en Babylon. De twee laatst genoemde steden waren vroeger de hoofdsteden van de voormalige, onderworpen rijken Medië en Babylonië, terwijl Susa de hoofdstad van het vroegere Elam was.

Alexander de Grote probeerde in ± -320 de stad te herstellen en tot hoofdstad van zijn rijk te maken, maar hij stierf al op 32-jarige leeftijd. De Heer liet herbouw niet toe, vanwege de gestelde tijd van 2520 jaar dat Babel géén hoofdstad zou zijn. Daarna zou Babel dat weer worden en een belangrijke rol spelen in de “dag des Heeren”, die dus nog moet aanvangen.

In de studie “De Bijbelse tijdrekening” wordt ook de berekening omtrent het herstel van Babel (“Babylon” in het Grieks) gegeven. Daarbij wordt, net zoals bij de “70 weken van Daniël”, uitgegaan van 360 profetische jaren. Maar wat als…? Wat als het hierbij ook om 2520 letterlijke jaren van 365,24-en-een-beetje gaat? In welk jaar komen we dan uit? 

482 jaren waren voorbij toen onze kalender begon. Dan houden we 2038 jaar over. Vanaf het jaar 1 + 2038 zou dan 2039 moeten zijn als het jaar dat Babel weer de hoofdstad van de wereld zal zijn. Dat is 7 jaar ná het einde van de 70-ste week voor Israël en ruim binnen de 33 jaar, die besloten wordt met de vernietiging van de stad Babel en met het binden van de “koning van Babel”, de satan, dan ook bekend als de antichrist en “mens der zonde, de zoon des verderfs” (Statenvertaling; “mens der wetteloosheid”, NBG ’51)

Disclaimer

Net als broeder Ab Klein Haneveld plaats ik ook maar meteen een disclaimer. Ik heb over het onderwerp goed nagedacht, het e.e.a. uitgezocht met de kennis die ik heb. Mijn best gedaan om het te begrijpen en een “wat-als-vraag” gesteld. Daar komen data uit, maar ook nu weer is er geen enkele garantie dat het klopt. Ik weet het gewoon niet.

Lang geleden heb ik al besloten om wel degelijk opmerkzaam te zijn op de omstandigheden en uit te zien naar wat genoemd wordt de opname van de Gemeente. Maar leven naar een berekende datum doe ik niet. Het komt mij voor dat de Heer dit niet van ons vraagt. Hij heeft ons het wel degelijk gegeven om te weten hoe het met de “tijden en gelegenheden” zit, maar er is iets omtrent de opname van de Gemeente dat we toch niet heel precies weten. Het zij zo. 

We leven uit Zijn Genade, vanuit de hoop (= zeker weten, want God heeft het gezegd) dat de verlossing van ons lichaam nabij is. In die Genade concentreren wij ons op het Nieuwe Leven in Christus, in Wie wij alle geestelijke zegeningen in de hemel alreeds ontvangen hebben! (Efeze 1).

Het komt u niet toe te weten…

We waren al in Handelingen 1 : 12, en nu kijken we nog even naar Handelingen 1 : 7, dat is vlak voordat de Here Jezus Christus opsteeg en in de wolken aan het zicht werd onttrokken.

En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft;

In Handelingen 1 moet eerst nog wereldwijd het Evangelie van het Koninkrijk Gods gepredikt worden. Paulus stelt later vast dat dit gedaan is. (o.a Romeinen 1 : 8) Met Paulus, die zijn bediening jaren later begon, komt er een “ander Evangelie”, “Mijn Evangelie”, zegt hij. Dat is het Evangelie van de Genade Gods, dat beschikbaar is voor alle mensen, maar aangenomen zal worden door degenen die geloven.
Dus die apostelen hadden eerst de taak om dat Koninkrijk te prediken. De motivatie zou niet geholpen zijn met het idee dat hun prediking niet zou leiden tot de oprichting van dat Koninkrijk op aarde en de wetenschap dat er later een ander Evangelie verkondigd zou gaan worden.

Wellicht geldt zoiets ook voor onze tijd. Wij prediken de Genade Gods in de bedeling der verborgenheid. Het zou kunnen dat het ons ook niet toekomt om nu de datum van de opname, die wel vastgesteld staat in Gods plan, precies te weten. We weten dat in ieder geval niet, we moeten het tot nu toe doen met de indicatie van de tijd waarin die opname zal zijn. We kennen wel degelijk de “tijden en gelegenheden”, maar niet de datum op onze kalender van de “opname van de Gemeente”. Heel goed mogelijk dat het de Heer Zelf is, die het ons op een of andere wijze toch “nog niet laat toe komen…” Om ons bijvoorbeeld niet inactief of juist hyperactief te maken. Ik weet het niet en durf dit zeker niet stellig te zeggen. Het lijkt er op, zo is mijn voorzichtige conclusie, waarvan niet meer gemaakt moet worden. Ik ken namelijk ook wat er in de studie Handelingen over gezegd wordt:

“Vers 7: “Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft”. Dit vers wordt dikwijls compleet uit zijn verband gerukt en geciteerd. Het wordt van toepassing gebracht op, wat wij noemen, “de wederkomst van Christus”. Of meer in het bijzonder op de “opname van de Gemeente”. Maar daar gaat het helemaal niet over. Dat is wel vaker zo met dit soort uitdrukkingen. Als men zegt: wij kunnen niet weten, dan heeft men altijd wel een Bijbeltekst. De verzen waar dan staat “wij kunnen niet weten” gaan gewoonlijk over heel wat anders. Fundamenteel gaat het hier over “zult Gij in deze tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?” Die vraag wordt dus niet rechtstreeks beantwoord, eigenlijk helemaal niet. De simpele vraag: kan het in deze tijd zijn? kan niet met ja of nee beantwoord worden. De Heer doet het ook niet. Bovendien zegt Hij: dat gaat jullie niet aan. Voor alsnog ging het ze niet aan. Daar is een goede reden voor. 

De oprichting van, of de wederoprichting, van het Koninkrijk aan Israël is niet puur tijdrekening, maar is in hoge mate afhankelijk van of Israël tot bekering komt. Of het de Naam de Heeren zou aanroepen en tot geloof zou komen. Wanneer zal het dat doen? De vraag van toen kan dan zijn: zal Israël in deze tijd de Naam des Heeren aanroepen? We kunnen afvragen: wanneer zal Israël de Naam des Heeren aanroepen? Na de grote verdrukking. Of beter nog: ín de grote verdruk-king. Zodat de vraag ook kan luiden: is de 70-ste week al aangebroken? Het gaat niet zo zeer om een datum, maar om de bekering van in elk geval, officieel, het Joodse volk. Dat is na 3,5 jaar grote verdrukking, de tweede helft van de 70-ste week van Daniël. Aan het eind daarvan zal men de Naam des Heeren aanroepen. In Jeruzalem. Dan zijn de 70 weken vervuld. Dan zal de Heer het gebed verhoren van degenen die de Naam des Heeren aanroepen. 

Maar of dat zal gebeuren in de dagen van de discipelen? Nou ja, de Heer zei tot de discipelen: “Het komt u niet toe te weten …” Waarom zij niet? Of waarom de gelovigen in het algemeen nog niet? Omdat dit afhankelijk was van of in die dagen het Joodse volk de Naam des Heeren officieel zou aanroepen. Daar gaat het in Handelingen o.a. over. Met grote nadruk. Steeds opnieuw treed het Sanhedrin ten tonele in Handelingen. Tot aan het eind aan toe als de officiële vertegenwoordiger van de Joden in Rome, de hoofdstad van de wereld in die dagen. De vraag is of zij de Naam des Heeren aanroepen in die dagen of niet? Nee, dat doen ze niet, ook niet enige decennia verder in Handelingen 28. Ongetwijfeld was het de Heer bekend wat er gebeuren zou, maar de discipelen mochten het blijkbaar niet weten. Zij zouden gewoon moeten doen wat gedaan moest worden: het Evangelie prediken, te beginnen in Jeruzalem. Of het volk tot geloof zou komen of niet, dat mochten ze niet weten. 

Een paar dagen voordat de Heer leed en stierf, stelden ze Hem gelijksoortige vragen. Toen kondigde de Heer de verwoesting van Jeruzalem aan. Volgens Zacharia 14 en Daniël 9 en verder, gaat de verwoesting van Jeruzalem ogenblikkelijk vooraf aan de verschijning van de Heer op de Olijfberg. Sinds de Heer dit uitsprak, zouden er twee van die verwoestingen zijn. Eén  in het jaar 70, en de andere moet nog komen. Maar toen de Heer sprak over verwoesting van Jeruzalem leek dat in strijd met dat de Heer bezig was Zijn Koninkrijk op te richten in Jeruzalem. En dus was de vraag, nadat de Heer zei “hier zal geen steen op steen gelaten worden”: “Zeg ons wanneer zullen deze dingen zijn?” (Matthéüs 24) Toen kwam er een lange uiteenzetting over wat er allemaal zou gebeuren, maar daaruit is niet af te leiden hoelang het nog zou duren, hoewel er wel een volgorde wordt gegeven van gebeurtenissen. Er wordt hooguit een algemene schets gegeven.”

Uitzien naar de opname van de Gemeente

In verband met de komende periode van 7 en 33 jaar (zie ook studie 7 + 33) is het eerste wat op het programma staat, althans voor de gelovigen in Christus, de “opname van de Gemeente“, met alles wat daarbij hoort. 1 Thessalonicenzen 4 : 16-18 zegt:

Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan;
Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen.
Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.

En dat doen wij, waarbij wij uitzien naar het moment dat wij onze Heer en Heiland mogen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. Dat doen wij rustig en stil, zoals lied 113 zegt: 

Hij die rustig en stil, zich steeds voegt naar Gods wil
Hem in alles vertrouw en gelooft
Die slechts hoort naar Zijn stem, zich geheel geeft aan Hem
Smaakt een vreugde, die nimmer verdooft.
Zie slechts op Hem, volg gehoorzaam Zijn stem
Blijf maar rustig vertrouwen, altijd ziende op Hem.

Amen


De 70-ste jaarweek en de 33 jaar