Het komende herstel van het Griekse rijk. In de tijd waarin God gedurende 7 + 33 jaar de volken zal oordelen, te beginnen met de 2 stammen in het “Land des HEEREN”, zal het Griekse rijk, dat heerste van 330 v.Chr. tot ± 64 v.Chr., weer op het “toneel” staan. Het is dan weg van lang weggeweest, ruim meer dan 2000 jaar zelfs. Het Griekse rijk heerste over de Arabische wereld rondom Babel en zal dat weer doen in de toekomst.
Tot het Grieks-Macedonische rijk, kort gezegd: Griekse rijk, behoorde het gebied van Perzië (Iran), Babylonië, Assyrië (Irak), Syrië, Jordanië, Israël, Egypte, Libië, het grootste gedeelte van Klein-Azië en een klein gedeelte van Griekenland (Macedonië). De profetieën van Daniël, die in 607 v.Chr. door koning Nebukadnezar in ballingschap naar Babel werd weggevoerd vanuit Jeruzalem, wijzen ons op dat Griekse rijk. Dat zou er voor een bepaalde tijd niet zijn, maar zou weer een rol gaan spelen in “de eindtijd”.
Om dit alles goed te kunnen begrijpen, leggen we de Schriftgedeelten, de profetieën in met name het Bijbelboek Daniël, maar ook Zacharia en uiteindelijk Openbaring, naast elkaar. Het vereist enige inspanningen om het doorgronden, maar het is te doen. We beperken ons in dit artikel tot wat er omtrent het Griekse rijk, dat gestart werd door Alexander de Grote in de vierde eeuw v. Chr., in de Bijbel staat.
Het Griekse rijk in Daniël 2
In Daniël 2 mag Daniël uiteindelijk de droom uitleggen die Nebukadnezar, koning van Babel, van Godswege kreeg. Daniël mocht de “verborgenheid” onthullen. In het kader van dit onderwerp verklaart hij dit in Daniël 2 : 32, 33″
Het hoofd van dit beeld was van goed goud (1);
zijn borst en zijn armen van zilver (2);
zijn buik en zijn dijen van koper (3);
Zijn schenkelen van ijzer; zijn voeten eensdeels van ijzer, en eensdeels van leem (4).
“Schenkelen” is de benaming voor het onderbeen tussen knie en voet. Het gaat ons om nu om de derde “positie” inzake het beeld dat Nebukadnezar zag en waarvan Daniël zegt dat Nebukadnezar het “gouden hoofd” is. (Vers 38) Later blijkt dat het dan vooral gaat over de stad Babel. De koning en het koninkrijk, maar ook de hoofdstad, worden vereenzelvigd met elkaar. Vers 39:
En na u zal een ander koninkrijk opstaan, lager dan het uwe; daarna een ander, het derde koninkrijk van koper, hetwelk heersen zal over de gehele aarde.
Van het “derde koninkrijk”, dat van “koper”, wordt uitdrukkelijk gezegd dat het “heersen zal over de gehele aarde“. Zo uitdrukkelijk, en in die bewoording, wordt dat van de andere drie hier genoemde koninkrijken niet gezegd.
In Daniël 2 worden “vier koninkrijken” van “top tot teen” beschreven in één beeld van goud, zilver, koper, ijzer en “ijzer, vermengd met modderig leem” (Vers 41 en 42).
Het Griekse rijk in Daniël 7
In Daniël 7 gaat het om vier dieren, die vier rijken op aarde voorstellen:
- Leeuw, met arendsvleugelen, staande zoals een mens en met een mensenhart.
- Beer, met 3 ribben tussen zijn tanden en de opdracht veel vlees te eten.
- Luipaard, met vier vleugels en vier hoofden.
- Onbenoemd, maar wel een dier, “schrikkelijk en gruwelijk”, zeer sterk, met grote ijzeren tanden, dat “het overige” verbrijzelde en vertrad. Het had 10 hoornen.
Dat laatste “dier”, dat gezien werd in een nachtelijk visioen, was “verscheiden (anders) van al de dieren, die voor hetzelve geweest waren“. Uit de beschrijving in vers 8 van Daniël 7 blijkt waarom dat laatste dier zo anders was dan de eerste 3. Met de in vers 7 genoemde tien hoornen, die later ook in Openbaringen worden genoemd, gebeurde wat:
Ik nam acht op de hoornen, en ziet, een andere kleine hoorn kwam op tussen dezelve, en drie uit de vorige hoornen werden uitgeruktvoor denzelven; en ziet, in dienzelven hoorn waren ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen sprekende.
Er komt dus een “kleine hoorn” op, op de plaats waar drie van de tien hoornen zijn uitgerukt. D.w.z. dat de tien hoornen hun macht aan de kleine hoorn zullen geven. Die kleine hoorn heeft mensenogen en een grote mond, want “hij spreekt grote dingen”. Tegen de Allerhoogste, zo blijkt uit vers 25. In Daniël 7 wordt namelijk nog meer verteld over dit vierde “dier”. Veel meer dan over die andere drie en daarmee is het dus ook “verscheiden” van de andere dieren, net zoals dat het geen naam heeft, dat is ook een verschil. In Daniël 7 : 17 wordt verklaard waar die “vier grote dieren” voor staan:
Deze grote dieren, die vier zijn, zijn vier koningen, [die] uit de aarde opstaan zullen.
In vers 19 gaat het weer over dat vierde dier en ook dat op zich is anders dan met de andere drie dieren, want daar wordt verder niet over gesproken. De nadruk wordt duidelijk op dat vierde dier gelegd. Daar moest meer over verteld worden. In feite wordt herhaald wat al in vers 7 gezegd werd; vers 19:
Toen wenste ik naar de waarheid van het vierde dier, hetwelk verscheiden was van al de andere, zeer gruwelijk, welks tanden van ijzer waren, en zijn klauwen van koper; het at, het verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten.
In vers 7 stond ook nog dat dit vierde dier tien hoornen had. In de verzen 20-22 wordt daar (“de waarheid van het vierde dier“) meer over gezegd:
En aangaande de tien hoornen die op zijn hoofd waren, en den anderen, die opkwam, en voor denwelken drie afgevallen waren, namelijk dien hoorn, die ogen had, en een mond, die grote dingen sprak, en wiens aanzien groter was, dan van zijn metgezellen.
Ik had gezien, dat diezelve hoorn krijg voerde tegen de heiligen, en dat hij die overmocht,
Totdat de Oude van dagen kwam, en het gericht gegeven werd aan de heiligen der hoge [plaatsen], en dat de bestemde tijd kwam, dat de heiligen het Rijk bezaten.
Het gaat vooral om dat vierde dier, en nog meer op wat er op het hoofd was van dat dier, waarvan we op dit punt eigenlijk niet weten wat dat voor een dier geweest moet zijn. Die andere drie zijn bekende dieren, maar deze dan toch niet.
Het gaat dus om “de tien hoornen die op zijn hoofd waren“, maar meer nog gaat het om de hoorn die “opkwam” op de plaats waar eerst 3 van de 10 hoornen stonden. Die vielen af, staat er zonder verdere informatie. Dus op een gegeven moment waren er 7 hoornen en toen kwam er 1 kleine hoorn op en telde het hoofd van dit vierde dier dus 8 hoornen.
Die kleine hoorn “brult”, “spreekt grote dingen”) en strijdt tegen de heiligen. Hij lijkt ook te overwinnen (“dat hij die overmocht”), maar dan grijpt “de Oude van dagen” in, op de “bestemde tijd”.
In de verzen 23-26 gaat het weer over dat vierde dier, die 10 hoornen en ook over die opgekomen “kleine hoorn”, hoewel deze hier niet zo genoemd wordt. Er staat nu alleen: “een ander zal na hen opstaan“.
Hij zeide aldus: Het vierde dier zal het vierde rijk op aarde zijn, dat verscheiden zal zijn van al die rijken, en het zal de ganse aarde opeten, en het zal dezelve vertreden, en het zal ze verbrijzelen.
Belangende nu de tien hoornen: uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en een ander zal na hen opstaan; en dat zal verscheiden zijn van de vorigen, en het zal drie koningen vernederen.
En het zal woorden spreken tegen den Allerhoogste, en het zal de heiligen der hoge [plaatsen] verstoren, en het zal menen de tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in deszelfs hand overgegeven worden tot een tijd, en tijden, en een gedeelte eens tijds.
Daarna zal het gericht zitten, en men zal zijn heerschappij wegnemen, hem verdelgende en verdoende, tot het einde toe.
In Daniël 7 ligt de focus op het vierde rijk in de reeks, op de 10 koningen, en die ene koning, die drie koningen vernederen zal. Dat is uiteraard nog toekomst. De “opkomende koning” (“hoorn”), komt overeen met in Daniël 2 : 32. Uit de beschrijving van dat vierde dier in vers 6 van Daniël 7 kunnen we opmaken, omdat we inmiddels de geschiedenis van Alexander de Grote, zijn plotselinge dood en zijn opvolging door vier generaals, kennen, dat het om het Griekse rijk moet gaan.
Daarna zag ik, en ziet, er was een ander [dier], gelijk een luipaard, en het had vier vleugels eens vogels op zijn rug; ook had hetzelve dier vier hoofden, en aan hetzelve werd de heerschappij gegeven.
Het Griekse rijk in Daniël 8
In hoofdstuk 8 van Daniël is dat niet anders, hoewel in het begin ons een “ram met twee hoornen” wordt voorgesteld en verder beschreven. Dat gaat over het “Medo-Perzische rijk”, het deel van “zilver” in het beeld van Daniël 2.
In vers 5 van Daniël 8 komt er dan een “geitenbok” op “over den ganse aardbodem“, vanuit het westen en kennelijk heel snel, want hij “roerde de aarde niet aan“.
Toen ik [dit] overlegde, ziet, er kwam een geitenbok van het westen over den gansen aardbodem, en roerde de aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijken hoorn tussen zijn ogen.
Hij had kennelijk vleugels, en dat komt overeen met het derde dier in Daniël 7 : 6:
Daarna zag ik, en ziet, er was een ander [dier], gelijk een luipaard, en het had vier vleugels eens vogels op zijn rug; ook had hetzelve dier vier hoofden, en aan hetzelve werd de heerschappij gegeven.
In Daniël 7 : 6 wordt gesproken over de “vier hoofden” van dat dier. Daniël 8 : 8:
En de geitenbok maakte zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn, en er kwamen op aan deszelfs plaats vier aanzienlijke, naar de vier winden des hemels.
Het woord “hoornen” staat er niet, omdat duidelijk is dat het daarover gaat vanwege de vermelding van “die grote hoorn” eerder in het vers. Uit de beschrijving kunnen wij al opmaken dat het hier om het enorm snel opkomende Griekse rijk, aangevoerd door Alexander de Grote, moet handelen. Hij veroverde het Medo-Perzische rijk en is daarmee de “derde in lijn”, gerekend vanaf het “gouden hoofd” in Daniël 2. Na goud kwam zilver en de derde was koper. Griekenland wordt dus voorgesteld door het koper van het beeld uit Daniël 2.
In Daniël 8 wordt dat ook in klare taal gezegd. Dat gebeurt ná “de onderbreking” van de geschiedenis in vers 18. Daniël viel namelijk in een “diepe slaap”, waarna Gabriël (= “sterke man van God”) hem “aanroerde” en tegen hem zegt in vers 19:
Zie, ik zal u te kennen geven, wat er geschieden zal ten einde dezer gramschap; want ter bestemder tijd zal het einde zijn.
In vers 17, vóór die diepe slaap, had Gabriël al gezegd: “Versta, gij mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde.” We worden dus bepaald bij een onderbreking in de tijd, (dat is de tijd waarin wij de leven) “de diepe slaap” waarna we ineens in de “tijd van het einde“, oftewel de “bestemder tijd zal het einde” zijn. Maar voordat hij daar ineens naar overstapt, verklaart Daniël het volgende in 8 : 20-22:
De ram met de twee hoornen, dien gij gezien hebt, zijn de koningen der Meden en der Perzen.
Die harige bok nu, is de koning van Griekenland; en degrote hoorn, welke tussen zijn ogen is, is de eerste koning.
Dat er nu vier aan zijn plaats stonden, toen hij verbroken was; vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, doch niet met zijn kracht.
De vertelling kan niet duidelijker zijn. De Macedoniër Alexander de Grote versloeg het Medo-Perzische rijk en zo werd Griekenland het nieuwe “wereldrijk van dienst”. Maar Alexander de Grote, die begonnen was met Babel weer in orde te maken, viel plotseling weg, hij stierf – 11 juni 323 v.Chr. in Babel – toen hij nog maar 33 jaar oud was. Zijn koninkrijk, het wereldrijk Griekenland, werd verdeeld onder vier generaals: Ptolemaeüs, Kassander, Lysimachus en Seleucus. Precies zoals Daniël een paar honderd jaar daarvoor voorzegd had, inclusief dat deze vier niet de kracht van die ene hadden. Seleucus I regeerde over een deel van Syrië, Babylonië, Perzië tot aan Afghanistan en India toe.
En dan springen we een heel eind verder in de toekomst. Naar “op het laatste”, hoewel er eerst ook nog een periode zou komen die zou dienen als voorafschaduwing van wat nog later, na de wederkomst van Christus, te gebeuren staat. Dat was de periode van Antiochus Epifanes (± 170 v.Chr.).
In de Bijbel wordt Antiochus Epifanes, erfgenaam uit het koningshuis der Seleuciden (Seleucus), gerekend tot het Griekse wereldrijk. Antiochus Epifanes (de “koning van het Noorden”) was voorafschaduwing van het “beest uit de zee”, de grote vorst, die in de toekomst zal komen. Hij staat model voor een Arabische machthebber.
Dat dit alsnóg een vervulling zal hebben, blijkt uit de woorden van de Here Jezus in Mattheüs 24 : 15, die een kleine 200 jaar na Antiochus Epiphanes werden uitgesproken.
Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die [het] leest, die merke daarop!)
We blijven dus nog steeds bij dat Griekse wereldrijk, tot aan “op het laatste huns koninkrijks” (= van de vier machthebbers van het Griekse rijk ná Alexander). Daarmee zijn we nu, gerekend vanaf Antiochus Epifanes, zo’n 2200 jaar verder.
Daniël 8 : 23-25:
Doch op het laatste huns koninkrijks, als het de afvalligen op het hoogste gebracht zullen hebben, zo zal er een koning staan, stijf van aangezicht, en raadselen verstaande;
En zijn kracht zal sterk worden, doch niet door zijn kracht; en hij zal het wonderlijk verderven, en zal geluk hebben, en zal het doen; en hij zal de sterken, mitsgaders het heilige volk verderven;
En door zijn kloekheid zo zal hij de bedriegerij doen gedijen in zijn hand; en hij zal zich in zijn hart verheffen; en in stille rust zal hij er velen verderven, en zal staan tegen den Vorst der vorsten, doch hij zal zonder hand verbroken worden.
Het Griekse rijk in Daniël 10
Dit hoofdstuk is op zichzelf een onderbreking.
Daniël 10 illustreert de tijd die tussen de 69-ste en de 70-ste week gelegen is, zonder dat dit uitgelegd wordt. Die onderbreking blijkt ook uit Daniël 10 : 14, waar letterlijk staat: “in het laatste der dagen”. We worden dus weer bij die eindtijd bepaald, waarin dat Griekse rijk de heersende wereldmacht zou zijn, zo blijkt ook uit Daniël 10 : 20:
Toen zeide Hij: Weet gij, waarom dat Ik tot u gekomen ben? Doch nu zal Ik wederkeren om te strijden tegen den vorst der Perzen; en als Ik zal uitgegaan zijn, ziet, zo zal de vorst van Griekenland komen.
Het gaat hier om de wederkomst van Christus, waarbij de breuk (onderbreking) in de geschiedenis van Israël geheeld wordt. Daarná “zal de vorst van Griekenland komen“. Na de komst van de Heer op de Olijfberg krijgt Israël, en ook de volken, met die vorst over het herstelde Griekse rijk te maken.
Het Griekse rijk in Daniël 11
In Daniël 11 gaat weer het over Alexander de Grote en zijn vier opvolgers, waarvan het zuidelijke en het noordelijke rijk de belangrijkste “spelers” waren. Die worden ook genoemd in Daniël 11. Vers 3 en 4 gaan over ná de Meden en de Perzen.
Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen.
En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken, en in de vier winden des hemels verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmede hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen, dan deze.
De “koning van het noorden” en de “koning van het zuiden” zijn in de geschiedenis zonder problemen terug te vinden als behorend tot het Griekse rijk, ná de verdeling van het rijk onder de vier generaals van Alexander de Grote. (Zie studie Daniël, blz. 80)
Daarbij gaat het ook weer over Antiochus Epifanes (“de kleine hoorn”; Daniël 8 : 9), als voorafschaduwing voor het grotere dat in de eindtijd te gebeuren staat.
De geschiedenis van Antiochus Epifanes (Antiochus IV Epiphanes) vond in het verleden plaats, maar deze staat model voor de toekomst.
(Zie ook de audiostudie “De 2300 avonden morgens“)
Het Griekse rijk in Zacharia 9
Zacharia 9 : 13
Als Ik Mij Juda zal gespannen, [en] Ik Efraïm den boog zal gevuld hebben; en Ik uw kinderen, o Sion! zal verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! en u gesteld zal hebben als het zwaard van een held.
In Zacharia 9 gaat het over de uiteindelijke ondergang van de volkeren en het oprichten van het Messiaanse rijk.
De grote vijand van Israël in die dagen is “Griekenland”. In vers 5 en 6 worden eerst de steden van de Filistijnen (Palestijnen) genoemd en uiteindelijk wordt in vers 13 de naam van het rijk genoemd. “Griekenland” is niet de naam van het land op onze atlas, maar van het Grieks-Macedonische rijk uit de dagen van Alexander de Grote.
Het Griekse rijk in Openbaring 13
Openbaring 13 : 1, 2
En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van [gods] lastering.
En het beest dat ik zag, was een pardel gelijk, en zijn voeten als eens beers [voeten], en zijn mond als de mond eens [leeuws]; en de draak gaf hem zijn kracht, en zijn troon, en grote macht.
Het uit de volkerenzee opkomende beest wordt nader omschreven als een “pardel”. Dat woord is gelijk aan “luipaard” en daarover hebben we al in Daniël 7 : 6 gelezen i.v.m. met het Griekse rijk.
De voeten van het beest zijn gelijk aan die van een beer. Dit is een verwijzing naar het rijk van de Meden en de Perzen uit Daniël 7 : 5. Het beest had een mond als die van een leeuw. Dit wijst naar het rijk van Babel uit Daniël 7 : 4.
Hoewel het beest de voeten als van een beer had, en een muil als die van een leeuw, en zijn kracht had van de draak, is het gelijk aan een pardel, namelijk een luipaard. Het Griekse rijk zal weer hersteld worden, maar daarin zijn dan elementen van het rijk van de Meden en Perzen en van Babel terug te vinden.
De “draak” is de aanduiding van de duivel. (Openbaring 12 : 3, 9)
Die naam van (gods)lastering is Babel of Babylon (Grieks). Dat weten wij uit Openbaring 17.
Openbaring 13 : 3 en 12
En ik zag een van zijn hoofden als tot den dood gewond, en zijn dodelijke wonde werd genezen; en de gehele aarde verwonderde zich achter het beest.
En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen was.
Het hoofd met “zijn dodelijke wonde” gaat over het Griekse rijk. Het genezen van die wond is de herleving van een rijk dat in voorgaande tijd geweest is. Het is niet het herstel van het Romeinse rijk (het ijzer), daar dat rijk in zekere zin nooit weg is geweest. Het Griekse rijk (het koper) is wel weg geweest en dat geldt ook voor het zilver en het goud.
Niemand in de toekomst verwacht of houdt het voor mogelijk dat het Griekse Rijk zal herstellen. De mensen zullen zich erover verbazen: “… de gehele aarde verwonderde zich achter het beest aan“. Men heeft het in het verleden altijd voor onmogelijk gehouden dat het Midden-Oosten weer zo veel macht zou hebben.
Babel in Daniël 4
Babel zou herstellen en dat is af te leiden uit Daniël 4. Babel, het koninkrijk als zodanig, maar ook de stad, wordt daar uitgebeeld door een boom, die omgehakt werd. De stam en wortels van die boom zouden echter in de aarde blijven en na zeven tijden (2520 jaar) zou de boom, en dus Babel, herstellen. Dat is tot op heden nog niet gebeurd en moet dus nog gebeuren in de toekomst. Niet overdrachtelijk, maar letterlijk.
In Openbaring 18 en 19 vinden we een beschrijving van de uiteindelijke ondergang van Babel. Die beschrijving kan alleen op een letterlijk Babel slaan, want de val van Babel wordt in Jeremia 50 en 51 voorzegd. Die oudtestamentische profetieën zijn nog nooit vervuld. Dat moet nog gebeuren.
Het Griekse rijk in Openbaring 17
Wat door Daniël geprofeteerd wordt, komt in het slothoofdstuk van de Bijbel weer aan de orde. V.w.b. ons onderwerp gaan we naar Openbaring 17 : 8:
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is.
“Het beest – het Griekse rijk – was” en is niet“. Zo was het in de tijd dat Johannes het Boek Openbaring schreef. Toen was het Romeinse rijk de heersende wereldmacht en alleen daarom al kan het “was en is niet” niet op het Romeinse rijk slaan. Het gaat dus om het Griekse rijk, de geitebok, het luipaard, uit Daniël 7. Dat rijk zal zich herstellen en “het beest” zal daarover heersen.
Er zal een herstel zijn van één van “de vijf die gevallen” waren. Vanuit Daniël 8 blijkt dit het Griekse rijk te zijn, dat wederom gelegen zal zijn in het gebied van de Arabische landen. Dat rijk bindt de strijd aan met een bekeerd Israël, onder leiding van haar Messias, de “Verlosser Israëls”.
Openbaring 17 : 10, 11
En het zijn ook zeven koningen;de vijfzijn gevallen, en de één is, en de ander is nog niet gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig [tijds] blijven.
En het beest, dat was en niet is, die is ook de achtste [koning], en is uit de zeven en gaat ten verderve.
In Openbaring 17 gaat het niet om zeven (of acht) rijken, maar slechts om één rijk. Het gaat om de achtste rijk, dat uit de zeven rijken voortgekomen is. Het beest heeft kenmerken van de voorgaande zeven rijken, maar is zelf de achtste. Het beest uit de zee is niet de tien-statenbond. Hij komt daar wel uit voort, maar “het beest” is de achtste. (Zie artikel “Het tweede beest uit Openbaring 13”)
De tien-statenbond
Dan komen we nu toe aan de “tien-statenbond”, waaruit dus voortkomt: “het beest dat was en niet is, maar toch aan het einde weer opkomt”. We zijn inmiddels terecht in wat genoemd wordt “de eindtijd”, meer specifiek kort ná de wederkomst van Christus met Zijn Gemeente, aan het einde van de “70-ste week van Daniël”.
Die tien-statenbond speelt een belangrijke rol in de 33 jaar tussen de wederkomst van Christus en het “ingaan in de duizend jaren”. In Openbaring 17 : 12 worden ze genoemd:
En de tien hoornen, die gij gezien hebt, zijn tien koningen, die het koninkrijk nog niet hebben ontvangen, maar als koningenmacht ontvangen op één ure met het beest.
De tien koningen zullen hun macht ontvangen “op één ure met hetbeest“. In de Griekse grondtekst staat “één uur”. De tijd van hun macht is dus één uur. Dat kan de omschrijving van een periode zijn. De tien-statenbond zal vermoedelijk 40 jaar bestaan. Haar onder-geschiktheid aan het beest is er gedurende de laatste 33 jaar.
Aan het einde van “de tijden der heidenen” (de tijd dat Jeruzalem “vertreden zal zijn”, dus in handen van ongelovigen; Lukas 21 : 24) zal die tien-statenbond bestaan, terwijl deze geregeerd wordt door “het beest”. De tien koningen zijn tegelijk met het beest aan de macht.
De “10 hoornen” werden al veel eerder genoemd in Daniël 7 en dat was dus i.v.m. het Griekse rijk, zoals we hebben gezien. Daniël 7 : 7, 20 en 24:
Daarna zag ik in de nachtgezichten, en ziet, het vierde dier was schrikkelijk en gruwelijk, en zeer sterk; en het had grote ijzeren tanden, het at, en verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten; en het was verscheiden van al de dieren, die voor hetzelve geweest waren; en het had tien hoornen.
En aangaande de tien hoornen die op zijn hoofd waren, en den anderen, die opkwam, en voor denwelken drie afgevallen waren, namelijk dien hoorn, die ogen had, en een mond, die grote dingen sprak, en wiens aanzien groter was, dan van zijn metgezellen.
Belangende nu de tien hoornen: uit dat koninkrijk zullentien koningen opstaan, en een ander zal na hen opstaan; en dat zal verscheiden zijn van de vorigen, en het zal drie koningen vernederen.
De “tien hoornen” zijn tien koningen, die nog geen koninkrijk ontvangen hebben. In de dagen van Johannes hadden zij hun macht nog niet verkregen.
Deze tien-statenbond moest dus ná het Romeinse rijk opkomen. Daarmee zijn we weer terug bij het Griekse rijk.
Openbaring 17 : 13, 14
Dezen hebben enerlei mening, en zullen hun kracht en macht het beest overgeven.
Dezen zullen tegen het Lam krijgen, en het Lam zal hen overwinnen (want Het is een Heere der heren, en een Koning der koningen), en die met Hem zijn, de geroepenen, en uitverkorenen en gelovigen.
Dezen (de tien koningen) hebben zich verenigd in een verbond (= één mening). Zij zullen zich onderwerpen aan het beest uit de zee.
In Daniël 7 zien we hetzelfde beeld. Van de 10 koningen worden er drie vernederd, maar het blijven er wel tien. De “kleine hoorn” (Daniël 7 : 8) is gelijk aan het beest uit de zee.
Dezen (de tien koningen) zullen tegen het Lam oorlog voeren en het Lam zal hen over-winnen. Het Lam is gelijk aan de Leeuw uit de stam van Juda. Openbaring 5 : 5, 6, 12:
En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken.
En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande als geslacht, hebbende zeven hoornen, en zeven ogen; dewelke zijn de zeven geesten Gods, die uitgezonden zijn in alle landen.
Zeggende met een grote stem: Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.
Het beeld uit Daniël 2
Als het beeld, waarvan Nebukadnezar en daarmee ook de stad Babel, het gouden hoofd is, dan zijn de vier wereldrijken die uitgebeeld worden niet moeilijk aan te wijzen en te benoemen.
- Babylonische rijk (606-538 v.Chr.)
- Medo-Perziche rijk (538-330 v.Chr.)
- Griekse rijk (330 v.Chr.-64 v. Chr.)
- Romeinse rijk (vanaf 64 v. Chr.)
Omdat “ijzer” een uitbeelding is van het Romeinse rijk, gaat men er in het algemeen van uit dat er in de toekomst een herstel van het Romeinse rijk zal plaatsvinden. Dit is onjuist. Uit Daniël 8 blijkt dat er een herstel zal zijn van het Griekse rijk, met als hoofdstad Babel. Het ijzer is wel vertegenwoordigd, maar dan in de betekenis van het militaire geweld, wat zeker ook een kenmerk van het Griekse rijk van Alexander de Grote was.
Het vierde dier is een beeld van het Romeinse rijk en wordt met ijzer in verband gebracht (ijzeren tanden; Daniël 7 : 7, 19). In 7 : 19 wordt daaraan nog toegevoegd dat “het klauwen van koper” had. “Koper” heeft met het Grieks-Macedonische rijk te maken. Die verbinding van ijzer met koper is niet zo vreemd. Het Romeinse rijk heeft immers groten-deels de Griekse cultuur en godsdienst overgenomen. Ze hebben er alleen Latijnse namen aan gegeven.
De Jehovah’s Getuigen (JG) menen dat het Romeinse rijk via de Rooms-katholieke kerk, (daarom noemen ze het “Rome) tot 1914 doorgegaan is (plaatje) en dat daaruit de “tien tenen van ijzer vermengd met modderig leem” (Daniël 2 : 41-43) als zijnde de laatste wereldmacht, is voortgekomen. Dat zou dan de “zwakke” combinatie (ijzer en leem hechten niet aan elkaar) Engeland-Amerika moeten zijn.
Het wachttorengenootschap laat deze laatste wereldmacht overigens maar kort bestaan; van 1914-1918 (plaatje; ook op hun website) Waarom doen ze dat? Omdat de Jehova’s Getuigen nu eenmaal leren dat de wederkomst van Christus al geweest is … (echt waar) en dat Zijn Koninkrijk toen opgericht is, in de hemel wel te verstaan…
Ik hoop dat uit de voorgaande beschrijving duidelijk is dat de lezing van de JG naar het “rijk der fabelen” verplaatst dient te worden. De gedachte is werkelijk nergens op gestoeld, behalve dan op de eigen leringen van een aardse organisatie, die niet erkent dat Christus God is en daarom Gods Woord simpelweg niet kán begrijpen, laat staan dat men het profetisch Woord zou kunnen uitleggen aan anderen.
Naar het inmiddels goed gevulde “rijk de fabelen” kan ook het idee dat de voeten van het beeld uit Daniël 2, een beeld zijn van het hedendaagse Europa (plaatje). Men dacht, of denkt, dat dat de tien-statenbond de voortzetting van dat het Romeinse rijk zal zijn. Anderen spreken van een herstel van het Romeinse rijk. Dat kunnen ze dan wel doen, maar… de Bijbel doet dat zeker niet. Die laat er geen twijfel over bestaan dat in de tijd van Christus’ wederkomst er weer sprake zal zijn van een Grieks wereldrijk, met de in het Midden-Oosten gelegen stad Babel als hoofdstad.
De voeten van ijzer en leem behoren – althans bij dit beeld in Daniël 2 – nog steeds tot het Romeinse rijk. Het laatste rijk mag dan in eerste instantie als ijzer en leem beschreven worden, maar bij nader inzien blijkt ook het koper van het Griekse rijk aanwezig te zijn.
Dat totale beeld, van hoofd tot voeten, blijft bestaan totdat het met fatale afloop getroffen wordt door de “steen zonder handen uitgehouwen”. (Daniël 2 : 34, 45) Die betekent dat álle wereldrijken die er geweest zijn, als eenheid, aan het einde van de rit getroffen zullen worden door die Steen, “die het ijzer, koper, leem, zilver en goud vermaalde“. (Vers 45)
In vers 45 wordt eerst het ijzer genoemd, dan koper en dan pas leem. Dat is een andere volgorde. Dat betekent, dat het laatste wereldrijk niet alleen uit ijzer en leem, maar bij nader inzien óók uit koper (Griekse rijk) bestaat. Het gouden hoofd (Babel) zal ook verwoest worden. Zilver staat voor het Medo-Perzische rijk (Iran), dat ook nog een belangrijke rol in het geheel zal spelen.
Het “beest uit de zee” en de “tien-statenbond”
Hoe komt de “tien-statenbond” tot stand ten tijde dat “het beest uit de zee”, het Griekse rijk”, weer op de kaart zal staan? (Daniël 8)
We komen tot die tien-statenbond op basis van “de tien hoornen” in Daniël en in Openbaring 13 : 1 en 17 : 3, 7:
En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden entien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van [gods] lastering.
En hij bracht mij weg in een woestijn, in den geest, en ik zag een vrouw, zittende op een scharlakenrood beest, dat vol was van namen der [gods] lastering, en had zeven hoofden entien hoornen.
En de engel zeide tot mij: Waarom verwondert gij u? Ik zal u zeggen de verborgenheid der vrouw en van het beest, dat haar draagt, hetwelk de zeven hoofden heeft ende tien hoornen.
Het beest uit de zee heeft “7 hoofden en 10 hoornen” en is een weergave van de koninkrijken der aarde, de wereldrijken die er geweest zijn, gerekend vanaf Egypte tot en met het rijk van de “10 tenen” van het beeld uit Daniël 2, de tien-statenbond.
De klemtoon ligt op het zevende rijk, want er zijn zeven hoofden. De tien hoornen staan op de zevende kop, want het zevende rijk uit de reeks was het rijk met de tien hoornen (tien koningen). De “zeven hoofden” staan model voor de zeven rijken, gerekend vanaf Egypte t/m het “rijk van de 10 tenen” en dat is de tien-statenbond. Die zal in de toekomst actief zijn.
Openbaring 17 : 10
En het zijn [ook] zeven koningen; de vijf zijn gevallen, en de een is, en de ander is nog niet gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig [tijds] blijven.
Het gaat dus om zeven koninkrijken onder leiding van zeven koningen. De “zeven hoofden” zijn zowel “zeven bergen” als “zeven koningen”.
“De vijf zijn gevallen“: Dit zijn de rijken van Egypte tot en met het Griekse rijk.
“De één is“: het Romeinse rijk (in de tijd van Johannes). Dat is dus de zesde uit de reeks.
“De ander is nog niet gekomen” en wanneer hij komt (“zal gekomen zijn“), “moet hij een weinig blijven“. Dit gaat over de tien-statenbond.
“Het beest uit de zee” (de kleine hoorn), is níet de tien-statenbond.
Hij komt daar wel uit voort, maar is de achtste in deze reeks. Na de komst van de Heer op de Olijfberg krijgt Israël te maken met deze vorst (letterlijk vanuit Babel) over het herstelde Griekse rijk.
Na de “opname van de Gemeente“, de doodsteek voor de Westerse beschaving, cultuur en macht, zeker voor Amerika, keert de macht terug naar “Ismaël”, de andere tak van de familie van Abraham. Vanuit het Midden-Oosten wordt dan een rijk gesticht volgens de idealen van Nebukadnezar en Alexander de Grote.
Tien tenen van ijzer en modderig leem
Volgens Daniël 2, zal er aan het eind van “de geschiedenis der volkeren” een rijk ontstaan van tien volkeren, aangeduid als “ijzer vermengd met leem”. “Leem” (steen) is een beeld van Israël in het algemeen.
Daniël 2 : 42
En de tenen der voeten, ten dele ijzer, en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele hard zijn, en ten dele broos.
“Leem” is niet een beeld van het Joodse volk in de dagen van “de kleine hoorn”, omdat de tien (tenen, volkeren) met het Joodse volk een verbond gaan sluiten. Dan zouden het er tien plus één zijn en dat klopt dan niet.
Het leem kan echter wél een beeld zijn van de tien stammen van Israël (o.a. Amerika en Engeland).
De tien-statenbond in de Arabische wereld zal, in het herstelde Griekse rijk van Alexander de Grote, ontstaan door invloed en bemiddeling van Amerika.
Die tien stammen laten hun invloed op een of andere wijze gelden in de Arabische wereld, waardoor uiteindelijk die Arabische wereld verenigd wordt. Daar zijn we naar op weg en we zien dat dit proces alreeds gaande is.
Dit is bijzonder, want sinds de Arabische landen wéér bestaan, mede door de twee wereldoorlogen en door de aanwezigheid van aardolie, is er geprobeerd de Arabische volkeren te verenigen. Dat is lang zonder noemenswaardig succes gebleven, zo blijkt onder andere uit tal van onderlinge oorlogen. De “Verenigde Arabische Republiek”, het grote ideaal van wijlen president Nasser van Egypte, is nog steeds niet tot stand gekomen. Maar door de invloed van het leem zal het er zeker komen.
Dat “leem” kan heel goed Amerika zijn, omdat de invloed van Amerika een duidelijke zaak is. De Verenigde Staten (VS) hebben absoluut veel invloed in zowel de Arabische wereld als ook in de Joodse staat, hoewel die twee nog steeds aartsvijanden van elkaar zijn. Beiden zijn nu min of meer afhankelijk van Amerika.
De Joodse staat is absoluut afhankelijk van de VS en zou zonder de bescherming van Amerika waarschijnlijk niet eens meer bestaan. Dat gegeven blijft altijd een grote rol spelen in de betrekkingen tussen deze landen.
De invloed van Amerika zou, met of zonder militair geweld, tot gevolg kunnen hebben, dat de Arabische volkeren tot eenheid komen. Maar door de afhankelijkheid van de Joodse staat van Amerika, ligt het voor de hand dat er ook in dat geval een verbond komt tussen die verenigde Arabische staten, de “tien-statenbond”, en de Joodse staat. Die kan er dus komen kan door de invloed van het leem, ofwel door de invloed van vooral de Verenigde Staten.
Ijzer, leem en koper
IJzer, leem en koper zijn gezamenlijk de aanduiding van het laatste heidense wereldrijk. Daarbij staat het ijzer voor de hardheid van een sterke Arabische wereld. Leem staat voor de invloed van de tien stammen van Israël.
Die 10 stammen worden teruggevonden in de Angelsaksische volkeren, primair vertegenwoordigd door Groot-Brittannië en de Verenigde Staten van Noord-Amerika.
Het “ijzer” van de Arabische wereld, van de 10-statenbond, en het “leem” van de 10 stammen, zijn wel op enige wijze aan elkaar verbonden, maar mengen (binden) zich niet goed aan elkaar. In feite horen deze twee componenten niet met elkaar samen te zijn, omdat het een “ongelijke samenstelling” betreft.
Daniël 2 : 43
En dat gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem, zij zullen zich [wel] door menselijk zaad vermengen, maar zij zullen de een aan den ander niet hechten, gelijk als zich ijzer met leem niet vermengt.
Het koper in de opsomming van het ijzer, leem, koper, zilver en goud
Daniël 2 : 35a
Toen werden te zamen vermaald het ijzer, leem, koper, zilver en goud, en zij werden gelijk kaf van de dorsvloeren des zomers, en de wind nam ze weg, en er werd geen plaats voor dezelve gevonden; …
Alle wereldrijken worden te zamen vermalen. Dit houdt in dat in het laatste der dagen al die koninkrijken op één of andere wijze in het laatste koninkrijk vertegenwoordigd zullen zijn. In Daniël 7 : 12 wordt dit omschreven met deze woorden: “… want verlenging van leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe“.
De volgorde van de wereldrijken is in Daniël 2 niet steeds dezelfde. De volgorde in het visioen van vers 32 en 33 is: “goud, zilver, koper, ijzer en ijzer met leem”. In vers 34 en 35 is dat “ijzer, leem, koper, zilver en goud”. Hier is niet alleen de volgorde van ijzer en leem omgedraaid, maar de plaats van koper is ook verwisseld. Het koper staat nu tussen ijzer en leem in. Het leem, dat het laatste was in vers 33, schuift in vers 35 een plaatsje op.
In vers 45 schuift het leem nog een plaatsje op.
Daarom hebt gij gezien, dat uit den berg een steen zonder handen afgehouwen is geworden, die het ijzer, koper, leem, zilver en goud vermaalde; …
Zilver en goud zijn steeds met elkaar verbonden door het woordje “en”. Zilver en goud staan op dezelfde plaats en vormen een soort eenheid. De andere drie namen worden door elkaar genoemd. De oorspronkelijke volgorde van de wereldrijken wordt daarmee niet door elkaar gegooid. De oorspronkelijke volgorde was: goud, zilver, koper, ijzer en ijzer vermengd met leem. Het eigenaardige is, dat in de verwisseling van ijzer en leem ook koper betrokken is. Dat betekent, dat het laatste wereldrijk niet alleen uit ijzer en leem, maar bij nader inzien óók uit koper bestaat. Het rijk is ook goud. Het gouden hoofd (Babel en de stad Babel) zal ook verwoest worden. Het is ook zilver. Dat staat voor het Medo-Perzische rijk (Iran), dat ook nog een belangrijke rol in het geheel zal spelen.
Het gaat er nu om, dat de laatste fase van de wereldrijken de meeste kenmerken van ijzer, koper en leem heeft. Het is het ijzeren westerse Romeinse rijk. Het is ook leem vanwege de invloed van Israël, met name van de tien stammen. Het is ook koper en dat verwijst naar een groot rijk in het Midden-Oosten met Babel als hoofdstad. Dit rijk zal een verbond sluiten met de Joodse staat aan het begin van “de 70-ste week van Daniël”. (Daniël 9)
Wij verwachten “het Koninkrijk van de Steen”, dat de gehele aarde zal vullen. Het onver-gankelijke Koninkrijk van onze grote God en Zaligmaker, Christus Jezus. Daniël 2 : 35b:
…; maar de steen, die het beeld geslagen heeft, werd tot een groten berg, alzo dat hij de gehele aarde vervulde.
Uiteindelijk zal een Israëlitisch Koninkrijk de gehele aarde vullen. “Dat Koninkrijk zal aan geen ander volk (= Israël als Volk Gods) overgelaten worden“. Dat Koninkrijk dat zal eeuwig blijven. Dat is door God beloofd en daarom zal het ook zo gaan. Daniël 2 : 44
Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.
Nebukadnezar, de “knecht des Heeren” in die tijd, erkende dat ook. Vers 47:
De koning antwoordde Daniël en zeide: Het is de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren.
In de toekomst, met daarin het komende herstel van het Griekse rijk, zal de hele wereld hetzelfde moeten erkennen, het liefst goedschiks, maar als het niet anders kan, dan maar kwaadschiks. Want zegt Jesaja 45 : 21-25:
Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? [Wie] heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik.
Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer.
Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan, en het zal niet wederkeren: dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle tong [Mij] zal zweren.
Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk, in den HEERE zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen; maar zij zullen beschaamd worden allen, die tegen Hem ontstoken zijn.
[Maar] in den HEERE zullen gerechtvaardigd worden en zich beroemen, het ganse zaad van Israël.
Het komende herstel van het Griekse rijk – PDF
.
Pingback: Gods agenda vanaf “nu” – Bijbelschool