Aanwijzingen voor de 2000 jaar

10. De afstand van 2000 el in Jozua 3

In Jozua 3 wordt verslag gedaan van de afstand van tweeduizend ellen die het volk Israël moest bewaren tussen hen en de ark. De priesters moesten de ark op de bodem van de Jordaan zetten, op een afstand van 2000 el, vóór het volk uit. Pas daarna mocht het volk gaan lopen. Jozua 3 : 1-4

Jozua dan maakte zich des morgens vroeg op, en zij reisden van Sittim, en kwamen tot aan de Jordaan, hij en al de kinderen Israëls; en zij vernachtten aldaar, eer zij overtrokken.

En het geschiedde, dat de ambtlieden, op het einde van drie dagen, door het midden des legers gingen;

En zij geboden het volk, zeggende: Wanneer gij de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, ziet, en de Levietische priesters dezelve dragende, verreist gijlieden ook van uw plaats, en volgt haar na;

Dat er nochtans ruimte zij tussen ulieden en tussen dezelve, bij de twee duizend ellen in de maat; en nadert tot dezelve niet; opdat gij dien weg wetet, dien gij gaan zult; want gijlieden zijt door dien weg niet gegaan gisteren en eergisteren.

We worden hier overdrachtelijk gewezen op de opstanding van Jezus (Jozua / Jehoshua is Hebreeuws voor het Griekse Jezus). Dat gaat via “maakte zich des morgens vroeg op”. En vervolgens op “drie dagen”. 

Het volk Israël moest dus eerst 2000 ellen afleggen om bij de ark te komen. Ze moesten tweeduizend el lopen om de Heer te ontmoeten als Degene Die gekruist en in de dood was, uitgebeeld in de ark des verbonds, die rust op de bodem van de Jordaan. (vers 13) Vers 17 is opmerkelijk: 

Maar de priesters, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, stonden steevast op het droge, in het midden van de Jordaan; en gans Israel ging over op het droge, totdat al het volk geëindigd had door de Jordaan te trekken.

De priesters bleven tijdens de overtocht op hun plaats en in de rust, totdat “gans Israël” langs hen heen getrokken was door de Jordaan het droge land weer op.

11. Simson richtte Israël 20 jaar

Simson (een Nazireeër) is een type en een verwijzing naar de Here Jezus Christus. In Richteren 15 wordt gesproken over Simson, die in “de dagen der Filistijnen” (dat was de vijand) Israël (de 12 stammen) 20 jaar “richtte” (= leiden / richting geven). In vers 9 en 10 wordt ineens over “de mannen van Juda” gesproken, in combinatie met het “heersen van de Filistijnen” over hen. Simson wordt door 3000 mannen van Juda gevangen genomen, met 2 nieuwe touwen gebonden, en in Lechi aan de Filistijnen overgeleverd. Toen “werd de Geest des HEEREN vaardig over hem” en sloeg Simson 1000 Filistijnen dood met een “ezels-kinnebakken”, de onderkaak van een ezel. (vers 16) Dan staat er in de verzen 18-20:

Als hem nu zeer dorstte, zo riep hij tot den HEERE, en zeide: Gij hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven; zou ik dan nu van dorst sterven, en vallen in de hand dezer onbesnedenen?

Toen kloofde God de holle plaats, die in Lechi is, en er ging water uit van dezelve, en hij dronk. Toen kwam zijn geest weder, en hij werd levend. Daarom noemde hij haar naam: De fontein des aanroepers, die in Lechi is, tot op dezen dag.

En hij richtte Israël, in de dagen der Filistijnen, twintig jaren.

Simson richtte Israël 20 jaar, als onderdeel van een periode waarin de Filistijnen 40 jaar de vijand waren. “Weder levend worden”, een “kloof” en “Juda” worden in de geschiedenis van Simson aan elkaar verbonden, evenals de “20” als tijdsaanduiding van een periode dat er door Israël geleefd werd met de vijand.

In hoofdstuk 16 : 1 wordt nogmaals de aandacht gevestigd op Juda, waarmee het voorgaande versterkt wordt:

Simson nu ging heen naar Gaza; en hij zag aldaar een vrouw, die een hoer was; en hij ging tot haar in.

Simson, die naar een hoer gaat, is in deze geschiedenis de uitbeelding van de Here Jezus, Die in Zijn eerste komst gemeenschap zocht met een overspelige vrouw, namelijk met het volk Israël, het Joodse volk, de 2 stammen. (Zie Les 43 – Hosea)

12. Saul en de drie dagen

De uitverkoren Saul, wiens naam betekent “de verkozene”, is betrokken bij zoekgeraakte ezels Een ezel is beeld van een gelovig Israël en als een ezel geluid voortbrengt (een ezel balkt), dan is  dat de verkorte versie van de Naam Jehovah. Dat is “Jah”, als onderdeel van wat wij horen als “ia”. Het leuke is dat een ezel “zich in het gemeen niet twee keer stoot aan dezelfde steen”. Dat zal een gelovig overblijfsel uit Israël ook niet doen. De Steen, de Rots, is Christus. 

Saul is drie dagen lang betrokken bij ezels, moet de conclusie zijn na het lezen van 1 Samuël 9 en 10, waarbij het al bijzonder is dat de dagen in deze geschiedenis – wat verborgen – genoemd worden en te vinden zijn. Na deze 3 dagen (op de derde dag) wordt hij tot koning gezalfd. (1 Samuël 10 : 1)

13. David in Ziklag

Ziklag van Simeon wordt het eerste bezit van koning David, voordat hij in de praktijk koning was. (1 Samuël 27) Dat bezit was voor de koningen van Juda, niet voor de stam van Juda. Het was dus een kroondomein. 2 Samuël 1 : 1-3

Voorts geschiedde het na Sauls dood, als David van den slag der Amalekieten was wedergekomen, en David twee dagen te Ziklag gebleven was;

Zo geschiedde het op den derden dag, dat, ziet, uit het heirleger van Saul, een man kwam, wiens klederen gescheurd waren, en aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, als hij tot David kwam, zo viel hij ter aarde en boog zich neder.

En David zeide tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben ontkomen uit het heirleger van Israel. 

De dood van Saul – een type van de Here Jezus in Zijn eerste komst – wordt genoemd. Dat is een tijdsaanduiding. Meteen daarop krijgen we de volgende periode genoemd. David verblijft twee dagen in Ziklag, dat in het Engels de betekenis “winding”, krijgt. (zie “Simon-Simeon”) Het gaat om een bocht, een draai, een kronkel, een twist, zoals in de weg. Het spreekt over Gods Heilsplan, dat via een omweg (de Gemeente) uitgevoerd wordt. 

“Op den derde dag” wordt ook nadrukkelijk genoemd. Toen kwam “een man, wiens klederen gescheurd waren” en met aarde (as) op zijn hoofd. Dat zijn niet bepaald glorieuze omstandig-heden. Dat gaat om vernedering, onderwerping afhankelijkheid, overgave. Deze man “boog zich neder”. Hij – die “man”, een beeld van het gelovig overblijfsel uit Juda – onderwierp zich aan koning David, die een beeld is van de Here Jezus in Zijn wederkomst, als hij als Zoon (Erfgenaam) David, de Troon in Jeruzalem zal innemen.

14. Absalom

De eerste keer dat Absalom (= Vader is vrede) in combinatie met “2” genoemd wordt, is in
2 Samuël 13 : 23.

En het geschiedde, na twee volle jaren, dat Absalom, schaapsscheerders had te Baäl-hazor, dat bij Efraïm is; zo nodigde Absalom al des konings zonen.

“Ná twee volle jaren”, “schapen”, “Efraïm” (Zoon van Jozef) en “Koningszonen” (de Koning is David, uit Juda) worden hier bij elkaar gebracht. Vers 38 zegt nog:

Alzo vluchtte Absalom, en toog naar Gesur; en hij was aldaar drie jaren.

In 2 Samuël 14 zei koning David tegen Joab (= Jehovah Vader) in vers 14 dat hij de “jongeling Absalom” (in wie geen enkel gebrek was; vers 25) “weder” moet halen. Vanuit Gesur (de koning van Gesur was de schoonvader van David, door zijn dochter Maächa, die de moeder van Absalom was.) kwam Absalom naar Jeruzalem, maar de koning wilde hem niet zien. Vers 24:

En de koning zeide: Dat hij in zijn huis kere, en mijn aangezicht niet zie. Alzo keerde Absalom in zijn huis, en zag des konings aangezicht niet.

Daarna wordt verteld dat Absalom 3 zonen en 1 dochter (Thamar) krijgt, terwijl hij in Jeruzalem is en de koning niet van aangezicht tot aangezicht ziet. Hoe lang dat duurde, vertelt vers 28:

Alzo bleef Absalom twee volle jaren te Jeruzalem, dat hij des konings aangezicht niet zag.

Dan gebeurt er nog het e.e.a., maar waar het nu om gaat is, dat na die “twee volle jaren” er staat, in vers 33:

Toen ging Joab in tot den koning, en zeide het hem aan. Toen riep hij Absalom, en hij kwam tot den koning in, en boog zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde, voor des konings aangezicht; en de koning kuste Absalom.

Dat doet ons denken aan “kust de Zoon” (Psalm 2 : 12). Dan, na twee volle jaren is er gemeenschap tussen de koning en Absalom.

15. Absalom en het gewicht van 200 sikkelen

Opmerkelijk is dat in dit verslag nog een “2” wordt genoemd. Dat is in verband met het wegnemen van de sterkte, de macht, uitgebeeld in het afscheren van het haar. Haar is in de Bijbel duidelijk een beeld van macht en kracht (o.a. Simson). Dan blijkt dat Absalom eenmaal per jaar zijn hoofd schoor. Het gewicht van het afgeschoren haar was “tweehonderd sikkelen, naar des konings gewicht”. 

Het afgeschoren haar, “naar des konings gewicht”, betekent dat er een periode is dat de kracht (koningschap) van de drager van dat haar verdwenen is. Maar het komt weer terug. De verbinding met “tweehonderd” lijkt mij in dit verband niet zomaar gemaakt. In 2 Samuël 15 zegt Absalom, jaren na zijn terugkeer in Jeruzalem, tot zijn vader David:

Uw dienaar heeft namelijk een gelofte afgelegd toen ik in Gesur in Syrië woonde: Wanneer de HEERE mij werkelijk zal terugbrengen in Jeruzalem, zal ik de HEERE dienen.

In het “buitenland” deed Absalom een gelofte (Jehovah dienen), om die bij terugkeer in de Jeruzalem in te lossen. Dat zal met een hersteld (tot geloof gekomen) Israël kort ná de 70-ste jaarweek ook het geval zijn. Pas in Petra zal het volk haar Heiland (h)erkennen, nadat zij bij de Olijfberg de Naam van Jehovah aangeroepen hebben en tot bekering zijn gekomen. Zij zullen menen dat het ook Jehovah is die verschijnt. Eenmaal in Petra (dat is dan héél vroeg op de “derde dag”) zal de Here Jezus Christus Zich openbaren. Dan komt dat overblijfsel tot geloof. Daarna zal de Here Jezus Christus hen terug brengen in Jeruzalem, om Hem te dienen.

16. De drie dagen van Hizkia

2 Koningen 20. De drie dagen van Hizkia, koning over Juda (2-stammen). Hij zou op de derde dag genezen worden. Op de eerste van die drie dagen kwam Jesaja bij hem. Toen was hij in zijn dodelijke benauwdheid en zou hij sterven. De HEERE (Jehova) gaf uitkomst aan Hizkia en aan Zijn Zoon en in Hem aan de natuurlijke mens. Het resultaat is het ontvangen van leven op de derde dag. Vers 5: 

Keer weder en zeg tot Hizkia, den voorganger Mijns volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken; aan den derden dag zult gij opgaan in het huis des HEEREN;

In de eerste plaats loopt dat parallel met de dood en opstanding van de Here Jezus van Wie Hizkia een type is. Hij zou sterven, maar op de derde dag werd Hij opgewekt. In de tweede plaats wordt het van toepassing gebracht op Israël, waarvan Hizkia de koning was. De koning is nu eenmaal de personificatie van een heel volk. Het volk Israël (12 stammen) zal op “den derde dag” opgaan in het huis van de Here (Jehovah) Jezus Christus.

17. De aardbeving in de dagen van Uzzia

In Amos 1 : 1 staat dat dit visioen, deze profetie van Amos, twee jaren vóór de aardbeving in de dagen van Uzzia tot stand kwam. In Zacharia 14 : 5 wordt die aardbeving genoemd, maar verder weten we er niks van. Het is verborgen. 

Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE!

De aardbeving waar het om gaat, zal aan het eind van de 70-ste week plaatsvinden. In Openbaring 6 : 12 wordt daar over gesproken:

En ik zag, toen Het het zesde zegel geopend had, en ziet, er werd een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed.

De twee jaar daarvoor zijn de 2000 jaren van het verborgen Koninkrijk, zodat de profetie van Amos zowel een tijdsaanduiding geeft, als ook spreekt over dingen die verband houden met de roeping van de Gemeente.

18. Azal in Zacharia 14 : 5 via 1 Samuël 20 : 19

Zacharia 14 : 5 geeft nog meer prijs als het gaat om de aanduiding van een periode. Dat gaat via het noemen van de plaats Azal, ook wel bekend als Petra, de rotsstad in Jordanië. De plaats waar het gelovig overblijfsel aan het eind van de 70-ste week naar toe geleid zal worden (en a.h.w. verborgen wordt), via de door de aardbeving ontstane doorgang in de Olijfberg. Dat gaat wel via 1 Samuël 20. Dat is de geschiedenis van David en Jonathan, de broer van de vrouw van David. Vers 19 zegt:

En als gij de drie dagen zult uitgebleven zijn, kom haastig af, en ga tot die plaats, waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling; en blijf bij den steen Ezel.

Er zijn twee dagen voorbij en dan kom je op de derde dag (drie dagen) en bij de steen “Ezel”. Het is een Hebreeuwse naam. Vanaf deze plaats, waar deze steen met de naam Azal ligt, vindt de vlucht van David plaats. Die was min of meer aan het hof bij koning Saul, maar dat werd door toedoen van Saul nogal gevaarlijk voor David en dus hield hij zich enige dagen verborgen, namelijk “tot op de derde dag”. Toen kwam Jonathan, de zoon van Saul, naar deze plaats waar ze afgesproken hadden. Bij de steen Ezel kwam hij hem vertellen dat David beter kon vluchten, want als hij terug zou keren aan het hof bij Saul, zou hij gedood worden.

Azal betekent “weggaan”, “verdwijnen”. De naam Azal heeft dus te maken met een vlucht. Hier is het de vlucht van David, maar in Zacharia 14 is het de vlucht van het gelovig overblijfsel. Eigenlijk is het hier in 1 Samuël 20 ook de vlucht van het gelovig overblijfsel, want niet alleen David vlucht, maar ook anderen (400 man) vluchten met hem mee en verzamelen zich bij hem in de spelonk van Adullam. Daar ontstaat dan een klein koninkrijkje met David als koning. Die was al gezalfd, maar officieel nog geen koning, omdat Saul nog leefde. Er ontstond – buiten de legerplaats – een groep onder leiding van David. Dat is precies de betekenis van Azal. Men is gevlucht naar buiten, de stad uit en ook het land uit. 

De situatie van David en de zijnen in de spelonk van Adullam is de uitbeelding van Christus en Zijn Gemeente in deze 5e bedeling. Dat is de tijd tussen Zijn verwerping en het moment waarop Hij, als Zone Davids en als Zoon van God, officieel op aarde zal verschijnen om de troon van David in bezit te nemen. In dat verband wordt er in de Bijbel dus niet voor niets gesproken over “de derde dag”. 

19. Hosea en het levend maken van Israël

De profeet Hosea, ook wel Israëls eerste evangelist genoemd, vertelt wanneer de Here Jezus Christus Zich aan Israël openbaren zou in de toekomst. Volgens Hosea 6 : 2 ná twee dagen en dus óp de derde dag, namelijk als er twee volle dagen voorbij zijn. Op de derde dag zal Hij Israël weer levend maken. Hosea 6 : 1, 2:

Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.

Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.

Hier wordt zeer nadrukkelijk gezegd dat Israël ná twee dagen levend gemaakt zal doen worden, om voor Zijn aangezicht te leven. Als er direct daarna staat “op den derden dag”, dan is dat een versterking (nadruk) op de eerder genoemde “na twee dagen”, zodat Israël – en wij ook – daar niet over hoeven te twijfelen. (Zie ook artikel “Van Olijfberg tot Olijfberg en daarna”)