Aanwijzingen voor de 2000 jaar

Aanwijzingen voor de 2000 jaar in de Bijbel

Tussen de opstanding van de Here Jezus, wat ook Zijn aanstelling tot Christus (Messias) is, en het einde van de 70-ste week passeren 2000 jaar. Dit zijn “twee dagen” van 1000 jaar. Die twee dagen zijn eveneens op het letterlijk volk Israël van toepassing, dat héél vroeg op “de derde dag” tot leven zal komen.

De Bijbel leert dat opstanding van de Here Jezus plaatsvond na twee dagen (op de derde dag) (Mattheüs 16 : 21; Lukas 18 : 33) en dat héél vroeg in de ochtend (Lukas 24 : 1). De apostel Paulus stelt in zijn opsomming in 1 Korinthe 15 : 4: 

… en dat Hij is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften…

De Bijbel kondigt op diverse manieren een periode van “2” (2000) aan, verborgen in de geschiedenissen die verteld worden. Zodat gelovigen die meer willen weten over de lengte (tijdsduur) van de “5-de bedeling”, de “bedeling van de genade Gods” (Efeze 3 : 2), dat kunnen terugvinden in de Schrift. De Auteur van de Schrift heeft dat in zijn Boek verborgen, maar er tegelijkertijd ook voor gezorgd dat gelovigen het goed kunnen vinden en begrijpen.

Na drie dagen en op de derde dag

Allereerst dit: in de Bijbel blijkt “na drie dagen” en op de “derde dag” hetzelfde te zijn. Het is een kwestie van anders zeggen van wat niet anders is. Zie “Drie dagen, derde dag in de Bijbel”.

Overzicht van de “twee dagen, “de drie dagen” en “de derde dag” in de Bijbel, (statenvertaling.net):

De twee dagen (12 x)

De drie dagen in het Oude Testament (36 x)

De drie dagen in het Nieuwe Testament (19 x)

Het is steeds zo dat er op de “derde dag” het e.e.a. plaatsvindt. Consequent, en dat is voor gelovigen die de Schrift openen een duidelijke aanwijzing, zodat we niet in het ongewisse blijven over “de tijden en gelegenheden”, die God in Zijn Heilsplan heeft vastgelegd. Dat zegt Paulus ook tegen de gelovigen in Thessaloniki en daarmee ook aan iedere gelovige daarna en dus ook aan ons. 1 Thessalonicenzen 5 : 1:

Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve.

2, 20, 200, 2000 en het herstel van Israël

Het gaat in dit verband om de “2”, omdat we i.v.m. die “tijden en gelegenheden” op zoek zijn naar het moment op onze kalender van de “opstanding van het volk Israël”. Die “2” kan gerust voorzien van een 0 of zelfs meer nullen, het blijft in de Bijbel primair gaan om het eerste getal. 

Het herstel van Israël, het letterlijke volk, bestaande uit 12 stammen, oftewel de wedergeboorte van Israël (bestand PDF) is in de Bijbel nadrukkelijk verbonden aan “de 70-ste jaarweek” (zie Daniël 9). 

Aan het einde van de 70-ste jaarweek (zie o.a. studie “De Bijbelse tijdrekening”), die nog tot de “twee dagen” behoort, zal het laatste deel van een overblijfsel uit de Joden (de 2 stammen) vanuit Jeruzalem, dóór de voor die gelegenheid gespleten Olijfberg, kunnen vluchten naar “de bergen”, naar Azal (Petra). Dit gebeurt nadat men bij de vernietiging van Jeruzalem, in opperste nood en als volk, de Naam van Jehovah zal hebben aangeroepen. Vervolgens verschijnt – op de Olijfberg – de Christus, met Zijn Loon, Zijn Heerlijkheid, de Gemeente, de gelovigen uit de vijfde bedeling.

Vanuit Jeruzalem (Judea) gezien is dat het buitenland. De Bijbel leert dat Israël – als volk – in het buitenland officieel tot geloof dient te komen en dat ook zal doen. Dat zal dus héél vroeg op “derde dag” zijn, gerekend vanaf de opstanding van de Here Jezus. Ná twee dagen, direct op de “derde dag”, stemt volstrekt overeen met de opstanding van de Here Jezus. Die moet aan het allervroegste begin geweest zijn van de “derde dag”. Zie artikel “Drie dagen, derde dag in de Bijbel“.

Het overzicht van de plaatsen in de Bijbel waarin onder ander de “2” een rol als tijdsaanduiding speelt. Ik pretendeer zeker niet volledig te zijn.

1. Noach werd 100 jaar oud, twee jaar na de vloed

Noach werd twee jaar na de vloed 100 jaar oud en toen werd Arfachsad geboren. Hij is een zoon van Sem en wordt speciaal genoemd in combinatie met de 2 en de 100. 100 spreekt over ingaan in het Koninkrijk. Niet verwonderlijk, want Arfachsad werd de vader van Selach. Op 30-jarige leeftijd (30 spreekt over activiteit, actief worden) werd Selach vader van Heber. Die was de voorvader van Abraham, koning David, Jezus en daarna de Christus. Dat is de lijn waar het Koninkrijk Gods uit naar voren gekomen is.

Het gaat er hier om dat we al zo vroeg in de geschiedenis attent worden gemaakt op dat er i.v.m. “de twee” sprake is van nieuw leven, van een nieuwe situatie, van een Koninkrijk. Dat wordt ons speciaal meegedeeld, zodat het opgemerkt zou worden, als vroeg onderdeel van een hele reeks verwijzingen in Gods Heilsplan. Noach wordt later door de Here Jezus aangehaald i.v.m. met het “einde der eeuw” (“de tegenwoordige eeuw”). In Lukas 17 : 26 staat:

En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen.

“De dagen van de Zoon des mensen”, oftewel dé openbaring van de echte Erfgenaam van Adam, is nog toekomst. In Lukas 17 : 26 zijn we – aan het eind van de 33 jaar – dichtbij het moment dat de 1000 jaren, waarin de satan gebonden zal zijn, zullen aanvangen. Het gaat om het “ingaan in het Koninkrijk” door gelovigen en het juist níet ingaan van ongelovigen. Die zullen van de aarde worden weggenomen. Net zoals dat duizenden jaren eerder bij de vloed van Noach ook al is gebeurd. Dat wordt door de Here Jezus als voorbeeld aangehaald, inclusief alle omstandigheden die ook van toepassing waren in de “dagen van Noach”.

2. De 20 jaar – en de weg van drie dagen – van Jakob en Laban

In Genesis 30 gaat het om het vertrek van Jakob bij zijn oom Laban vandaan. Dit was na de geboorte van Jozef, de zoon van Rachel en Jakob. Rachel was de tweede dochter van Laban, waarvoor Jakob 7 jaar gewerkt had om haar te kunnen trouwen. Eerder had hij 7 jaar gewerkt voor de eerste dochter, Lea. Jakob wil terug naar “mijn land”, zegt hij in vers 25. Laban beseft dat hijzelf gezegend is door God via Jakob en biedt hem loon aan (vers 28 en 31). Jakob wil “door de kudde gaan” om een bepaald deel daarvan voor zichzelf uit te kiezen (vers 32-35). Daarna zou hij dat deel, dat duidelijk herkenbaar als van hem zou zijn, sterk vermenigvuldigen door vooral zijn slimme arbeid. 

In die bijzondere geschiedenis, die, na zes jaar, eindigt met de grote rijkdom van Jakob, die “brak gans zeer uit in menigte” (vers 43), wordt in vers 36 gezegd: 

En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen Jakob; en Jakob weidde de overige kudde van Laban.

Het noemen van de “weg van drie dagen” tussen Laban en Jakob is bijzonder omdat het ons bepaalt bij “Libanon”, dat is één van de namen voor Brittannië. Bij ons heet het “Albion”. Het is hetzelfde als “Laban” en betekent altijd “wit”. Overal waar in de Bijbel “Libanon” genoemd wordt, vind je die dubbele bodem. Het verwijst naar Albion en dus naar dat eiland in het westen, waar “de tempel gebouwd” zou worden.

De geschiedenis van Jakob en Laban gaat verder in Genesis 31. In vers 41 zegt Jakob:

Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest…

Na 20 jaar (na “2”), genoemd als een periode van 14 jaar (2 x 7) en 6 jaar, vertrekt Jakob dan uiteindelijk naar Kanaän, naar “zijn land”. Dat doet hij met alles wat hem dierbaar is en wat hij als loon verworven heeft. Jakob was 20 jaar “elders”, maar wel binnen de familie, alvorens hij terugkeerde, “wederom kwam” naar “zijn huis”, naar “zijn land”. In die tussentijd werd hij zeer rijk, en hij “brak in menigte uit”. Conform de beloften aan hem gedaan in Genesis 28 : 14. Dat is de geschiedenis van de droom van de ladder en de opklimmende en nederdalende (in die volgorde) engelen, de opgerichte steen en de Beth-el (Huis van God), de plaats die eerder “Luz” heette. 

3. De “twee volle jaren” van de schenker en Jozef

In Genesis 40 zijn wij bij Jozef in de gevangenis. Daar zijn ook de schenker en de bakker. Die zouden na twee dagen (op de derde dag) uit de gevangenis verlost worden. Daarbij wordt gezegd: “de drie ranken zijn drie dagen”. (vers 12)

En dan worden we in dezelfde geschiedenis normaals op een periode van “2” gewezen. Vers 23:

Doch de overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem. 

Dit is het beeld van Israëls houding ten opzichte van God. Het gevolg van dit “vergeten” is dat er twee jaren van gevangenschap, een soort “dood”, voorbijgaan. Genesis 41 : 1:

En het geschiedde ten einde van twee volle jaren

Later dacht de schenker er dus wel aan en handelde hij juist. Er staat zelfs in vers 9: “Ik gedenk heden aan mijn zonden“. Hij noemt zijn vergeten dus een “misser”, want dat betekent “zonde”. Maar dat was nádat Jozef “twee volle jaren” in de gevangenis had doorgebracht. Na die twee volle jaren, op de derde dag, was er bevrijding / verlossing. Op die derde dag begon “het nieuwe leven”, een soort opstanding. 

Jozef werd in feite de hoogste man in Egypte. Hij zegt daarover in Genesis 45 : 9: “God heeft mij tot een heer over gans Egypteland gesteld…” Zo zal het ook met het volk Israël gaan op de “derde dag”. Een gelovig Israël (12 stammen) zal door de Ware God aangesteld worden als “heer over ganse de wereld”, want Egypte is een beeld van de wereld.

De schenker, die na 2 jaar tot “herinnering” kwam, bekeerde zich, beleed zijn zonde, deed wat hij beloofd had en sprak de naam van Jozef uit. De schenker werd verhoogd tot een blijvende positie aan het hof van farao.

Een bekeerd Israël zal ook “tot herinnering” komen en na “twee jaren”, na tweeduizend jaar, de Naam van Jehovah (wat later de Here Jezus Christus blijkt te zijn) uitroepen om daarna als gelovig volk op een blijvende verhoogde positie gezet te worden.

4. Jozef biedt na twee jaren verlossing

In Genesis 45 maakt Jozef zich – in Egypte – bekend aan zijn broederen. Een zeer emotionele gebeurtenis. Zij wanen hem dood, maar hij is inmiddels koning. Vanwege grote hongersnood zijn zij naar Egypte gekomen voor voedsel, dat zij uit genade ontvangen zouden. Als de zonen van Jakob zich niet tot Jozef gewend zouden hebben, dan zouden zij sterven. Voor verlossing en zaligheid, voor leven, moest men bij Jozef zijn. 

De verzen 6 en 7 over “twee jaren” van hongersnood, het “stellen van een overblijfsel op aarde” en daarná (de “derde”) “grote verlossing” en “behoud van leven”. Dat alles uit God en door Jozef, die uiteraard een groot type is van de Here Jezus. Ook Hij zal zich nog bekend maken aan Zijn broederen en hen genade betonen; leven en meer (zaligheid) schenken. 

Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren, in welke geen ploeging noch oogst zijn zal.

Doch God heeft mij voor uw aangezicht henen gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote verlossing.

5. De doortocht van Israël door de Schelfzee

De dag van de doortocht door de Schelfzee was drie dagen (“op de derde dag”, volgens Hebreeuwse zegswijze) na de uittocht van het volk Israël (de 12 stammen) uit Egypte. Dat is de conclusie na het doornemen van Exodus 14:

9 – “en achterhaalden hen, daar zij zich gelegerd (nacht…) hadden aan de zee” (dag 1)

15 – “… Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken“. (dag 2)

20 – “… en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte den nacht“. (dag 3)

30 – “Alzo verloste de HEERE Israël aan dien dag uit de hand der Egyptenaren…”

6. Israël is drie dagen in de woestijn

Zonder water is er geen leven mogelijk. Op de derde dag na de “verlossing uit het water van de Schelfzee” vond het volk Israël, dat in de woestijn (een dorre plaats, zonder water) terecht was gekomen, het levengevende water (dat water van Mara bleek eerst bitter te zijn en door er “een hout” in te werpen moest het drinkbaar gemaakt worden). Dat water was in de twee dagen ervoor niet beschikbaar. Exodus 15 : 12:

Hierna deed Mozes de Israëlieten voortreizen van de Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en vonden geen water.

7. Israël komt na twee jaar bij Kanaän aan

Het uit Egypte verloste volk Israël verbleef 40 jaar in de woestijn, maar dat had maar 2 jaar hoeven zijn, als het volk geloofd had… Zelfs die twee jaar was al heel lang, want als men loopt is de afstand in een relatief klein aantal dagen te overbruggen. De vraag is dan waarom er eerst twee jaar voor nodig was om aan de grenzen van het beloofde land – Kanaän – te komen en daarna nog eens 38 jaar! om er in te kunnen trekken?

De uittocht uit Egypte tot de intocht in Kanaän – de woestijnreis – is 2 jaar, plus 38 jaar. Die 38 jaar later – een soort “krank” zijn,  wordt later genoemd in Johannes 5 : 5, waarbij “een zeker mens” 38 jaar “krank gelegen” had. Dat is een illustratie van en verwijzing naar ongeloof, want daar gaat het over, zo blijkt uit de context en uit Hebreeën 3 : 17-19, waar dit ook besproken wordt, maar dan door Paulus. (zie studie “De genezing van de lamme te Bethesda”).

Hier dus geen verwijzing naar “de derde dag”, maar wel naar de krankheid, het ongeloof van het volk Israël. In Johannes 5 : 14 zegt de Here Jezus tegen de genezen man, waarvan gezegd wordt dat hij in de tempel werd gevonden:

Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede.

De Here Jezus zei dit niet alleen aan de genezen man, maar over hem heen waren de woorden gericht aan het volk Israël, dat daar ter plekke bestond uit de Joden. “Zondig niet meer” betekent dat men niet langer ongelovig zou zijn. Helaas werd ook dit teken niet opgemerkt…

8. Jozua en de 3 dagen

In Jozua 1 : 11 wordt aangekondigd dat het volk Israël het land, dat de HEERE (Jehovah) hen als erfenis geven zou, op de derde dag zou ingaan, door de Jordaan heen.

Gaat door het midden des legers, en beveelt het volk, zeggende: Bereidt teerkost voor ulieden; want binnen nog drie dagen zult gijlieden over deze Jordaan gaan, dat gij ingaat, om te erven het land, hetwelk de HEERE, uw God, ulieden geeft om te beërven.

9. De twee verspieders verbergen zich drie dagen

In Jozua 2 : 16 en 22 moeten de twee verspieders zich verbergen totdat het gevaar van hun vervolgers verdwenen is. Daarna konden ze verder gaan.

En zij zeide tot hen: Gaat op het gebergte, opdat niet misschien de vervolgers u ontmoeten, en verbergt u aldaar drie dagen, totdat de vervolgers wedergekeerd zullen zijn; en gaat daarna uw weg.

Zij dan gingen heen, en kwamen op het gebergte, en bleven aldaar drie dagen, totdat de vervolgers wedergekeerd waren; want de vervolgers hadden hen op al den weg gezocht, maar niet gevonden.